Netten, Maria Elisabeth Geisweit van der (1871-1961)

 
English | Nederlands

NETTEN, Maria Elisabeth Henriette GEISWEIT van der (geb. Renkum 10-12-1871 – gest. Den Haag 25-3-1961), pleitbezorgster ‘moederscholen’, pedagogisch publiciste. Dochter van Cornelius Justinus Geisweit van der Netten (1842-1875), advocaat en procureur, en Wilhelmina Jacoba Henriette van den Bosch (1842-1931). Betsy van der Netten trouwde op 16-9-1893 in Driebergen met Berend Willem Theodoor Sandberg (1867-1961), advocaat en procureur. Uit dit huwelijk werden 3 kinderen geboren.

Betsy Geisweit van der Netten werd geboren in een rijke, conservatief-protestantse familie in Renkum. Toen ze drie jaar was, stierf haar vader. De moeder ging hierna terug naar Utrecht, waar ze met Betsy introk bij haar adellijke moeder (Betsy’s grootmoeder). Daar werd na vier maanden haar zusje Henriëtte Cornelia (1875-1961) geboren. Betsy en Jettie werden voornamelijk opgevoed door een gouvernante. Toen Betsy elf was, hertrouwde haar moeder met de weduwnaar Jacobus Johannes Uytwerf Sterling (1841-1892), directeur van de Nederlandsche Rijnspoorwegmaatschappij. Ze gingen wonen in diens villa aan het spoor in Driebergen, waar hij na drie jaar overleed. Betsy werd naar kostscholen in Ede en Brussel gestuurd en studeerde daarna Frans.

Moederscholen

Op de tennisbaan, in het adellijke milieu van haar moeder, ontmoette Betsy van der Netten jonkheer Willem Sandberg, een advocaat uit Amersfoort. Ze was 21 toen ze in 1893 vanuit haar moeders huis met hem trouwde. Ze kreeg twee zoons: de latere advocaat Kees (1894-1970) en de kunstzinnige Wil (1897-1984), die later directeur zou worden van het Amsterdamse Stedelijk Museum. Wil was ziekelijk, linkshandig en een stotteraar en daarmee een bron van ergernis voor zijn vader, maar zijn moeder en vooral zijn grootmoeder hadden meer oog voor zijn gevoeligheden en talenten.

In 1898, kort na de geboorte van Wil, bezocht Betsy Sandberg in Den Haag de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, in de hoop iets te leren over de opvoeding van kinderen. In een brief aan het tentoonstellingscomité uitte ze haar teleurstelling over het gebrek aan concrete, praktische informatie op dit gebied. Ze had ontdekt dat buiten Nederland ‘moederscholen’ bestonden waar opvoedkundige kennis werd overgedragen. In 1899 gaf ze op eigen kosten een pamflet uit waarin ze pleitte voor de oprichting van zulke scholen in Nederland. Hierop kwam kritiek van Jan Gunning, privaatdocent in Utrecht, die vond dat de kunst van het opvoeden in de praktijk van het leven moest worden geleerd en dat Sandberg voorbijging aan de vaderrol. Van 1900 tot 1904 zaten ze samen in de redactie van Het Kind, het eerste opvoedkundige tijdschrift van Nederland, en vanaf 1911 in het bestuur van het Nationaal Reizend Museum voor Ouders en Opvoeders. In de grotere steden organiseerde dit ‘museum’ opvoedingscursussen voor ouders in een zogeheten ‘Huis voor Ouders’ – het eerste huis ging in 1922 in Zwolle open, het tweede een jaar later in Utrecht. Intussen was echtgenoot Sandberg in 1904 griffier geworden van Provinciale Staten van Drenthe en het gezin naar Assen verhuisd. Daar beviel Betsy nog van een dochter, Miny (1906-1993).

Kinderverzorging en Opvoeding (K en O)

In 1919 was Betsy Sandberg een van de initiatiefnemers van de landelijke Vereeniging tot Bevordering van het Onderwijs in Kinderverzorging en Opvoeding (K en O), waarvan ze de eerste secretaris werd. De eerste docentenopleiding K en O startte in 1920 in Rotterdam, de tweede kort daarna in Amsterdam. De vereniging moedigde vooral gehuwde vrouwen met kinderen aan de opleiding te volgen en gaf vanaf 1925 het vakblad Kinderverzorging en Opvoeding uit, met Sandberg als redactrice. Ze woonde inmiddels in Den Haag, waar haar man in 1921 gemeentesecretaris was geworden.

In de zomer van 1925 sprak Betsy Sandberg in Lochem op een conferentie over opvoeding. Haar betoog was sterk empathisch en humanistisch gekleurd. In eerste aanleg diende het ‘richtingsbesef van het kind’ de weg te wijzen bij de opvoeding, maar opvoeders moesten ook vertrouwen op hun eigen ‘richtingsgevoel’ (gecit. Sandberg, 1955, 1, 176-182). Vanaf 1935 droeg ze deze ideeën breed uit in het maandblad Huishouding van Nu, dat ook onder de titel Helpt nu! uitkwam, eerst bij de Commissie inzake Huishoudelijke Voorlichting en daarna bij een commerciële uitgever. In het oorlogsjaar 1944 moest de uitgave van dit publieksblad worden gestaakt.

