Smit, Wilhelmina Carolina Benjamina (1872-1951)

 
English | Nederlands

SMIT, Wilhelmina Carolina Benjamina, vooral bekend als Carry Pothuis-Smit (geb. Amsterdam 12-2-1872 – gest. Amsterdam 30-8-1951), onderwijzeres, publiciste, politica, eerste vrouw in Eerste Kamer. Dochter van Barend Marinus Smit (1842-1918), commissionair, en Wilhelmina Carolina Benjamina van den Honert (1845-1925). Carry Smit trouwde op 29-10-1903 in Amsterdam met Samuel [Jozef] Pothuis (1873-1937), vakbondsbestuurder. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.

Carry Smit groeide op in een welgesteld burgerlijk gezin met vijf dochters. De ouders waren Nederlands-hervormd. Haar vader had een bloeiende ijzerhandel aan de Reguliersgracht in Amsterdam. Op haar dertiende ging Carry tegen de zin van haar ouders naar de kweekschool voor onderwijzeressen in Arnhem en na het behalen van haar akte werd ze onderwijzeres aan een particuliere school voor gegoede meisjes in Haarlem. In 1891 koos zij echter voor onderwijs aan een openbare school in een arbeiderswijk in Amsterdam, waar ze tot 1900 les gaf. Geïnspireerd door een spreekbeurt van Pieter Jelles Troelstra werd ze in 1898 lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Tussen 1900 en 1906 was zij verbonden aan de school van het Burgerweeshuis. Ze voerde er het vak handenarbeid in. In haar vrije tijd ging zij op huisbezoek bij vrouwen in krotwoningen.

Huwelijk en loopbaan

Al snel kreeg Carry Smit ook belangstelling voor de maatschappelijke positie van de vrouw. Zij wilde arbeidsters en arbeidersvrouwen bij de strijd voor het socialisme betrekken. Zo verzorgde zij reeds in 1900 een vrouwenrubriek in de pas opgerichte partij krant Het Volk en richtte ze een club op die scholingsavonden organiseerde voor dienstboden, sigarettenmaaksters, strijksters, arbeidsters in drukkerijen en andere vakarbeidsters. Zelf gaf zij lessen Nederlands en aardrijkskunde aan jonge arbeidsters in het diamantvak. In 1903 trouwde ze met de diamantbewerker Samuel Pothuis, een man uit een arm joods milieu die door zelfstudie was opgeklommen tot vakbondsbestuurder. Met dit huwelijk onderstreepte ze nog eens haar engagement met de arbeidersstrijd. Kennelijk wist Smit haar overtuigingen goed uit te dragen. Tot een breuk met haar familie is het bijvoorbeeld nooit gekomen. Toen de kinderen klein waren, werkte Samuel Pothuis enkele dagen per week thuis, zodat Carry Pothuis-Smit – zoals ze zich voortaan noemde – haar werkzaamheden buitenshuis kon voortzetten.

In 1905 was Carry Pothuis-Smit een van de oprichtsters van de Amsterdamse Sociaal-Democratische Vrouwenpropagandaclub. Zonder financiële steun van de partij wist deze vereniging nog datzelfde jaar een speciaal op vrouwen gericht propagandablad uit te geven: De Proletarische Vrouw (DPV). Ze werd hoofdredactrice en zou dit tot 1940 blijven. Tot 1923 was dat grotendeels vrijwilligerswerk; alleen Carry Pothuis-Smit en een administratrice kregen een kleine vergoeding. Het blad kwam twee keer per maand uit, in 1923 werd het een weekblad. Het blad besteedde veel aandacht aan het vrouwenkiesrecht, moederschapszorg, vrouwenarbeid, het antimilitarisme en – later – de gevolgen van de crisis, maar bood ook praktische wenken voor de huisvrouw, feuilletons en een bijblad voor kinderen. Het aantal abonnees liep op van zesduizend in 1920 tot boven de zestigduizend in de vroege jaren dertig. In 1940 telde het blad nog ruim dertigduizend abonnees. In de eerste oorlogsmaanden verscheen het blad als De Vrouw, maar toen Carry Pothuis-Smit in juli 1940 haar redactiewerk neerlegde om gelijkschakeling te voorkomen, hield het blad op te bestaan. Zij besloot haar afscheidsartikel in het nummer van 30 juli met de woorden ‘niet versagen, trouw bewaren’.

Naast haar werkzaamheden voor De Proletarische Vrouw bleef Carry Pothuis-Smit actief in de SDAP. Van 1919 tot 1924 zat zij voor de partij in de Amsterdamse gemeenteraad. Daar zette ze zich in voor gemeentelijke voorzieningen als badhuizen, was- en strijkinrichtingen, kinderbewaarplaatsen en consultatiebureaus. In 1920 werd zij als eerste vrouw in de Eerste Kamer gekozen. Haar aandacht ging daar vooral uit naar onderwijs, landbouw, drankbestrijding, bewapening en de positie van de vrouw. Zo pleitte zij onder andere voor betaald zwangerschapsverlof, bestreed zij de regeringsplannen ter beperking van de arbeid van de gehuwde ambtenares en hield zij ieder jaar een felle rede tegen de begroting van het Departement van Defensie. Zeventien jaar was Pothuis-Smit lid van de Eerste Kamer.

