© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Gerda J. van Ham, Varga, Hendrika Elisabeth, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Varga [21/12/2018]
VARGA, Hendrika Elisabeth (geb. Mijnsheerenland 23-7-1948 – gest. Amstelveen 6-10-2011), beeldhouwster en penningmaakster. Dochter van Tamás Varga (1919-1990), technisch tekenaar en stedenbouwkundige, en Cornelia Hendrika van der Linde (1922-2006). Elisabeth Varga bleef ongehuwd.
Elisabeth Varga werd geboren als tweede van vier kinderen uit een Hongaarse vader en een Nederlandse moeder. Haar vader was in 1923 als vierjarig jongetje met een ijsbeerknuffel door het Rode Kruis op kindertransport gezet naar Nederland; een traumatische ervaring die werd doodgezwegen in de familie. Met haar zus Carolina (1947) en haar broers Bram (1953) en Bert (1956) groeide Elisabeth op in Utrecht en daarna in Alkmaar, waar haar vader opklom tot hoofd stedenbouwkunde van de gemeente. Ze was een mooi, creatief en wilskrachtig meisje dat de mms in Bergen met lof en hoge cijfers doorliep. Ze erfde het Slavische uiterlijk en de aanleg voor handvaardigheid van haar vader, met wie ze knutselde met textiel, klei en papier-maché. Met haar moeder vocht zij in haar puberteit hoogoplopende conflicten uit. Op haar zeventiende verliet zij het ouderlijk huis om au pair te worden in Bethesda (Maryland, VS). Heimelijk hoopte ze na een jaar dat het Amerikaanse echtpaar haar zou adopteren en ze er een opleiding tot mondhygiëniste kon volgen. Haar moeder stak er een stokje voor en dreigde met de politie.
Danseresjes van klei
Vanaf 1967 volgde Elisabeth Varga een opleiding verpleegkunde aan het toen net opgerichte VU-ziekenhuis in Buitenveldert. Tijdens haar stage in de Amsterdamse Valeriuskliniek raakte zij verwikkeld in een conflict over het zelfbeschikkingsrecht van patiënten, daarin bevestigd door de publicatie Wie is van hout (1971) van Jan Foudraine. Ze tekende bezwaar aan tegen het gebruik van medicatie en keerde de verpleging definitief de rug toe toen ontslag dreigde. Ze trok in bij haar vriend Adelbert van der Hulst, student theologie en Hebreeuws, die woonde in een souterrain aan de Keizersgracht (nr. 240). In deze tijd begon ze van was en klei danseresjes te kneden, zoals de bijbelse Miriam met tamboerijn, die ze afbakte in een emailleeroven.
In 1976 en 1977 zat Varga op de Christelijke Kunstacademie in Kampen en in de zomer van 1978 volgde ze de internationale zomeracademie Schule des Sehens in Salzburg, waar ze opbloeide omdat ze onder gelijkgestemden was en voor het eerst in haar kunstenaarschap werd aangemoedigd en serieus genomen. Op aandringen van beeldhouwer Paul Grégoire schreef Varga zich in aan de dagopleiding van de Rijksakademie van Beeldende kunsten in Amsterdam. Zij kreeg van 1978 tot 1982 onder anderen les van Cor Hund, Eric Claus en Theresia van der Pant, en werd in vormstudie en techniek geholpen door medestudent Jacob Wttewaall. Voor haar afstudeerproject maakte ze een portretbuste van Leonoor Woerdeman, een fysiotherapeute met wie zij goed bevriend raakte – met haar deelde ze in die tijd een grachtenhuis van de familie Fentener van Vlissingen (Raamgracht 10). Haar atelier had Varga in de Nieuwe Leliestraat (nr. 37). Voor het zware werk kreeg zij assistentie van metaalbewerker Johan van Heemskerk en beeldhouwer Cyril Lixenberg.
Varga hield van vitale beeldhouwkunst en was wars van koketterie en commercie. Ze kleedde zich opvallend en stijlvol in zelfontworpen creaties en verkeerde graag in het gezelschap van collega’s. Volgens vriendin en collega-beeldhouwster Lucie Nijland had ze ‘een uitstekend ambachtelijk inzicht en gevoel voor plastische vormen’ (interview 15-4-2012). Varga modelleerde liever met klei dan maandenlang te moeten hakken en polijsten. Haar voorliefde voor roestkleurig ‘cortenstaal’ (bekend uit de scheepsbouw) bracht haar tot verrassende experimenten, zoals De flamencodanseres en De Lorelei. Na een ontmoeting met de directeur van Het Folkloristisch Danstheater (later Internationaal Danstheater) mocht zij tijdens de repetities tekenen; zo ontstonden het beeld De adelaarsdans, en haar penning van de Zijderoute. Bij het danstheater leerde ze de Hongaarse choreograaf en etnoloog Ferenc Novák kennen, met wie ze reizen maakte naar boerendorpen in Transsylvanië. De dorpelingen in folkloredracht inspireerden haar tot talloze beelden in klei, gips en brons, zoals De hooister en De herder.