Na de bevrijding organiseerde Betsy Sandberg de heruitgave van het blad, samen met wat inmiddels de Commissie inzake Huishoudelijke Voorlichting en Gezinsleiding heette. In 1946 verscheen het eerste nummer van Ons Gezin, met onder meer Sandberg in de redactie. Zelf schreef ze essays over het leed van de afgelopen bezettingsjaren, waarin ze zich afvroeg hoe God dit allemaal had kunnen toelaten, maar ook opriep tot vergeving en tolerantie. Sandberg benoemde de problemen die de naoorlogse woningnood voor gezinsleven en opvoeding opleverde en vroeg ouders met woonruimte om kinderen van geïnterneerde NSB’ers tijdelijk in hun gezin op te nemen.

Laatste jaren

In 1951, kort voor haar tachtigste verjaardag, droeg Betsy Sandberg haar bestuurs- en redactietaken over aan het psychiatersechtpaar Koos en Olga van Andel-Ripke. In haar laatste levensjaren leidde ze retraites voor overwerkte huisvrouwen in de duinen van Bentveld bij Zandvoort, waar de Woodbrookers eveneens een conferentiecentrum hadden. Hoe thuis ze zich daar voelde, klinkt door in haar in 1955 verschenen autobiografie Het groeide, een ambitieus boek waarin ze de geschiedenis van samenleving, vrouwenbeweging en vooral ook het protestantse kerkelijke leven in de eerste helft van de twintigste eeuw samenvat. Ze besluit met een vroom vers: ‘Ik ben een zeiler op de zee van Uw genade,/ Gij hebt mij ingescheept, gij blijft altoos mijn doel’ (Sandberg, 1955, 2, 295).

Op 25 maart 1961 jaar overleed Betsy Sandberg-Geisweit van der Netten, inmiddels Officier in de Orde van Oranje-Nassau, in de ouderdom van 89 jaar thuis in Den Haag. Ze werd begraven op Oud Eik en Duinen. Haar man overleefde haar slechts vier maanden.

Reputatie

Bij haar dood herdacht de pers mevrouw Sandberg-Geisweit van der Netten vooral als oprichtster van het Museum voor Ouders en Opvoeders en de Vereniging Kinderverzorging en Opvoeding in Rotterdam. Olga van Andel-Ripke noemde haar al in 1951 de ‘stammoeder van de Nederlandse oudervoorlichting’. In haar autobiografie uit 1955 droeg Betsy Sandberg zelf het nodige bij aan deze reputatie. Ze vond dat ze steeds oog had gehad voor ‘de tekenen des tijds’. De biograaf van haar zoon Wil schetst een minder opgewekt beeld. Hij noemt haar een heerszuchtige moeder die in theorie alles over opvoeden wist, maar er in de praktijk weinig van terecht bracht.

Naslagwerken

BWN; Nederland’s Adelsboek.

Archivalia

  • Atria, Amsterdam: archief Stichting Spel- en Opvoedingsvoorlichting.
  • Nationaal Archief, Den Haag: archief familie Geisweit van der Netten 1619-1942.

Publicaties

Afgezien van diverse bijdragen in de tijdschriften Helpt nu!, Huishouding van nu, Kinderverzorging en Opvoeding en Ons Gezin:

  • Open brief aan moeders en aan allen die in kinderen belangstellen (Amersfoort 1899).
  • Het groeide. Veranderingen in de tijd waarin ik leefde. Herinneringen, 2 delen (Amsterdam 1955).

Literatuur

  • W.H. Posthumus-van der Goot, red., Van moeder op dochter. Het aandeel van de vrouw in een veranderende wereld (Leiden 1948) 298, 456, 514.
  • O. van Andel-Ripke, ‘Ontmoeting, afscheid en hernieuwde vriendschap’, Ons Gezin 6 (1951) 291-293.
  • Hilde Marx, Museum voor Ouders en Opvoeders (doctoraalscriptie Amsterdam 1984).
  • Maria Grever en Berteke Waaldijk, Feministische openbaarheid. De nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid in 1898 (Amsterdam 1998).
  • Nelleke Bakker, ‘Een vruchtbaar en bescheiden leven. Maria Sandberg-Geisweit van der Netten. Stammoeder van de Nederlandse oudervoorlichting’, Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs 15 (1999) 50-56.
  • Henk Dries, ‘Maria Sandberg-Geisweit van der Netten. Gepassioneerd, praktisch, professioneel’, in: Idem, Ouderondersteuning in de eeuw van het kind, enkele bijdragen aan een historisch perspectief (z.p. 2007) 3-9.
  • Max Arian, Zoeken en scheuren. De jonge Sandberg (Huizen 2010).

Illustratie

Betsy Geisweit van der Netten (r.) neemt felicitaties in ontvangst na afloop van de onthulling van een plaquette met haar beeltenis, door onbekende fotograaf, 1958 (Atria Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis, Amsterdam).

Auteur: Kees Kuiken

laatst gewijzigd: 25/10/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.