Toen de SDAP in 1937 haar antimilitaristisch standpunt verliet, was Carry Pothuis-Smit een van de belangrijkste woordvoerders van de pacifistische oppositie binnen de partij. Erna verliet ze de politiek. Als reden gaf zij op dat ze de 65-jarige leeftijd had bereikt, maar ongetwijfeld heeft teleurstelling in haar partij ook een rol hebben gespeeld. Het moet een moeilijke tijd zijn geweest, want in datzelfde jaar 1937 overleed haar man. Na de oorlog schreef zij nog enkele commentaren op de Indië-politiek van de Partij van de Arbeid voor het nieuwe blad Wij Vrouwen, maar deze werden wegens hun al te kritische toon geweigerd. Ook bleef Pothuis-Smit haar hele leven kerkelijk en religieus betrokken. Als volwassen vrouw werd ze remonstrants, ze was lid van Kerk en Vrede en voelde zich verwant met de in 1913 gevormde Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers. Enkele malen sprak zij in het Woodbrookerscentrum in Barchem en met haar man bezocht ze regelmatig bijeenkomsten van het Religieus-Socialistisch Verbond.

Gedurende haar lange politieke loopbaan schreef Pothuis-Smit honderden pamfletten en brochures voor de partij en de bond, vooral over de haar zo na aan het hart gelegen onderwerpen als vrouwenkiesrecht, geheelonthouding en antimilitarisme. Samen met haar man schreef zij in reactie op het boek Wordend huwelijk (1932) van Mathilde en Floor Wibaut een verdediging van het traditionele huwelijksleven: Zoo kan het huwelijk worden (1932). Want hoezeer zij altijd weer opkwam voor de belangen van de vrouw, dit sloot voor haar niet uit dat de vrouw in de eerste plaats een goede moeder diende te zijn. Haar laatste levensjaren wijdde ze zich aan het schrijven van kinderboeken. Op 30 augustus 1951 overleed Carry Pothuis-Smit.

Reputatie

Carry Pothuis-Smit bleef haar leven lang een vrouw van onwankelbare principes. Consequent hamerde zij op de noodzaak van speciale aandacht voor de belangen van vrouwen en de noodzaak van een eigen vrouwenorgaan. Even consequent was zij in haar strijd tegen drankmisbruik (zij was zelf geheelonthoudster) en in haar pacifisme. Bij haar dood karakteriseerde A.E. Ribbius Peletier haar als een intelligente vrouw die was gegrepen door haar geloof in het socialisme en haar eigen principes van ‘waarachtigheid’. Via de sociaal-democratische vrouwenbeweging was zij terechtgekomen in de socialistische gemeente- en landspolitiek, ‘ondanks het feit dat ze een lieve warmvoelende vrouw en moeder in haar huisgezin was’ (Het Parool, 4-9-1951). De socialistische voorman Willem Vliegen prees haar om haar werkkracht als redactrice, haar ‘feeling’ voor het politieke bedrijf en haar grote agitatorische kracht (gecit. BWSA).

Naslagwerken

Atria; BWN; BWSA; PDC.

Archivalia

Het BSDVC-archief is onderdeel van het SDAP-archief, aanwezig in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.

Publicaties

Behalve de in de tekst vermelde publicaties schreef Carrie Pothuis-Smit:

  • Van Olympe de Gouges tot Clara Zetkin. De geschiedenis van het algemeen vrouwenkiesrecht in verschillende landen (Amsterdam [1919]).
  • De verbrande pan, een verhaal uit Bergen (Amsterdam 1926).
  • De hermiet van Hoekelum (Amsterdam 1926).
  • Vertrouw de toekomst (Den Haag 1938).
  • Oorlogsdagboek van een Hollands meisje (Lochem 1946).
  • Bertie en de ezel (Lochem 1950).

Voor een overzicht van haar politieke geschriften, zie de literatuurlijst in P. Hol, Carry Pothuis-Smit.

Literatuur

  • ‘Pothuis-Smit (Carry) (Wilhelmina Carolina Benjamina)’, in Mededelingenblad van de Sociaal-historische Studiekring (1954) 5 (nov.) 7-9
  • Pieternel Hol, Carry Pothuis-Smit. Scriptie Universiteit van Amsterdam (1974).
  • Pieternel Hol en Joyce Outshoorn, ‘Carry Pothuis’, in: Aukje Holtrop red., Vrouwen rond de eeuwwisseling (Amsterdam 1979).
  • Ulla Jansz, Vrouwen ontwaakt. Driekwart eeuw sociaal-democratische vrouwenorganisatie tussen solidariteit en verzet (Amsterdam 1983).

Illustratie

Portretfoto, door Frits Lemaire, ongedateerd (Atria, Amsterdam).

Auteur: Els Kloek

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 823

laatst gewijzigd: 28/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.