Haas, Olga Gerharda Alida de (1944-1978)

 
English | Nederlands

HAAS, Olga Gerharda Alida de (geb. Amsterdam 9-9-1944 – gest. Amsterdam 1-9-1978), balletdanseres. Dochter van Albertus Jacobus de Haas (1910-1999), bankbediende, en Gerharda Hillegonda Lambers (1909-?). Olga de Haas trouwde op 6-12-1973 in Amsterdam met Gerard Schoonewille (geb. 1947), voetballer. Dit huwelijk, dat op 25-2-1975 werd ontbonden, bleef kinderloos.

Olga de Haas groeide op in Amsterdam, als jongste van drie – ze had een broer Bert en een zus Hilegonda. Op de lagere school was Olga een goede leerling en op achtjarige leeftijd ging ze wekelijks naar ritmische gymnastiek. Op aanraden van de gymnastieklerares volgde ze lessen klassiek ballet bij Sonia Gaskell. Deze zag haar potentie en plaatste Olga vanaf haar elfde in een klasje voor getalenteerde leerlingen, waarvoor ze elke ochtend vrij kreeg van school. Vanaf die tijd stond haar leven in het teken van trainen en repeteren. In 1956 werd Olga toegelaten tot de balletopleiding van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag waar ze ook de mulo volgde. Gaskell was in die stad inmiddels artistiek leidster van het Nederlands Ballet en Olga reed bijna dagelijks met haar in de auto mee terug naar Amsterdam.

Nationale Ballet

Nadat zij haar conservatoriumopleiding had afgerond, werd de zestienjarige Olga de Haas aspirante bij het Nederlands Ballet. In 1961 ging ze mee naar Het Nationale Ballet in Amsterdam, waar Gaskell artistiek leidster was geworden. Olga’s carrière ontwikkelde zich bijzonder voorspoedig. In 1964 debuteerde zij als jongste soliste aller tijden. De Telegraaf schreef over haar optreden in La Bayadère, dat werd opgevoerd tijdens het Holland Festival: ‘Ze danste lichtvoetig als een fee en ontroerde door haar etherische persoonlijkheid’. De mooie en vrolijke Olga de Haas werd een publiekslieveling en kreeg veel aandacht in de pers. Kranten en tijdschriften presenteerden haar als de rijzende ster van Het Nationale Ballet. Ze kwam regelmatig op televisie, liep mee in modeshows en bezocht filmpremières.

Olga de Haas groeide uit tot de belangrijkste solisten van Het Nationale Ballet. Ze danste grote rollen en schitterde in de romantische balletten Het Zwanenmeer (1965) en Giselle (1966). Hoewel haar hart lag bij dit klassieke repertoire, prezen de recensenten ook haar optreden in moderne choreografieën, bijvoorbeeld in Groene Tafel van Kurt Jooss (1964). Daarnaast trad ze op in dansfilms, zoals Van tijd tot tijd (1968). De Haas reisde veelvuldig voor haar werk, en trad behalve in Nederland ook op in theaters binnen en buiten Europa.

In 1966 verliet Olga de Haas het ouderlijk huis. Korte tijd woonde ze in de Amsterdamse Kinkerbuurt, maar al spoedig ging ze samenwonen met de barkeeper Ger Ploeger. Ze stortte zich in het uitgaansleven en dronk regelmatig alcohol. Tegelijk werkte ze hard. De Haas stelde alles in het werk om haar lichaamsgewicht zo laag mogelijk te houden. Ze at nauwelijks voor een optreden: ‘Als ik te veel weeg krijgt mijn partner me niet eens meer omhoog. Ik moet zo licht mogelijk zijn, dat is het vak’ (De Telegraaf, 6-9-1978). Zo begon ze anorexia te ontwikkelen. In combinatie met de toenemende hoeveelheden alcohol die ze dronk kreeg deze eetstoornis een steeds grotere invloed op haar gezondheid. Haar prestaties op het toneel leden onder deze levensstijl. Ze oogstte niet langer louter bewondering en aan het einde van de jaren zestig moest ze accepteren dat ze niet meer de onbetwiste vedette van het gezelschap was. Zo ging de hoofdrol in Rudi van Dantzigs Romeo en Julia (1967) aan haar voorbij. Toch volgden er nog enkele hoogtepunten in haar carrière. Op 6 april 1969 vertolkte De Haas de titelrol van Giselle met Rudolf Nurejev als partner. Later dat jaar danste ze in Apollon Musagète van George Balanchine, opnieuw met Nurejev. In 1969 bereikte ze met een pas de deux met de Amerikaan Sylvester Campbell de finale van een prestigieus internationaal balletconcours voor jonge dansers in Moskou.

