Eitje, Carolina (1883-1968)

 
English | Nederlands

EITJE, Carolina (geb. Amsterdam 29-3-1883 – gest. Amsterdam 15-2-1968), historica, lerares, publiciste. Dochter van Barend Elias Eitje (1841-1916), commissionair in effecten, en Regina Polack (1846-1938). Carolina Eitje bleef ongehuwd.

Carolina Eitje werd geboren als vijfde kind van negen kinderen (vier meisjes, vijf jongens) in een orthodox-Joods gezin. Ze groeide op aan de Amsterdamse Nieuwe Keizersgracht (nr. 59). Haar ouders behoorden tot de Joodse bourgeoisie en gaven hun kinderen een gedegen algemene ontwikkeling. Daarbij hoorden ook de omgangsvormen zoals die gangbaar waren bij de niet-Joodse gegoede burgerij. Het doel was de jeugd klaar te maken voor aanpassing aan dat milieu en dat diende te gebeuren op niet-Joodse scholen. De kinderen Eitje kregen wel thuis Joodse les, maar een Joodse tongval was ten strengste verboden. Het Jiddisch werd zelfs verafschuwd: ‘Een Jiddische uitdrukking was taboe en alleen op Purim [het lotenfeest] mochten we Jiddische liedjes zingen’, aldus Carolina Eitje later over het huisgezin waarin ze opgroeide (gecit. Rijxman, 1982 , 71-73).

Carolina was een driftig kind dat zich door haar zusjes en broertjes op stang liet jagen. Rond haar vierde jaar werd ze naar een (niet-Joods) bewaarschooltje gestuurd, waar ze genoot van het lezen, schrijven, rekenen en zingen. Op zesjarige leeftijd ging zij naar de Tesselschadeschool, een openbare gemeentelijke meisjesschool voor lager onderwijs (4 klasse) aan de Plantage Muidergracht, daarna naar de (driejarige) Meisjes-H.B.S. aan de Keizersgracht. Later volgde ze een opleiding tot ‘apothekersbediende’. Na een leertijd in de apotheek van Van der Plaats in de Weesperstraat haalde ze in 1906 haar examen. In die tijd was zij verloofd met Lehman Slijper, een jongen van ‘behoorlijke familie’ (Boas 25). Maar het stel maakte veel ruzie en tenslotte kwam er een eind aan de verbintenis.

Docente geschiedenis

Rond haar dertigste begon Carolina Eitje te studeren voor haar mo-akte geschiedenis, die ze in 1917 in één keer (wat niet vanzelfsprekend was) en met hoge cijfers haalde. Met haar diploma op zak ging ze in Amsterdam voordrachten houden over Joodse geschiedenis. Deze verschenen in 1922 in boekvorm onder de titel De jeugdgeschiedenis van het oude volk. In 1924 schreef ze in het weekblad De Vrijdagavond het artikel ‘De band tussen Israël en Oranje’. Na enige tijd te hebben meegewerkt aan onderzoek in het Koninklijk Huisarchief in Den Haag werd ze docente geschiedenis aan een meisjes-hbs in het Gooi. In 1929 maakte ze, 46 jaar oud en nog altijd woonachtig bij haar moeder in het ouderlijk huis, de overstap naar de Joodsche H.B.S. aan de Amsterdamse Herengracht. Deze school was een jaar eerder opgericht en groeide snel, zeker toen er vanaf 1933 sprake was van een toevloed van Joodse vluchtelingen uit Duitsland. Naast haar onderwijstaak, die ze zeer serieus nam, gaf ze lezingen voor Joodse organisaties en schreef ze artikelen in Ha’ischa, het blad van de Joodse Vrouwenraad, het weekblad De Vrijdagavond en De Joodsche Gids. In Ha’ischa schreef zij onder meer over de rol van de vrouw tijdens Joodse hoogtijdagen en besprak ze boeken over Joodse geschiedenis. Haar artikel in het laatste nummer (Chanoekah, december 1940) droeg de titel ‘Het tijdvak van de Maccabeeën’. Daarin zette ze vraagtekens bij de in zionistische kring diep gekoesterde verheerlijking van deze ‘nationale helden’.

