© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Pauline Micheels, Dijck, Jeannette van, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Dijck [01/05/2017]
DIJCK, Jeannette van (geb. Utrecht 29-1-1925 – gest. Baarn 3-5-2009), opera-, oratorium- en liedzangeres (sopraan). Dochter van Willem Johannes Dominicus van Dijck (1899-1969), fysicus en uitvinder, en Anna Maria Huffnagel (1885-1971), fysica. Jeannette van Dijck trouwde op 23-2-1950 in Den Haag met Tonny van Duijvendijk (1919-1995), koopman. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren.
Jeannette van Dijck groeide op in Den Haag als oudste van twee dochters. Haar ouders waren beiden natuurkundige. Ze bezocht de ‘Duitsche school’ en vervolgens het Vrijzinnig Christelijk Lyceum, waar ze meezong in het schoolkoor – ze werd ingedeeld bij de alten. In de vijfde klas gymnasium besloot ze zangeres te worden en stapte ze over naar hbs A; het onderwijs in de moderne talen, nuttig voor haar zangstudie, was er beter. Volgens haar eerste zanglerares had ze een altstem, maar resultaten bleven uit. ‘Ik ben toen naar een andere zangpedagoge gegaan [Johanna Zegers de Beijl] en meteen nadat ik voorgezongen had, zei zij: “Jij bent helemaal geen alt, maar een sopraan!” Toen mocht ik een half jaar niet meer zingen, zelfs niet onder de douche. Dat alles om de stem te sparen, zodat hij weer in zijn eigen bereik terug kon groeien’ (Van Altena, 1999).
Belcanto
Johanna Zegers de Beijl wist met een gedegen belcanto-training de stem van Jeannette van Dijck in zeven jaar te ontwikkelen tot een lyrische sopraan. Hans Brandts Buys onderwees haar in muziektheorie en muziekgeschiedenis en voor het operavak nam ze lessen bij de beroemde operadirigent Lothar Wallerstein en bij de acteurs Bernard Droog en Ida Wasserman. Optreden mocht ze slechts mondjesmaat. Zo zong ze in augustus 1948 een lied van Catharina van Rennes bij de opening van de tentoonstelling ‘De Nederlandse vrouw’ in de Haagse Houtrusthallen. In februari 1950 trouwde ze met Tonny van Duijvendijk.
Jeannette van Dijck maakte in september 1953 haar operadebuut bij de Utrechtse Opera met een kleine rol in Carmen van Bizet. Als winnares van de eerder dat jaar gehouden vocalistenselectie van het Contactcentrum Nederlandse Musici gaf ze twee liederenrecitals – het eerste op 18 februari 1954 in het Haagse Diligentia en het tweede op 8 maart 1954 in de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw. Beide recitals werden op piano begeleid door Felix de Nobel en waren gewijd aan ‘Vrouwenfiguren in het Lied’. De pers vond het een verrassend debuut: ‘Vanaf nu weet men dat er in Nederland een sopraan met prachtige stemmiddelen en van uitstekende scholing te vinden is, die gedisponeerd lijkt voor deze zingende voordrachtskunst en waarschijnlijk ook voor het operavak. (…) Jeannette van Dijck is een zangeres “van de rechte stembanden gesneden”’ (De Tijd, 9-3-1954).
In oktober 1954 won Van Dijck een tweede prijs op het internationale muziekconcours in Genève en trok daarmee ook internationaal de aandacht. Een jaar later beviel zij van een zoon, waardoor haar optredens enige tijd stillagen. Maar in het seizoen 1956/1957 trad ze tweemaal op bij de Nederlandse Opera: in Carmen en in Gianni Schicchi van Puccini. Dat leverde haar in september 1957 een vast opera-engagement op als eerste lyrische sopraan. Zij gaf hieraan de voorkeur boven buitenlandse aanbiedingen omdat zij ‘als mevrouw van Duijvendijk (…) zeer aan Den Haag [is] gebonden door haar zoontje Jan’ (De Telegraaf, 24-9-1957).