Anorexia en drankverslaving

In juli 1970 moest Olga de Haas een optreden afbreken doordat ze opeens haar armen niet meer kon bewegen. Datzelfde jaar kwam er een einde aan haar relatie met Ploeger. Ze belandde voor bijna een half jaar in het ziekenhuis omdat ze ‘totaal was uitgeput’ (De Telegraaf, 26-1-1971). In het begin van 1971 was zij voldoende hersteld om weer op te treden. Met Het Nationale Ballet danste ze in De wonderbaarlijke mandarijn (1971) en later in De blauwe vogel (1972) en De schone slaapster (1972). Na een reeks korte verhoudingen trouwde ze in 1973 met voetballer Gerard Schoonewille, een huwelijk dat al na zeven maanden strandde. De sensatiepers berichtte uitvoerig over haar liefdesleven, haar drankgebruik en de hongerkuren die ze zichzelf oplegde. Eind 1974 kreeg De Haas een relatie met de Amsterdamse sportarts Geert Simonsz, met wie ze tot in 1977 samenwoonde. Simonsz hielp haar meer regelmaat in haar leven te brengen, maar vanwege haar anorexia en drankverslaving belandde ze toch nog verschillende keren in het ziekenhuis.

In de zomer van 1975 danste Olga de Haas de hoofdrol in het ballet waarvoor ze eerder gepasseerd was: Romeo en Julia. Het schouwburgpubliek was tot tranen geroerd door haar vertolking en haar uitstraling werd geroemd, maar over haar techniek oordeelden de recensenten meedogenloos: ‘Deze Julia wist in de sprongen niet van de grond te komen, kon nauwelijks een been tillen, had geen controle over haar armbewegingen, stond voortdurend in wankel evenwicht op de pointes en deed de in dit ballet zo belangrijke bourrées er uitzien als een veredeld struikelen’ (de Volkskrant, 11-7-1975). In december 1975 werd De Haas opnieuw voor enkele maanden opgenomen in het ziekenhuis. Na haar ontslag begon ze weliswaar weer te trainen, maar optreden lukte niet langer. Begin 1978 verslechterde haar gezondheid snel. Ze werd maandenlang behandeld in het Wilhelminagasthuis, maar zou niet meer herstellen. Op 1 september 1978 overleed de voormalige prima ballerina Olga de Haas in de leeftijd van 33 jaar. Drie dagen later werd haar lichaam in stilte gecremeerd.

Reputatie

Olga de Haas wordt nog altijd beschouwd als een van Nederlands grootste ballerina’s. In 1980 werd een portret van haar als de witte zwanenprinses, geschilderd door Diana Vandenberg, onthuld in de eregalerij in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Rudi van Dantzig schreef ter nagedachtenis aan haar Olga de Haas. Een herinnering. De dood van De Haas heeft geleid tot een breed onderzoek naar eetstoornissen bij dansers, waardoor het taboe op dit onderwerp binnen de beroepsgroep is doorbroken.

Naslagwerken

BWN.

Literatuur

  • De Telegraaf, 10-6-1964 en 21-1-1967.
  • Het Vrije Volk, 19-8-1968 en 2-9-1968.
  • De Tijd, 15-7-1969.
  • Nieuwsblad van het Noorden, 28-1-1971.
  • De Telegraaf, 20-08-1973, 19-11-1974, 20-12-1975 en 6-9-1978.
  • Het Vrije Volk, 19-12-1980
  • R. van Dantzig, Olga de Haas. Een herinnering (Zutphen 1981).
  • L. Utrecht, Het Nationale Ballet 25 jaar. De geschiedenis van Het Nationale Ballet van 1961 tot 1986 (Amsterdam 1987).
  • De Pers, 3-9-2008.
  • De Volkskrant, 25-11-1994
  • Femke van Wiggen, Olga. Morgen dans ik weer (Amsterdam 2016) [verschenen na publicatie van dit lemma].

Illustratie

Olga de Haas, door onbekende fotograaf, 1978 (ANP Fotoarchief.

Auteur: Suzanne Loohuis

laatst gewijzigd: 03/02/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.