app

 
English | Nederlands

vorige pagina volgende pagina inhoudsopgave terug

Datum

Door in de zoekvelden bij deze zoekmogelijkheid dagnummers, namen van maanden en jaartallen in te voeren (tussen 1549 en 1584), kunt u chronologisch te zoeken. Zo kunt u een gebeurtenis als het ontzet van Leiden (3 oktober 1574) of een document waarvan de datum bekend of gevonden is, in de context van andere gelijktijdige of ongeveer gelijktijdige gebeurtenissen of documenten plaatsen. Bij de bekende datum 15 mei van een document kunt u dus desgewenst alle documenten opvragen tussen 1 en 31 mei of tussen 10 en 20 mei. Met de datering van de documenten is vaak iets aan de hand. Daarom volgt hier achtereenvolgens nadere uitleg bij de onderwerpen Datum, Bepaalde datum, Jaarstijl en Kalenderhervorming.

a. Datum

De datum is ontleend aan de datering die het document zelf vermeldt, doorgaans opgenomen in de datumregel aan het einde van het stuk. De datum geeft het tijdstip aan waarop het document is geschreven, uitgevaardigd of verzonden. Is de datum van een ontwerp of minuut afwijkend van die van het uitgegane origineel, dan geeft de datum van het origineel de doorslag. Wijkt de datum van een afschrift af van die van het origineel, of, als er geen origineel is, van het ontwerp of de minuut, dan geven deze laatste de doorslag. De datumregel in geauthentiseerde kopieën is echter als meer betrouwbaar in aanmerking genomen dan die van 'gewone' afschriften.

Vooral bij afschriften uit de tweede of derde hand komen afwijkende dateringen voor. Ook edities kunnen foutieve data bevatten. Lees- en transcriptiefouten als VI voor XI, XX voor XV (of andersom) en ii voor 11 in plaats van II (dus 2) komen regelmatig voor. Ook in jaarcijfers of maandaanduidingen doen zich onjuiste lezingen voor. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de nummers 8054 en 10885, waar in afschriften september in plaats van december is gelezen. Dergelijke onjuiste data zijn ook in edities terechtgekomen.

In gevallen van twijfel aan de juiste lezing van de datering, gaven de inhoud van het document en de gegevens over de historische context de doorslag. Van verschillen in datering tussen de verschillende verschijningsvormen of van twijfel aan de juistheid van de lezing is uitleg gegeven in het gegevensveld Opmerkingen.

b. Bepaalde datum

Er doen zich veel gevallen voor dat het dagnummer, de maand of het jaartal, of alle drie, in het document niet zijn ingevuld. De redenen daarvoor zijn divers: de tekst is als ontwerp overgeleverd en had dus nog helemaal geen datum nodig; op het tijdstip van het schrijven van de minuut-tekst was niet bekend wanneer het document zou worden ondertekend, bekrachtigd of uitgevaardigd; de schrijver was niet gewoon aan de datering jaartallen toe te voegen – de ontvanger wist toch wel welk jaar het was –; de schrijver nam zich voor de datum later in te vullen, en vergat dat vervolgens. Zo zijn er nog meer redenen te bedenken. Bij ontbrekende of incomplete dateringen zijn als aanvullend middel van datering uiterste grenzen aangebracht. Als het document zelf of de historische context een meer precieze datum mogelijk maakten, dan is uiteraard daarvoor gekozen. Ook de plaatsing binnen een bundel documenten of in een register met afschriften, geeft aanwijzingen voor een globale of meer precieze datering.

In bovenstaande gevallen is de datum bijvoorbeeld bepaald als: tussen de eerste en de laatste dag van de wel genoemde maand; tussen de eerste en de laatste dag van een verondersteld jaar of van meer dan één verondersteld jaar; vóór of na een bepaalde datum, in de tekst genoemd of aan de hand van de inhoud te bepalen. In het uiterste geval zijn dergelijke bepaalde data erg ruim genomen. Documenten dateren dan uit het eerste stadhouderschap van de prins over Holland, Zeeland en Utrecht en dus van vóór 6 maart 1567. Op die datum weigerde de prins immers de eed aan de koning opnieuw af te leggen (nr. 1251). Of documenten dateren uit de tijd van het 'tweede' stadhouderschap. In dat geval kon niet meer worden gedaan dan als uiterste datum 10 juli 1584 kiezen, de dag waarop de prins werd vermoord.

