Simons, Cato (1878-1967)

 
English | Nederlands

SIMONS, Cato, vooral bekend als Cato Culp (geb. Groningen 24-1-1878 – gest. Amsterdam 18-4-1967), zangeres. Dochter van Elias Simons (1843-1933), banketbakker, en Helena Culp (1844-1931). Cato Culp trouwde op 10-5-1905 in Amsterdam met Martin Kempinski (1877-1926), humorist-conferencier, telepaat. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren.

Cato Simons werd geboren in een Joods gezin in Groningen, als oudste van drie kinderen. Haar vader was afkomstig uit een middenstandsmilieu – zijn vader was vleeshouwer, zelf was hij banketbakker –, haar moeder kwam uit de bekende muzikantenfamilie Culp. Zeven generaties Culp (vanaf ca 1750) brachten meer dan dertig vocalisten en muzikanten voort. Hieronder waren voorzangers in een synagoge, maar ook zangeressen, violisten, pianisten en dirigenten, onder wie Cato’s tante Emilie Culp en haar nichten Julia Culp, Betsy Rijkens-Culp en Betsy Dornay-Culp.

Goede voordracht en lieve verschijning

Toen Cato Simons nog een kind was, verhuisde het gezin naar Amsterdam. Als elfjarig Amsterdams meisje ging ze met haar beroemde tante Emilie Culp naar het theater om vóór het optreden van tante de knoopjes van haar japon dicht te knopen. Toen wist Cato al dat ze later ook zangeres wilde worden. In augustus 1896 maakte ‘Mej. Cato Simons’, achttien jaar oud, deel uit van het Tooneel-, Concert- en Operetten-gezelschap van haar oom Eduard Culp. Een jaar later werd ze actrice in het theater van de toen befaamde Van Lier. Maar Cato wilde liever een carrière als zangeres. In maart 1897 trad ze op met enkele zangnummers in Circus Carré in Amsterdam. Optredens in andere plaatsen volgden al snel, voortaan onder de artiestennaam Cato Culp. De recensies in kranten waren heel positief. De recensenten vonden dat Cato Culp een aangename stem en een goede voordracht had en bovendien een lieve verschijning was.

Cato Culp werd steeds populairder in Nederland, maar haar grote succes begon over de grens. In 1899 stond ze in Antwerpen als de voornaamste zangeres in de grote revue De Sinjorenstad lacht – Sinjorenstad is een populaire benaming van Antwerpen. Het was het begin van een prachtige internationale carrière. Zij maakte een tournee door Italië en Zuid-Frankrijk, met optredens in onder andere Rome, Napels en Nice. Cato Culp had een internationaal repertoire; ze zong haar liedjes – humoristisch repertoire, variété- en levensliedjes – altijd in de taal van het land waar zij was. Soms kreeg ze wel 23 liefdesbrieven per dag, vooral van militairen. Toen ze een van die militairen, een kapitein, op een avond ontmoette, stelde deze haar voor het toen een half jaar oude lied Ciribiribin met haar in te studeren. Cato ging daar op in en wist van het lied in Europa een groot succes te maken.

In Nederland maakte Cato Simons deel uit van de grootste kermisgezelschappen. Ook leverde ze haar bijdragen voor het kwartiertje variété in de bioscopen. Ze speelde in revues, operettes en vulde ook avonden alleen. Cato zong lachend van Ik ben niet dronken, Ik bemin, jij bemint, O, conducteurtje, wat heb je nou gedaan en Had je niet die mooie blauwe ogen. In 1903 werd er een korte film over haar gemaakt: Mejuffrouw Cato Culp, Nederlandsche soubrette. In hetzelfde jaar maakte ze haar eerste grammofoonplaten. Hierna trok ze vier jaar rond in Duitsland, waar ze de humorist-conferencier, en telepaat Martin Kempinski leerde kennen. Hij bracht mensen onder hypnose en liet hen dan allerlei opdrachten uitvoeren. Ze trouwde in 1905 met hem en beviel in 1907 van hun dochter Paula Emilie (1907-1986).