Tijdens de oorlog zette Carolina Eitje haar werk aan de Joodsche H.B.S. zo lang mogelijk voort. Toen de school eind mei 1943 werd opgeheven omdat de meeste leerlingen en docenten waren gedeporteerd of ondergedoken, was Carolina Eitje al ondergedoken bij haar jongste broer, die gemengd gehuwd was en vooralsnog vrijgesteld van deportatie. Kort voor het einde van de oorlog werd zij op straat gearresteerd, maar zes weken later weer vrijgelaten. Na de bevrijding bleek hoeveel familieleden er waren omgekomen. In augustus kwam het bericht dat tussen december 1944 en maart 1945 haar oudste zuster, twee broers met hun echtgenotes én de zoon van een van hen in het concentratiekamp Bergen Belsen waren bezweken. Later werd ook duidelijk dat haar oudste broer en een aantal neefjes en nichtjes waren vergast. Slechts één zuster (met man en dochter met haar gezin) en haar jongste broer (bij wie ze ondergedoken had gezeten) overleefden de oorlog.

Eind 1945 ging Carolina Eitje lesgeven bij de GICOL, de Gemeentelijke Inhaalcursus voor Ondergedoken Leerlingen. Ook gaf ze colleges in de algemene geschiedenis der Joden aan het Nederlands Israëlitisch Seminarium. In 1947 keerde ze, 64 jaar oud, terug naar de heropgerichte Joodsche H.B.S., waar ze met niet aflatende energie nog vijf jaar werkte. Ze stelde hoge eisen aan zichzelf maar ook aan haar leerlingen, die haar daar achteraf dankbaar voor waren en haar op handen droegen. Ook na haar pensionering bleef ze actief. In 1954 begon ze met het schrijven van haar memoires, maar ze kwam niet verder dan haar vroegste jeugd en de lagere school. In 1956 verscheen van haar hand de monografie Vreemdeling of burger. Voorgeschiedenis van de Joodse emancipatie, geschreven in opdracht van het Tarboethressort van de Nederlandse Zionisten Bond (NZB) en de Centrale Onderwijscommissie van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK). Volgens Henriette Boas dicteerde ze het boek aan een jonge Joodse historicus die haar daartoe ter beschikking was gesteld (p. 36).

Carolina Eitje was voor velen een vat vol tegenstrijdigheden. Enerzijds had ze rebelse trekken, anderzijds was ze iemand van een bijna burgerlijke netheid en discipline, ‘alles behalve een bohémienne’. Ze was socialiste, las De Groene, maar had ‘de typische bourgeois-skepsis voor het bevattingsvermogen van de massa’, aldus Lea Dasberg (Boas, 30) Ze leefde strikt volgens de Joodse regels, hing met hart en ziel aan alle zeden en gebruiken, maar was verre van orthodox. Zichzelf noemde ze een agnost die het godsdienstig-rationele denken verwierp, maar er niet los van kon komen (Rijxman, 1981, 64)

Carolina Eitje overleed op 15 februari 1968 in Amsterdam in de ouderdom van 84 jaar. Drie dagen later werd zij op Muiderberg begraven.

Betekenis

Carolina Eitje was een opmerkelijke vrouw in Joods Amsterdam. Voor ouderen was ze een begrip, voor jongeren een legende. Na de oorlog zette ze ongebroken haar werkzaamheden als historica voort en gold ze als een van de laatste vertegenwoordigers van het burgerlijk aristocratisch Amsterdamse Jodendom, maatschappelijk geassimileerd en geëmancipeerd, maar onwankelbaar trouw aan de religieuze tradities.

Naslagwerken

Joden in Nederland.

Archivalia

Stadsarchief Amsterdam, archief Carolina Eitje.

Werk

  • De jeugdgeschiedenis van het oude volk (Amsterdam 1922).
  • Vreemdeling of burger. Voorgeschiedenis van de Joodse emancipatie (Amsterdam 1956).
  • ‘De emancipatie als keerpunt in de Joodse geschiedenis’ in A. Schuster en L.J.C. Boucher (red.) Het jodendom in de laatste twee eeuwen (Amsterdam, 1959).

Literatuur

  • A.S. Rijxman, [zonder titel], Rambamlaria 4 (1968) maart [orgaan van de oudleerlingenvereniging van de Joodse H.B.S.].
  • Abraham S. Rijxman, ‘Een jeugd op het breukvlak van twee culturen. Schets voor memoires van Carolina Eitje’ in: Lea Dasberg en Jonathan N. Cohen red., Neveh Ya’akov. Opstellen aangeboden aan dr. Jaap Meijer ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag (Assen 1982) 63-83.
  • Henriette Boas, Bewust-joodse Nederlandse vrouwen. Veertien portretten (Kampen 1992).

Illustratie

Caroline Eitje, door Ralph Prins, 1967 (Special Collections, UB Leiden).

Auteur: Pauline Micheels

 

laatst gewijzigd: 16/10/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.