Haars, Elbertina Alijda (1913-1997)

 
English | Nederlands

HAARS, Elberta Alijda (geb. Lochem 1-9-1913 – gest. Breukelen 3-6-1997), juriste en politica. Dochter van Jan Haars (1886-1968), gemeentesecretaris, en Rinske Sipkje Wilhelmina Heslinga (1888-1980). Elberta Haars bleef ongehuwd.

Elberta (Bert) Haars groeide op met drie zussen in Lochem, Meppel en Deventer. Na het gymnasium in Amersfoort ging ze rechten studeren in Utrecht. Zij studeerde af in 1937. In datzelfde jaar verhuisde zij naar Breukelen, waar zij werkte als advocaat en procureur. In de Tweede Wereldoorlog was ze betrokken bij het verzet voor de inlichtingendienst Vechtstreek. Na de oorlog werd ze actief in de Christelijk-Historische Unie (CHU), die ze vanaf 1949 vertegenwoordigde als lid van de gemeenteraad van Breukelen. Vanaf 1950 was zij tevens lid van Provinciale Staten van Utrecht. Ook was ze betrokken bij de vrouwenorganisatie van de CHU, de Centrale van Christelijk-Historische Vrouwen, onder andere als secretaris en vice-president. Gaandeweg klom zij op in de organisatie en zo kwam zij in 1967 voor de CHU in de Tweede Kamer. Haars was daarmee de tweede vrouw in de CHU-fractie, naast de befaamde freule ‘Bob’ Wttewaall van Stoetwegen.

In de Tweede Kamer hield Haars zich vooral bezig met justitie, binnenlandse zaken en volkshuisvesting. Als een van de weinige vrouwen in het parlement moest zij zich staande zien te houden in een echte mannencultuur. Ook binnen haar eigen partij was haar positie niet onomstreden. Zij kreeg daardoor als snel het imago van een kenau. Omdat ze niet getrouwd was en dus op het Binnenhof met ‘mejuffrouw’ werd aangesproken, feliciteerde VVD-minister Carel Polak haar na haar eerste optreden in de Kamer met haar ‘maiden speech’ in de dubbele betekenis van het woord. Niettegenstaande zulke soms dubieuze bejegening door haar mannelijke collega’s stond Haars in de Kamer bekend als een bekwaam juriste die niet te koop liep met geloofsartikelen of beginselen. Men wist dat ze een hekel had aan gezwalk en meebuigen met de waan van de dag.

In 1972 trok Haars zich terug uit de Kamer om lid van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht te worden. Deze functie zou ze bekleden tot 1974. Hierna werd ze vice-voorzitter van de CHU. Haar vooraanstaande positie binnen de CHU, en later het CDA, werd nog eens bevestigd toen zij in 1977 staatssecretaris van justitie werd in het eerste kabinet-Van Agt.

Als staatssecretaris viel Haars vooral op door haar zowel binnen als buiten de Kamer als ‘hard’ beschouwde lijn in het vreemdelingenbeleid. Zo verwierf ze bijnamen als Geharnaste Kip, IJsheilige van het CDA en de IJsberg. De portefeuille vreemdelingenbeleid was in de jaren zeventig steeds meer omstreden geraakt. Haars kreeg te maken met de regularisatie van buitenlandse werknemers en een strikter beleid ten aanzien van gezinshereniging. Daarnaast speelden er tijdens haar ambtsperiode verschillende problemen die veel aandacht in de media kregen, zoals de ‘Kerk-Marokkanen’ en de toestroom van Christen-Turken.

Haars’ rechtlijnige en soms politiek onhandige optreden maakte haar omstreden. Haar gevleugelde uitspraak ‘ik heb al zo’n vol land’ maakte het er niet beter op. Hoewel zij politiek nooit in gevaar kwam, stond haar imago van onbewogenheid en gevoelloosheid een breed maatschappelijk draagvlak voor haar beleid in de weg. Haars zelf begreep weinig van de persoonlijke aanvallen: ‘Men kan niet begrijpen dat ik een stuk regeringsbeleid moet uitvoeren dat moeilijk ligt. Het doet pijn dat men dat beleid op één persoon betrekt. Dat is niet eerlijk. Ik probeer eerlijk te zijn, strikt eerlijk, maar het is en blijft een hard beleid voor degenen die het treft’ (gecit. Trouw, 5-6-1997).

Na haar staatssecretariaat, waarmee ze haar politieke loopbaan had afgesloten, bekleedde Haars vele voorzitterschappen van maatschappelijke organisaties en commissariaten in het bedrijfsleven. Daarnaast werd ze in 1984 op zeventigjarige leeftijd waarnemend burgemeester van de gemeente Kockengen. Deze functie zou zij ruim vier jaar lang vervullen. Tweemaal werd ze koninklijk onderscheiden, als Officier in de Orde van Oranje-Nassau en als Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Bert Haars overleed in Breukelen en werd op 7 juni 1997 begraven op begraafplaats Rusthof in Leusden.

Naslagwerken

PDC.

Literatuur

  • Hella van de Velde, Vrouwen van de partij. De integratie van vrouwen in politieke partijen in Nederland 1919-1990 (Leiden 1994).
  • Frits Groeneveld, ‘E.A. Haars 1913-1997: kundige “haaibaai”’, NRC Handelsblad, 4-6-1997.
  • Hans Goslinga, ‘E.A. Haars 1913-1997’, Trouw, 5-6-1997.
  • Job de Ruiter, ‘In memoriam mr. E.A. (Bert) Haars’, CD/Actueel. Opiniemagazine van het CDA 17 (1997) nr. 12, 21.
  • Marcel ten Hooven en Ron de Jong, Geschiedenis van de Christelijk-Historische Unie 1908-1980 (Amsterdam 2008).

Illustratie

Bert Haars aan het woord in de Tweede Kamer. Anefo, 1981 (Nationaal Archief / Spaarnestad Photo).

Auteur: Rens Oving

laatst gewijzigd: 19/05/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.