Struik, Jantje Cornelia (1848-1908)

 
English | Nederlands

STRUIK, Jantje Cornelia, vooral bekend als De Miljoenenjuffrouw (geb. Vuren 25-7-1848 – gest. Amsterdam 21-1-1908), oplichtster en bedelares. Dochter van Aart Jansz Struik (1804-1857), metselaar, en Maria van der Vliet (1807-1874). Jantje Struik ging in 1881 in Amsterdam in ondertrouw met Anthony Hoetink, horlogemaker (1854-na 1910). Uit deze relatie werd 1 zoon geboren.

Jantje Cornelia Struik groeide op in Vuren, een dorp aan de Waal bij Gorinchem, waar haar vader als metselaar werkte. Ze was de jongste van vier. Haar vader stierf toen ze acht jaar oud was, en ook haar oudere broer en zus stierven rond die tijd. Zo bleef ze over met haar broer Gerrit (1839-?). Na de dood van de moeder, in 1874, kreeg zij als 26-jarige haar erfdeel van 25.000 gulden, een bedrag dat zij in sneltreinvaart wist uit te geven; volgens sommigen wierp zij de goudstukken zelfs uit het raam. Toen de bodem van haar kapitaal in zicht raakte, bedachten Jantje en Gerrit trucs om aan nieuw geld te komen. Geïnspireerd door haar eigen ervaringen als erfdochter liet zij in Amerikaanse tijdschriften advertenties plaatsen met een oproep dat Jantje Cornelia Struik zich moest melden omdat zij miljoenen zou erven. Op basis hiervan kreeg zij leningen los, tot wel honderdduizend gulden.

‘De Miljoenenjuffrouw’

In Gorinchem ontmoette Jantje Struik de zes jaar jongere horlogemaker Anthony Hoetink, met wie ze in Haarlem ging samenwonen. Samen met hem en haar broer zette zij de oplichterspraktijken voort. Ze stelde zich voor als erfgename van een vroegere huisvriend van haar ouders die haar een fortuin had nagelaten en liet dan een vervalste notariële akte zien. Zo wist ze veertigduizend gulden los te peuteren bij goedgelovigen, die hun voorschotten ruimschoots zouden terugverdienen maar in de praktijk nooit een stuiver zagen. In 1881 verhuisde ze met Hoetink naar Amsterdam, waar ze hun intrek namen in vier kamers en een salon van het Bible-Hotel in de Warmoesstraat. Wekelijks spendeerden ze daar duizend tot tweeduizend gulden. Aanvankelijk betaalde zij de bestellingen van luxegoederen nog wel, maar zichtzendingen werden nooit teruggestuurd – die verkocht ze via broer Gerrit door. In het hotel gingen Struik en Hoetink in ondertrouw, al werd het huwelijk nooit officieel voltrokken. Op 20 november 1881 beviel zij van een zoon, Anthonij Jan Cornelis Elias, die zijn moeders achternaam kreeg.

Jantje Struik was creatief in het mensen geld aftroggelen. Zo liet zij een ‘stand-in’ voor notaris spelen en bestelde ze telefonisch complete interieurs voor twaalf grachtenpanden die zij zogenaamd zou bezitten. Ook paaide ze geldschieters met kostbare geschenken: ze gaf hun dure sieraden en een brandkast om het toekomstige kapitaal in te bewaren. Na verloop van tijd begonnen schuldeisers aan te dringen op betaling en lieten zij beslag leggen op haar boedel in het Bible-Hotel. Dat leverde echter weinig op, want men trof slechts een mechanische zangvogel in een vergulde kooi, kinder- en dameskleding en een lege brandkast aan. In juli 1882 verhuisde Struik met haar man en zoon naar een herenhuis aan de Rotterdamse Leuvenhaven. Kort voor haar vertrek had ze nog voor meer dan een ton aan broches en ringen besteld bij een juwelier.

De juwelier stuurde zijn zoon naar Rotterdam, met de opdracht het juwelenkistje alleen tegen contante betaling aan Struik af te geven. Door hem met een smoes de kamer uit te sturen, wist ze de juwelen toch achterover te drukken. Toen de juwelierszoon zijn geld eiste, trok Struik een scheermes, waarna hij aangifte deed. Op 23 augustus werd zij in hechtenis genomen. De zaak leidde in het land tot grote sensatie. De ‘Miljoenenjuffrouw’, een verwijzing naar het totale bedrag dat zij zou hebben verduisterd, werd een dankbaar onderwerp voor revues, variétés en spotliedjes. In het Panopticum in de Amstelstraat kon het publiek haar wassen beeltenis bekijken. Tijdens de rechtszaak in Rotterdam, die op 11 juni 1883 begon, probeerde Struik haar man en broer zoveel mogelijk uit de wind te houden. Na ruim twee weken veroordeelde de rechter haar tot vijf jaar gevangenisstraf; haar man en broer bleven op vrije voeten wegens gebrek aan bewijs. Appèl mocht niet baten, want het Hof bevestigde de uitspraak.