In 1959 was Jeannette van Dijck door de komst van een tweede kind opnieuw een periode uit de running, maar daarna groeide ze uit tot een veelgevraagde opera- en concertzangeres. Ze trad op met vermaarde zangers en dirigenten, ook tijdens het Holland Festival, en de kritieken waren lovend. In januari 1963 zong ze de titelrol in Madam Butterfly van Puccini, waarin ze verraste ‘door haar voortreffelijke creatie’ en opviel door ‘een totale afwezigheid van egocentrie’ (Het Vrije Volk, 15-1-1963). Ook gaf ze liederenavonden, dikwijls met een eigenzinnige repertoirekeuze: ‘Een avond om met een sterretje aan te tekenen. Hij toonde aan dat er heel wat te zingen valt buiten het ijzeren repertoire’ (De Tijd, 4-4-1964).
Jeannette van Dijck bleef van 1956 tot 1965 aan de Nederlandse Opera verbonden: ‘Heel bewust heb ik geen wereldcarrière gemaakt, omwille van mijn gezin’ (Van Altena, 1999). Wel bleef ze optreden, ook in het buitenland en incidenteel zong ze opera’s zoals l’Incoronazione di Poppea van Monteverdi (onder leiding van Gustav Leonhardt) bij de Nederlandse Operastichting en Mozarts Cosí Fan Tutte (onder leiding van Günter Wand) bij de Oper von Köln. Ook soleerde ze met orkesten en gaf ze nog lang liederenrecitals.
Begin jaren zeventig traden Jeannette van Dijck en haar man toe tot de Anglicaanse Kerk. Ze waren actief lid in de Engelse kerk van Den Haag en Van Dijck zong mee in het kerkkoor. In 1995 verloor Jeannette van Dijck haar echtgenoot. Jeannette van Dijck woonde bijna haar hele leven in Den Haag. Toen ze niet meer voor zichzelf kon zorgen, verhuisde ze naar Baarn, waar haar zoon woonde. Daar stierf Jeannette van Dijck op 3 mei 2009, in de ouderdom van 84 jaar.
Betekenis
Jeannette van Dijck zong rollen in 35 opera’s, was sopraansoliste in 25 oratoria en haar liedrepertoire was groot. In 1965 werd de opname van Haydns Die Schöpfung, waarin zij de sopraansolo zong (dirigent Günter Wand), bekroond met de Grand Prix National du Disque. Ze was een breed georiënteerde zangeres die geboeid was door elke stijl, als de muziek en de tekst maar goed waren (De Tijd, 6-3-1954).
Naslagwerken
Dutch Diva’s.
Archivalia
J. van Duijvendijk, Baarn: privéarchief Jeannette van Dijck (met o.m. Publiciteitsflyer, z.j.).
Opnames
- Te Deum van Bruckner o.l.v. Matthias Büchel met de Nordwestdeutsche Philharmonie en het koor van de Städt. Musikverein Gütersloh (langspeelplaat 1965).
- Die Schöpfung (The Creation) van Haydn o.l.v. Günter Wand met het Cologne Gürzenich Orchestra & Choir (langspeelplaat 1965, cd 2004).
- Alcina van G. F. Handel o.l.v. Ferdinand Leitner met de Capella Coloniensis (langspeelplaat 1965).
- Idem (langspeelplaat 1969).
Literatuur
- Hein J. van Royen e.a. red., Historie en kroniek van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest 1888-1988, deel 2 (Zutphen 1988).
- Willem van Altena, programma liederenrecital Jeannette van Dijck, Engelse Kerk Den Haag, 15-4-1999.
Illustratie
Jeannette van Dijck in 'The old maid and the thief'. Anefo, Jac. de Nijs, 1961 (Nationaal Archief, Den Haag).
Auteur Pauline Micheels (met dank aan Jan van Duijvendijk en Eveline van Dijck)
laatst gewijzigd: 01/05/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.