De ‘star’ van Tuschinski

Terwijl haar echtgenoot van 1915 tot 1919 in Amerika was omdat hij daar een lucratief engagement had, trad Cato Culp in Nederlandse bioscopen en variété-theaters op bij ‘specialiteiten-voorstellingen’ – shows met een keur aan zangers, clowns, acrobaten, komieken, dansers, gedresseerde dieren, revuescènes, blijspelen, buiksprekers, goochelaars, gedachtenlezers, pantomime, jongleurs. In oktober 1921 zong ze bij de opening van het Tuschinski Theater in Amsterdam. In kranten werd zij naderhand aangekondigd als ‘de “star” van het Tuschinski Theater’. Haar versie van het Fries volkslied De âlde Friezen, dat ze rond 1922 opnam, werd een van haar grote succesnummers. In 1922 en 1927 maakte zij deel uit van het cabaretgezelschap van Jean Louis Pisuisse. Op 1 januari 1926 stierf echtgenoot Martin Kempinski onverwacht in Hamburg. In hetzelfde jaar vierde Cato Culp haar dertigjarig artiestenjubileum. Op 4 juli 1927 was ze op de radio te horen. In de jaren dertig werd het stil rond Cato Culp – mogelijk trad ze nog wel in het buitenland op.

Omdat Cato Culp van Joodse afkomst was, kwam ze tijdens de Tweede Wereldoorlog terecht in kamp Westerbork. Haar huwelijk met Martin Kempinski, die indertijd de Amerikaanse nationaliteit had gekregen, redde haar het leven: ze werd door de Duitsers naar Frankrijk gestuurd, waar zij in een kamp voor Amerikaanse burgers terechtkwam en hier de oorlog overleefde. Na de bevrijding trad ze niet meer op. In 1959 werkte zij nog wel als figurante mee aan de Toon Hermans’ film Toon Hermans in Moutarde van Sonaansee. Na ruim twintig jaar trad Cato Culp op verzoek van de VARA op voor de radio, daarbij begeleid door haar dochter Paula Emilie, die pianiste was geworden – zelf was ze toen 82 jaar oud. Naar aanleiding van deze uitzending kreeg Cato Culp  tweehonderd brieven. De recensies in de kranten waren lovend. In 1961 volgde haar eerste televisieoptreden, opnieuw met dochter Paula, en begin januari 1962 werkte ze weer aan een radioprogramma mee.

Op 18 april 1967 stierf Cato Culp op 89-jarige leeftijd in De Joodse Invalide in Amsterdam, waar zij in september 1966 was opgenomen.

Reputatie

Cato Culp was in haar tijd een van de meest bekende en gewaardeerde zangeressen van Nederland. Ook in het buitenland genoot ze een grote populariteit. Boven de tachtig maakte ze nog een come-back voor radio en televisie die tot hernieuwde populariteit leidde.

Naslagwerken

Honig.

Archivalia

  • Stadsarchief Amsterdam: archief- en gezinskaarten, knipselmap.
  • NIOD, Amsterdam: knipselmap.

Opnamen

Cato Culp maakte van 1903 tot 1922 meer dan 60 opnamen, die door diverse maatschappijen op grammofoonplaten werden uitgebracht. Zie Rinus Blijleven, Voorlopige discografie van Cato Culp [niet gepubliceerd].

Literatuur

  • De Kunst, 12-5-1910, 13-12-1919, 12-6-1920 en 6-5-1922 [over Martin Kempinski].
  • ‘Cato Culp’, Het Parool, 18-6-1960.
  • ‘Cato Culp verlangt naar het feest van 85ste verjaardag’, Het Vrije Volk, 17-1-1963.
  • Jacques Klöters, Honderd jaar amusement in Nederland (Amsterdam 1987).
  • E. Schut, Geschiedenis van de Joodse Gemeenschap in de Pekela’s, 1683-1942 (Assen/Maastricht 1991).
  • Beno Hofman, Julia Culp – Wereldberoemde Groninger zangeres (Groningen 2002).

Illustratie

Cato Culp (r) met balletmeester Eli Frankly van Carré en Henriette Davids, door Harry Pot, 1961 (Nationaal Archief / Anefo).

Auteur: Martin Maas

laatst gewijzigd: 28/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.