© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Marijke van Dorst, Doorman, Christina, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/doorman [27/08/2017]
DOORMAN, Christina (geb. Utrecht 31-5-1858 – gest. Den Haag 18-11-1941), schrijfster. Dochter van Henderik Jan Diederik Doorman (1820-1894), ambtenaar Staatsspoorwegen, en Christina van Thiel (1827-1913). Christina Doorman bleef ongehuwd.
Christine Doorman groeide op in Utrecht met haar drie jaar oudere broer, Augustus Johannes. Een jonger zusje overleed kort na de geboorte. Ze stamde uit een familie van beroepsmilitairen: haar grootvader was generaal-majoor, haar vader had voor zijn carrière als ingenieur bij de spoorwegen in het Oost-Indische leger gezeten, haar broer werd militair en de beroemde schout-bij-nacht Karel Doorman was haar achterneef. Christine ging naar de mms en was al vroeg geïnteresseerd in literatuur. Over haar jonge jaren is verder niet veel bekend. Zelf zei ze in een interview dat ze een prettige jeugd had gehad, waarin ze al vroeg het gevoel had dat er achter datgene wat ze zag een andere wereld moest zijn (Het Vaderland, 30-5-1938).
Schrijven voor de jeugd
Voor zover bekend debuteerde Christine Doorman als schrijfster in juli 1887 met het verhaal ‘Wat de bloemen elkander te vertellen hadden’ in Lelie- en Rozeknoppen, een weekblad voor meisjes. Nog dat najaar verscheen haar meisjesboek Lotgevallen van een Geit. Daarna volgden de vertellingen en verzen voor jongens en meisjes elkaar snel op. Doorman reisde veel en op die reizen verzamelde ze oude volkssprookjes en legenden die ze later bewerkte voor de jeugd. Zo schreef ze na een reis naar Constantinopel en Smyrna Van het Wonderland (1892), waarin zwaluwen de verhalen vertellen. Het boek kende vele herdrukken en werd in het Duits vertaald en herdrukt. Ook haar jongemeisjesroman Haar Hooglied (1898) had succes in Duitsland.
Doorman schreef eveneens voor kinder- en jeugdtijdschriften, zoals Sint-Nicolaas, Excelsior, Ons thuis en De Nederlandse Kinderbond, en voor het Algemeen Handelsblad. Dieren spelen in haar werk vaak een rol en het verbaast dan ook niet dat ze redacteur was van De Kleine Androcles, het kinderblad van de Dierenbescherming. Daarnaast was ze medewerkster van het modetijdschrift De Gracieuse en stelde ze vanaf 1901 bloemlezingen samen voor scheur- en verjaardagskalenders met levenswijsheden en citaten van diverse denkers en dichters.
Onder de pseudoniemen Alma en Christine vertaalde Doorman respectievelijk een Duitse bewerking voor de jeugd van Quo Vadis (1902) van de Poolse schrijver Henryk Sienkiewicz en Stille Wijding (1902), een vertaling uit het Hoogduits van een bundel met zondagsoverdenkingen.
Sprookjes
Rond 1900 legde Christine Doorman zich meer en meer toe op het sprookje, waarvan de levenswijsheid haar boeide. Ze verdiepte zich in de oorsprong ervan, onder meer door colleges te volgen van professor J. Frantzen in Utrecht. Doorman bouwde een groot oeuvre op van vertalingen en bewerkingen van sprookjes uit diverse landen en culturen. Zeer bekend werden haar sprookjes uit de Scandinavische landen. Al in 1899 verschenen haar vertalingen uit het Deens van de sprookjes van Hans Christian Andersen – vanaf 1915 tot in de jaren zeventig heruitgeven met illustraties van Rie Cramer.
Doorman schreef en sprak ook over sprookjes, voor een heel divers publiek. Vanaf 1912 ging ze op tournee met een kinderprogramma met lichtbeelden en zang rondom haar eigen sprookje Vleugelken. In september 1913 trad ze daarmee in Amsterdam op tijdens de tentoonstelling De Vrouw 1813-1913. Haar voordracht voor het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen – waarvan ze lid was – over ‘De innerlijke beteekenis der sprookjes’ verscheen onder andere in 1919 in Onze Eeuw. In 1920 publiceerde ze Uren met Andersen. Iets over den geestelijken achtergrond van Andersen’s sprookjes.
Christine Doorman voelde een nauwe verwantschap met de Zweedse schrijfster Selma Lagerlöf. Ze schreef haar een brief en na haar eerste bezoek, rond 1919, ontstond een innige, jarenlange vriendschap. Na Margaretha Meyboom, die diverse werken van Lagerlöf in het Nederlands vertaalde, werd Doorman de grote pleitbezorgster in Nederland van de Zweedse Nobelprijswinnares. Voor haar biografische boeken, tijdschriftartikelen en vele voordrachten over Lagerlöf ontving ze in 1928 van de koning van Zweden de gouden Gustav Wasa-medaille.
