Mare, Catharina de (1874-1956)

 
English | Nederlands

MARE, Catharina de, vooral bekend als mevrouw Kruysveldt de Mare (geb. Amsterdam 23-12-1874 – gest. Haarlem 26-5-1956), eigenares van een modehuis. Dochter van Pieter Adrianus de Mare (1827-?), pakhuisknecht, en Sophia Catharina Staepsz (1834-1919). Catharina de Mare trouwde op 16-5-1895 in Amsterdam met Gerardus Kruysveldt (1869-1938), passementmaker. Uit dit huwelijk werden 3 dochters geboren.

Catharina groeide op in een gezin met zeven kinderen, eerst aan de Houtmankade, daarna aan de Rozenstraat in Amsterdam. Ze was de oudste dochter uit haar vaders derde huwelijk en had onderwijzeres willen worden, maar ze moest gaan werken omdat haar vader ziek werd. Na korte tijd in een bloemenzaak te hebben gewerkt kwam ze terecht in een naaiatelier. Ze trouwde op haar twintigste met Gerard Kruysveldt, passementmaker. Voortaan zou ze door het leven gaan als mevrouw Kruysveldt de Mare (ze liet het verbindingsstreepje weg). Het echtpaar Kruysveldt woonde aan de Houtmankade in Amsterdam, waar drie dochters werden geboren.

Toen de passementenzaak van haar man achteruitging – kwasten en franjes in het interieur raakten uit de mode, en hij was niet zakelijk – was Catharina Kruysveldt genoodzaakt naaiwerk aan te nemen. Een klant die verblijf hield in het Amstel Hotel was zo ingenomen met haar vermaakwerk dat zij haar naam doorgaf aan familieleden en vriendinnen. Ook contacten in de luxe modezaak Hirsch & Cie aan het Leidseplein hielpen haar verder: blouses die als ‘halfconfectie’ (geknipt maar niet genaaid) werden verkocht zette zij voor klanten passend in elkaar.

Modehuis Kruysveldt de Mare

In 1905 kon Catharina Kruysveldt-de Mare een eigen atelier beginnen aan de Spiegelgracht, dichter bij de chique buurten waar haar clientèle woonde. Terwijl haar dochters de huishouding deden, nam zij opdrachten aan. In deze begintijd reisde zij zelf het land door: ’s ochtends met twee koffers stoffen, patronen en japonnen per trein naar Enschede of Hengelo (waar rijke fabrikanten woonden), ’s avonds terug naar Amsterdam om liefst ’s nachts al aan het werk te beginnen.

In 1912 vestigde zij haar ‘gesloten huis’ op Prinsengracht 482. Veertien jaar later kocht zij een eigen pand, Keizersgracht 700. Een ‘gesloten huis’ hield in dat klanten, anders dan in een winkel, een afspraak moesten maken. Zij werden ontvangen in een ruime salon vol spiegels en draperieën, met thee en petit-fours. Voor de show van nieuwe modellen in diezelfde salon werden tweemaal per jaar gedrukte uitnodigingen verstuurd. In de ateliers (het japonnen- en mantelatelier waren volgens traditie strikt gescheiden) werkte een groeiend aantal naaisters, taillewerksters, mantelwerksters en pasdames.

Nu de klanten naar haar toe kwamen in plaats van omgekeerd, begon Kruysveldt de Mare, die geen Frans sprak, regelmatig naar Parijs te reizen om modellen te bekijken en in te kopen. Bekende couturiers gaven aan modehuizen in binnen- en buitenland licenties uit met patronen om hun modellen na te maken, met nauwkeurig voorgeschreven stoffen en fournituren. Dit maakte het voor Nederlandse vrouwen mogelijk om in Parijse couture gekleed te gaan zonder zelf op reis te hoeven gaan, en voor een iets lagere prijs dan zij in Parijs zouden hebben betaald. Mevrouw Kruysveldt de Mare was nadrukkelijk geen ontwerpster, geen ‘creatrice’. Zij vertaalde de Parijse mode voor Nederlandse vrouwen: rijke dames uit de society. Doordat op haar shows modellen te zien waren van een reeks van couturehuizen, kregen de bezoekers een ruim overzicht van wat ‘Parijs’ te bieden had. De japonnen, complets en mantels die zij aanbood waren weliswaar modieus en elegant, maar nooit buitenissig.