Penningen
In de jaren negentig was Elisabeth Varga uitgegroeid tot een gerespecteerd en bekroond lid van de Vereniging voor Penningkunst (VPK). Zij ontwierp de Constantijn Huygenspenning (1996) en de Prins Clauspenning (2003) en verkende het grensgebied tussen de beeldhouwkunst en de traditionele penningkunst. De meeste penningen ontwierp zij tweezijdig en staand, een noviteit. On top of the circle (1993-1994), een snuffelende ijsbeer op de Noordpool, was haar protest tegen de opwarming van de aarde – tegelijk verwees de ijsbeer naar haar vaders getraumatiseerde jeugd.
Elisabeth Varga was kritisch, gedisciplineerd en op de toekomst gericht. Ze las aandachtig de bijbel, was thuis in de joodse kabbala en raakte vertrouwd met de Russische exil-literatuur. In haar sierlijke handschrift schreef zij dagboeken vol overwegingen, gelardeerd met schetsjes voor beelden of penningen. Ook werd ze geïnspireerd door de muziek van de Hongaarse componist Bartók; ze had een intuïtief gehoor voor complexe muziek en heftige thema’s. Haar geliefde Adelbert van der Hulst, met wie ze nog altijd een sterke band had, stierf in 1999 aan een hartaanval, na jaren te hebben doorgebracht in een beschermde woongroep Veldwijk bij Ermelo.
Varga exposeerde in de periode 1982-2011 bij diverse Nederlandse galerieën, beeldentuinen, in Hongarije en het British Museum (Londen), en haar werk werd aangekocht door collectioneurs. De kroon op haar kunstenaarschap was haar bronzen buste van de componist Jan Pieterszoon Sweelinck (2005) met de opengewerkte kanten kraag, die staat voor de Oude Kerk van Amsterdam. In 2008 betrok Varga met Leonoor Woerdeman een huis aan de rand van de Waterleidingduinen bij Zandvoort.
Volstrekt onverwacht stierf Elisabeth Varga op 6 oktober 2011, in de ouderdom van 63 jaar. In de Oude Kerk werd zij door dominee Sytze de Vries gememoreerd met de legende van Sint-Maarten, want haar motto was: delen uit eigen bezit. Elisabeth Varga werd op Zorgvlied begraven.
Betekenis
Elisabeth Varga wist met haar rijke verbeeldingskracht de traditionele penning in een doosje te transformeren tot een zelfstandig, staand kunstwerk. Niet alleen het dubbelzijdige ontwerp werd geprezen, ook haar inlevingsvermogen voor het thema en haar keuze voor veelzijdige technieken en materialen. In 2004 ontving Varga voor haar gehele penningenoeuvre de Grand Prix van de Féderation Internationale de la Médaille. In 2010 won zij de Innovation Prize op de 6th International Biennial of Contemporary Medals.
Werk
Werk van Varga bevindt zich o.a. in Teylers Museum, Haarlem; British Museum, Londen; Koninklijk Penningkabinet, Stockholm; bij de overheid, bedrijven en particulieren.
Literatuur
- L. Tilanus, ‘De beeldhouwerspenningen van Elisabeth Varga’, De Beeldenaar 20 (1996) nr. 4, 165-172.
- A.R.E. de Heer, ‘Ksal inde wereld sijn als ick er niet sal wesen’, De Beeldenaar 20 (1996) nr. 5, 205-210.
- Gerda J. van Ham, ‘Hof van Eelde’, De Tuin Exclusief 16 (2004).
- L. Tilanus, ‘De Prins Clauspenning van Elisabeth Varga’, De Beeldenaar 28 (2004) nr. 4, 144-146.
- Elisabeth Varga, ‘Waar het om draait’, De Beeldenaar 31 (2007) nr. 1, 13-16.
Illustratie
De Lorelei, door Elisabeth Varga, 1996 (PAM PHOTOS).
Auteur: Gerda J. van Ham
laatst gewijzigd: 21/12/2018
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.