Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Maatschappij van Voorzorg bij Ziekte en Overlijden

Gegegevens

Naam Maatschappij van Voorzorg bij Ziekte en Overlijden
Plaats Arnhem
Provincie Gelderland
Aard onderling
Datum 1836-1983 (fusie)
Jaar van oprichting 1836
Bestaansduur > 50 jaar
Fusiedatum 1983
Fusieresultaat Ziekenfonds Rijn/IJsselland
Splitsingsdatum 1920
Resultaat van splitsing begrafenisafd. opgeheven.
Ziekengeld ja
Ziektekosten ja
Begrafenisgeld ja
Leden
Jaar Aantal
1840 47
1842 82
1845 200
1868 1338
1870 1639
1871 2056
1875 3575
1891 5500
1901 6703
1907 18000
1936 40123
1951 77941
1959 85000
Tekst

Maatschappij van Voorzorg bij Ziekte en Overlijden. 1836-1920 afd. begrafenis opgeheven-1983 fusie met Rijnstreek tot Algemeen Ziekenfonds Rijn- en IJsselland (6208).

Opgericht: 1836 door verschillende handwerkslieden. Johannes Roelofsen (timmerman), die zich in 1850 tot het departement richtte met het verzoek te mogen blijven voortbestaan, was een van de oprichters. Het fonds viel naar het oordeel van het departement echter niet onder het KB-leven. NA, Armwezen, inv. 984, 16 nov. 1850, 153. Onderling.

Erkenning: 1941 erkend in het kader van het Ziekenfondsenbesluit. ±1953 fusie met Ziekenhuisverplegingsfonds.

Opheffing begrafenis afdeling: Wiebes Leemans, Iets uit de geschiedenis van het levensverzekeringsbedrijf, 55, vermeldt dat er sinds 1912 geen begrafenisverzekeringen meer worden afgesloten. Volgens S. werd de afdeling begrafenis in 1920 opgeheven. Het feit, dat de instelling zich bij de Verzekeringskamer meldde lijkt dit te logenstraffen.

Voorzieningen: ziekengeld ƒ1,50, begrafenisgeld variërend naar leeftijd, waarop men lid wordt, ƒ12-35; medicijnen, arts (kinderen jonger dan 14 jaar meeverzekerd); ±1892 (reglement 1887) arts, medicijnen, ziekengeld ƒ1,50 (6 weken); begrafenisgeld 14-18 jaar ƒ17,50, boven 18 jaar ƒ35. Wordt men echter op oudere leeftijd lid dan daalt dit tot ƒ12 bij deelname tussen 55 en 60 jaar. 1901 voorzieningen hetzelfde, alleen ziekengeld voor gezinshoofd ƒ3,-, voor jonggezellen ƒ1,50; nu ook na 6 maanden lidmaatschap ƒ5,- bij bevalling.

Contributie: volgens reglement (opgestuurd in 1850) 12½ cent zomer, 10 cent winter; 1891 25 cent zomer, 20 cent winter (voor het hele gezin).

Leden: Jarenlang weigert de directie meer op te geven dan enkele financiële gegevens. 1845 200; 1868 1338. In de jaren zeventig wel opgave. 1870 1639; 1875 3575; 1891 ±5500; ±1890 en ±1894 5-10.000; 1901 6703; 1907 7000 leden (± 18000 zielen); 1936 40.123; 1951 77.941 (58.577 verplicht; 19.364 vrijwillig); 1959 85.000. Arnhemsche Courant 7.7.1842 vermeldt dat de zieken- en begrafenisbus in 1840 47; 1841 82 leden had.

Bezit: de instelling bezat in 1866 ƒ7628; in 1875 werd ƒ15.415 belegd; 1901 ƒ29.222.

Bijzonderheden: 1. ±1885 nam de kring Arnhem een bindend besluit, dat de artsen alleen voor een ziekenfonds mochten werken, waarvan de reglementen door de kring was goedgekeurd. Medisch Weekblad (1902/3) 310-1. Arts eiste wijzigingen in het reglement, fonds voerde dat door. Idem (1901/2) 355-7. Tussen 1937 en 1940 waren er opnieuw conflicten met de NMG.

Bronnen: Armverslag 1863; S. 425, 1836-1920 afd. begrafenis opgeheven; Begrafenisrapport Nut, 38; Ziekenfondsrapport Nut, 44; Fondsenenquête 601; Verhoren, 73, 83, 87; NMG-rapport, 5; Lijst departement; Verslag Verzekeringskamer 1925, 329, rubr. B; CBS 1936; Armwezen, 1832-1878, inv. 980, 22 okt. 1850, 54; idem, inv. 984, 16 nov. 1850, 153; Markus, Arnhem, 99.