Doorman was onder andere lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, de Vereniging van Letterkundigen en de Nederlandse PEN-Club. Ze woonde inmiddels (vanaf 1920) in Den Haag, waar ze in de loop der jaren op drie adressen een kamer huurde. In 1931 werd ze nog actief lid van het Haagse letterkundig genootschap Oefening Kweekt Kennis. Ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag in 1938 verscheen Waarvan de Nixen bij hun gouden harpen zongen, een bundel met een keuze uit haar lezingen over Andersen, Lagerlöf, Topelius en de Kalevala, het Finse nationale epos. Oefening Kweekt Kennis benoemde haar dat jaar tot erelid.
In 1941 overleed Christine Doorman, 83 jaar oud, in Den Haag. Ze werd begraven in Utrecht. Vele in memoriams roemden haar als ‘onze sprookjesvertelster bij uitnemendheid’.
Reputatie
Christine Doorman liet een oeuvre na van meer dan tweehonderd boeken, door haar geschreven, vertaald of bewerkt. Een deel van haar werk is vertaald in het Duits en Zweeds. Ze behoorde tot de bekende letterkundigen van haar tijd; haar werk werd gretig gelezen en beluisterd. Doorman schreef vooral voor kinderen en jongeren. Generaties groeiden op met haar sprookjes en vertellingen. Het was haar missie om hen ‘het echte en eeuwig ware der dingen' (brief aan H. Borel, 20-1-1916) en ‘het onvergankelijke in het vergankelijke’ te doen voelen (E.B.B., 958).
Algemeen was men van mening dat Doorman de toon voor kinderen goed wist te treffen en dat ze met haar creatieve bewerkingen de oude verhalen nieuw leven inblies – altijd met piëteit voor het oorspronkelijke. Soms echter vond men de strekking ervan te belerend of werd het spirituele in haar werk niet begrepen. Tegenwoordig is Christine Doorman een vergeten schrijfster. Voor een klein publiek blijft haar naam verbonden met het sprookje en met het werk van de grote vertellers Hans Christian Andersen en Selma Lagerlöf.
Naslagwerken
Persoonlijkheden; Ter Laan.
Archivalia
- Gemeentearchief, Den Haag: Burgerlijke Stand (overlijden); Bevolkingsregister.
- Literatuurmuseum, Den Haag: Collectie Christine Doorman [brieven en foto’s; oa brief H. Borel, 20-1-1916].
- Het Utrechts Archief: Burgerlijke Stand (geboorte); Bevolkingsregister.
- Universiteitsbibliotheek Leiden: brieven.
Publicaties
Selectie van niet in de tekst genoemde publicaties (zie ook DBNL):
- Appelbloesems. Schetsen voor jongens en meisjes (Utrecht z.j. [1891]).
- Indische tooversprookjes voor jongens en meisjes (Utrecht 1894).
- Klokjes-luiden. Verhalen voor jongens en meisjes (Utrecht z.j. [1900]).
- Vrede-klanken. Gedenkboek in vier talen voor elke dag een wijsheid (Utrecht 1901).
- Over de beteekenis van het leven van Leo Tolstoy (Utrecht z.j. [1902]).
- Dickens voor de jeugd, 2 dln. (Utrecht z.j. [1908]).
- Zuid-Afrikaansche sprookjes (Hillegom z.j. [1921]).
- Mijn Italiaantjes (Haarlem z.j. [1922]).
- Selma Lagerlöf (Amsterdam z.j. [1928]).
- Dicky (Amsterdam 1925-1939) [serie voor meisjes].
Literatuur
- Algemeen Handelsblad, 20-11-1887; 20-11-1941.
- De Telegraaf, 15-11-1894; 20-11-1901.
- Leeuwarder Courant, 27-11-1901.
- Utrechtsch Nieuwsblad, 9-10-1912; 2-6-1938.
- E.B.B., ‘Christine Doorman’, De Hollandsche revue 30 (1925) nr. 23, 955-958.
- S.W.F. Margadant, Geschiedenis van het Letterkundig Genootschap Oefening Kweekt Kennis 1834-1934 (Den Haag 1934) 123, 149.
- Nannie van Wehl, ‘Christine Doorman’, De Vrouw en Haar Huis 9 (1935) 466-468.
- Het Vaderland, 30-5-1938.
- Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indië, 8-6-1938.
- Nieuwe Rotterdamsche Courant, 19-11-1941.
- P.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur (Amsterdam 1950).
- Anne de Vries, Wat heten goede kinderboeken? Opvattingen over kinderliteratuur in Nederland sinds 1880 (Amsterdam 1989).
- Marjoke Rietveld-van Wingerden, Jeugdtijdschriften in Nederland en Vlaanderen, 1757-1942. Bibliografie (Leiden 1995).
- P.J. Buijnsters en L. Buijnsters-Smets, Lust en leering. Geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw (Zwolle 2001). Rita Ghesquiere, Vanessa Joosen en Helma van Lierop-Debrouwer, Een land van waan en wijs. Geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur (Amsterdam 2014).
Illustratie
Christine Doorman, door Henri Berssenbrugge, ca. 1923 (Literatuurmuseum, Den Haag).
Auteur: Marijke van Dorst
laatst gewijzigd: 27/08/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.