Modekoningin

In de jaren dertig begon Kruysveldt ook regelmatig modeshows te organiseren in Amsterdamse hotels als Americain en het Carlton Hotel. Shows elders in het land, onder meer op Kasteel Oud-Wassenaar, kasteel de Hoge Vuursche en Hotel Des Indes in Den Haag, werden met advertenties aangekondigd, en na afloop in kranten verslagen. Het viel in de crisisjaren niet mee om een modehuis als dit te handhaven in het weinig modebewuste Nederland. Kruysveldt paste kunstgrepen toe: zo ruilde zij jarenlang patronen met een Brusselse collega die ook licenties kocht. Uit advertenties blijkt dat ze in september 1932 surséance van betaling moest aanvragen. Acht Parijse modehuizen maakten in die herfst bekend dat de modellen op een aanstaande modeshow níet legaal bij hen waren gekocht. De storm woei over, het faillissement werd afgewend. Maar zoals kleinzoon Hugo Vreugdenhil later zei: haar leven lang heeft zij het ene gat met het andere gestopt.

De lotgevallen van het huis Kruysveldt de Mare in de Tweede Wereldoorlog zijn niet bekend. Na 1945 hervatte de onvermoeibare mevrouw Kruysveldt haar activiteiten. In 1948 is de naam van haar modehuis te vinden op de lijst vaste kopers van Christian Dior, die met zijn New Look de naoorlogse gloriejaren van de haute couture inluidde. De shows bij haar vijfenzeventigste verjaardag in 1950 en haar vijftigjarig jubileum in 1955 werden welwillend verslagen in de pers, al schemert wel eens door dat ook haar klantenkring aan het vergrijzen was. De inmiddels bejaarde modekoningin werd nu terzijde gestaan door een medefirmant, Van Manen. Haar kleinzoon Hugo Vreugdenhil, die als bedrijfsleider bij de zaak was betrokken, trouwde in 1951 met Theresia Werdler, die twee jaar daarvoor als naaister in het atelier was komen werken. In 1955 openden Hugo en Theresia Vreugdenhil een besloten modehuis in de Jan Luykenstraat in Amsterdam-Zuid, dat al spoedig de overgebleven klanten van zijn grootmoeder overnam. In 1956 werd de N.V. Kruysveldt de Mare opgeheven, en overleed de directrice in Haarlem.

Reputatie

Mevrouw Kruysveldt de Mare was een ‘selfmade’ modekoningin. Ze had de leefwijze van haar chique clientèle overgenomen, maar ze kon altijd nog uit de hoek komen als een Amsterdamse volksvrouw die geen blad voor de mond nam. De reputatie van haar modehuis zou later worden overvleugeld door die van de aangetrouwde kleindochter, die de vaste couturière van koningin Beatrix werd. Maar meer dan dertig jaar lang had het huis Kruysveldt de Mare een belangrijke rol gespeeld bij het vertalen van de Parijse mode voor Nederland en was het een begrip bij de dames van de Nederlandse elite.

Literatuur

  • ‘Cocktail du printemps. Kruysveldt de Mare’, Elsevier’s Weekblad, 24-1949, 17.
  • Sylvia Brandts Buys, ‘Nooit uit de zaken’, Elsevier’s Weekblad, 28-1-1950, 21.
  • Adrienne, ‘Kruysveldt in Victoria’, De Telegraaf, 2-4-1951.
  • ‘Vijftig jaar haute couture’, Algemeen Handelsblad, 14-9-1955.
  • Tosca Leenders, ‘Parade der mode’, Elsevier’s Weekblad, 24-9-1955, p. 45.
  • Dieuwke Grijpma, Kleren voor de elite. Nederlandse couturiers en hun klanten, 1882-2000 (Amsterdam 1999).
  • Annemarie den Dekker e.a., Modepaleizen in Amsterdam 1880-1960. Tent.cat. Amsterdams Historisch Museum (Amsterdam 2007).
  • Madelief Hohé, ‘Haute couture in Nederland’, in: Madelief Hohé en Georgette Koning, Voici Paris! Haute couture Tent.cat. Gemeentemuseum Den Haag (Zwolle 2010) 62-105.

Illustratie

  • Catharina Kruysveldt de Mare. Atelier J. Merkelbach, 1930 (Stadsarchief Amsterdam).

  • Cocktailjapon van zwarte tafzijde, door Catharina Kruysveldt de Mare, 1952-1953 (Rijksmuseum, Amsterdam).

Auteur: Ileen Montijn

laatst gewijzigd: 03/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.