Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Onderling weduwenfonds voor de burger en ambachtsman, vanaf 1828 Onderling lijfrentefonds voor gehuwden en ongehuwden uit de meer- en minvermogenden stand

Gegegevens

Naam Onderling weduwenfonds voor de burger en ambachtsman, vanaf 1828 Onderling lijfrentefonds voor gehuwden en ongehuwden uit de meer- en minvermogenden stand
Plaats 's-Hertogenbosch
Provincie Noord-Brabant
Aard onderling
Verzekering op het leven goedgekeurd volgens KB 1830/1840
Datum 1826-1860
Jaar van oprichting 1826
Jaar van opheffing 1860
Bestaansduur 30-50 jaar
Weduwegeld ja
Leden
Jaar Aantal
1827 111
1829 134
1830 104
1834 53
1835 43
1836 22
1839 26
1843 16
Tekst

Onderling weduwenfonds voor de burger en ambachtsman. 1826-vanaf 1828 geheten onderling lijfrentefonds voor gehuwden en ongehuwden uit de meer- en minvermogenden stand. 1826-1860

Directeur C.J. van Heusden, griffier bij de rechtbank in eerste aanleg. In 1834 werd het fonds verplaatst naar Breda ivm benoeming van de directeur bij de rechtbank al daar. In 1835 bleek het fonds overgenomen door J.A. van Ertrijck.

Oprichting: 16 aug. 1826 liet stadsbestuur aan Van Heusden weten dat de gouverneur van Noord Brabant geen bezwaar had tegen de oprichting van het fonds. Tarieven gebaseerd op het Weduwefonds van C.H. Heye, dat bij KB 12 sept. 1824 door de koning was goedgekeurd (805). In 1829 reglementsherziening onder invloed van de Amsterdamse ontwikkelingen. Bij die herziening gebruik gemaakt van het boek van Gs Ramakers, kostschoolhouder te Amsterdam (1826).

Opheffing: NA, Armwezen 1832-1878, 26 nov. 1860, 168: bericht van F.C. Ummels, dat het fonds is opgeheven.

Goedkeuring: Voldoet, na de nodige aanpassingen, aan de voorwaarden van het KB en wordt in 1840 goedgekeurd. De reglementsaanpassing 1836 gebaseerd op de publicatie van Lobatto.

Voorzieningen: Weduwenuitkering oorspronkelijk ƒ60-260 afhankelijk van klasse en leeftijd, na reglementswijziging 1836 van ƒ60-500 per jaar. Binnen iedere afdeling 8 leeftijdsklassen.

Leden: 1827 111 (215 aandelen, geen weduwen); 1829 134 (261 aandelen; 1 weduwe ƒ50); 1830 104 (7 weduwen ƒ678); 1834 53 (11 weduwen; ƒ1073); 1835 43; 1836 22; 1839 26 (9  weduwen; ƒ600); 1843 16 (8 weduwen ƒ550)

Bezit: 1829 waarde effecten ƒ3660; ƒ12000 nominaal op grootboek, hierbij steeds correctie doorgevoerd, waaruit blijkt dat het in feite slechts ±ƒ6400 werkelijke waarde heeft.

Uitkeringen werden vanaf 1835 gekort, wat resulteerde in halvering van het ledenbestand. Aanvankelijk alleen 2e en 3e afdeling, 1836 ook 1e. Betrof een halvering van de uitkering.

Bijzonderheden: bij armverslag over 1827 wordt opgemerkt, dat B&W de instelling nuttig achten, maar geen rechtsbasis zien hun lagere personeel te verplichten aan de instelling deel te nemen.

Volgens Almanak Noord-Brabant 1857 was F.C. Ummels `provisioneel' belast met het bestuur, C.J. van Heusden was toen commissaris.

Bronnen: S. 363=375=380 15w; opgaven weduwenfondsen armverslag NA, Armwezen 1813-1832, inv. 1799, 23 okt. 1828, 5H; inv. 1608, 24 mrt. 1828, 31A; inv. 1612, 11 mei 1828, 34A; inv. 1840, 12 sept. 1829, 26H; NA, Armwezen 1832-1878, 177, 8 jan. 1836, 74; 265, 4 dec. 1837, 141. Staatssecretarie inv. 4610 10 juli 1840, 134 (hier details administratiekosten).