Jantje Struik zat haar straf uit in de gevangenis in Den Haag en – vanaf 1884 – in Den Bosch, waar ze kennismaakte met de eveneens veroordeelde Christina Goedvolk, de vrouw van Jut. In 1887 zat ze in de gevangenis van Gorinchem en een jaar later kwam ze vrij. Hoetink was intussen met een andere vrouw getrouwd. Struik verhuisde naar Apeldoorn, waar ook haar broer woonde. In 1891 begon ze daar een kroeg, maar vanwege het schenken van sterke drank zonder vergunning kreeg ze een geldboete en twee weken gevangenisstraf. Een jaar later opende Struik in Rotterdam een koffiehuis in de Nadorststraat. Het bier was er prijzig, want de bezoekers mochten de beroemde oplichtster in het ‘aangezicht’ aanschouwen (De Grondwet, 5-7-1892). Ook in andere horecagelegenheden en op een plezierboot vertelde Struik over haar criminele verleden.

In 1893 woonde Jantje Struik op kamers in de Amsterdamse Pijp. Ze was buffetjuffrouw in de Dwaaltuin bij het Vondelpark, waar ze tegen betaling haar verhaal als oplichtster vertelde. In 1895 had ze samen met Goedvolk een eigen bierhuis in Duivelseiland, een buurtje vlakbij de Pijp. Volgens de krant leidden ze daar ‘een genoeglijk leventje, waarbij de jeneverkruik een belangrijke rol speelde’ en dansten ze ’s nachts half ontkleed in het voorhuis (Middelburgsche Courant, 6-10-1900). Wegens brandgevaar werd hun kroeg gesloten en rond 1900 raakte Struik aan nog lager wal. Haar zoon was vertrokken naar Nijmegen en later naar Zutphen, waar hij pakhuisknecht werd. Struik leidde een zwervend bestaan rond de Dam en het Singel; slapen deed ze in bedelaarslogementen. Het kromgebogen vrouwtje met haar zwarte muts en omslagdoek bedelde haar geld bijeen, verkocht luciferdoosjes en liet zich glimlachend fotograferen. In 1902 belandde zij in het ziekenhuis: volgens de Sumatra Post (14-5-1902) was zij zelfs gestorven, ‘door niemand beweend en door iedereen vergeten’. Dat bericht was onjuist, maar zes jaar later zakte zij op straat ineen en kwam zij opnieuw in het Binnengasthuis terecht. In de nacht van 20 op 21 januari 1908 overleed de 59-jarige Jantje Struik. Ze kreeg een armenbegrafenis.

Reputatie

Ook na haar dood kon de Nederlandse pers geen genoeg krijgen van Struik. Oplichtsters in binnen- en buitenland werden ‘een tweede Jannetje Struik’ genoemd en haar wassen beeld bleef te bezichtigen in het Panopticum, totdat deze attractie in 1919 de deuren sloot. Daarna verdween ook de belangstelling voor de ‘Miljoenenjuffrouw’, al bleef haar levensverhaal daarna opduiken in publicaties over bijzondere Amsterdamse straatfiguren. Nog decennialang bleef ‘miljoenenjuffrouw’ een begrip ter aanduiding van oplichtsters.

Archivalia

  • Vuren: Geboorteakte, 25-7-1848.
  • Stadsarchief Amsterdam: Gezinskaart Jantje Cornelia Struik.

Literatuur

  • Tilburgsche courant, 27-3-1884.
  • De Graafschapbode, 13-10-1888.
  • Rotterdamsche courant, 1-5-1889.
  • Nieuwe Tilburgsche Courant, 28-4-1889.
  • Nieuwe Tilburgsche Courant, 1-11-1891.
  • De Grondwet, 5-7-1892.
  • Middelburgsche Courant, 6-10-1900.
  • Sumatra Post, 14-5-1902.
  • ‘Jannetje Struik, de millioenen-juffrouw’, Maandblad Amstelodamum 28 (1941) 98-100.
  • C. Catharina van der Graft, ‘Een Amsterdamse avonturierster’, Ons Amsterdam 5 (1953) 91-94.
  • Pieter van der Zwan, Had je me maar. Amsterdams straatleven en straatfiguren tussen 1900 en 1940 (Amsterdam 1979) 11-15.
  • Marcella van der Weg, ‘De miljoenenjuffrouw: meester-oplichtster eindigde als bedelares’, Ons Amsterdam 50 (1998) 271-275.

Illustratie

Jantje Struik, door A.J.W. de Veer, ca. 1907 (Collectie Stadsarchief Amsterdam).

Auteur: Maarten Hell

laatst gewijzigd: 09/08/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.