Bij documenten die geen eigen datering hebben, maar waarop wel een datum van indiening is vermeld of waarvan de datum van indiening bekend is, is deze datum als tijdstip van uitvaardiging of opstelling aangemerkt. Een vergelijkbaar geval doet zich voor bij rekesten, die van zichzelf nooit gedateerd zijn. Vaak bevatten zij wel de tekst van de beschikking in de vorm van een apostille, in de kant of marge geplaatst. Deze marginale apostillen zijn gedateerd. Hun data zijn aangemerkt als uiterste data van opstelling en indiening van het rekest.

Het record bevat bij een op dergelijke wijze bepaalde datum de opmerking: 'Datum door bewerker bepaald'. Op welke wijze die datum is bepaald, is verantwoord in het gegevensveld Opmerkingen.

c. Jaarstijl

Behalve dateringen die bepaald zijn, kent de databank ook herleide data. Daarvan is sprake als de opsteller van het document een andere kalenderstijl hanteert dan die waarbij het nieuwe jaar op 1 januari begint of als de kalenderhervorming van 1583 niet wordt gevolgd. Rond 1570 wordt de Paasstijl, de jaarstijl waarbij het nieuwe jaar begint op de avond vóór Eerste Paasdag, gebruikt door onder meer het hof in Brussel, de kanselarij van het Hof van Holland en de andere gewestelijke bestuursorganen in Holland en Zeeland, en in de stad Dordrecht en omgeving. Brief nr. 4687 is een voorbeeld van het laatste. In deze brief met de datum 7 januari 1572 worden acties van de vijand genoemd bij Gorinchem. Daarvan kan geen sprake zijn in januari 1572, vóór de inname van Brielle, maar wel in januari 1573.1

Deze stilus Brabantiae (jaarstijl van Brabant), stilus Curiae [Hollandiae] of stijl sHoofs (jaarstijl van het Hof van Holland) staat tegenover de stilus communis, de algemene jaarstijl die het nieuwe jaar op 1 januari laat beginnen. Daarnaast bestond er in de Middeleeuwen nog de Kerststijl, waarin het nieuwe jaar zijn aanvang neemt op Eerste Kerstdag. Leiden, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en de voornaamste steden van Zeeland hanteerden de Nieuwjaarstijl. De Kerststijl was de gebruikelijke stijl in onder meer het Duitse Rijk en de bisdommen Utrecht (behalve in delen van Holland en Zeeland dus) – de stilus Trajectensis – en Luik – de stilus Leodiensis, stile de Liège. Frankrijk en het bisdom Kamerijk/Cambrai – de stilus curiae Cameracensis – gingen in 1564 over van Paasstijl op Nieuwjaarstijl. Onder Kamerijk ressorteerden delen van de Zuidelijke Nederlanden, met name Vlaanderen. 2

Stad en Baronie van Breda ressorteerden kerkelijk onder het bisdom Luik. Documenten uitgegeven door de kanselarij van Raad en Rekenkamer te Breda bewijzen dat deze de Luikse stijl volgden. Willem van Oranje zelf hield in zijn brieven ook deze stijl aan.3 Zijn Duitse achtergrond, en wellicht ook invloed uit Breda zullen hieraan niet vreemd zijn geweest. Dit leidt tot ingewikkelde toestanden in de correspondentie gewisseld tussen de prins en koning Filips II en tussen de prins en de landvoogdessen Maria van Hongarije en Margaretha van Parma in de jaren 1550 en 1560. Brieven geschreven met enkele dagen verschil dragen tussen 1 januari en Paasdag verschillende jaartallen. Hierop zijn echter ook weer uitzonderingen. Dan lijkt het erop dat de prins (of zijn klerk) de Paasstijl volgde.4 Ook zijn er documenten aangetroffen waarin de datering vóór Pasen van een bepaald jaar zeker niet verwijst naar de Paasstijl.5

De complicaties in de dateringen worden nog vergroot doordat nog een vierde jaarstijl in gebruik was. Daarin begon het nieuwe jaar op 25 maart, de feestdag van Onze Lieve Vrouwe Boodschap of Annunciatio Beatae Mariae. Deze jaarstijl werd aangehouden in Engeland en in de steden Haarlem en Delft.

In de database zijn de jaartallen van de documenten van de instanties en steden die de Paas- en Boodschapsstijl volgden, met 1 verhoogd voor de periodes tussen 1 januari en Eerste Paasdag respectievelijk 25 maart. Uiteraard wisselt de Paasdatum per jaar. In de jaren 1572-1576 raakten de beide stijlen meer en meer in onbruik in Holland, Zeeland en Brabant. Het verdwijnen van de Habsburgse instellingen en functionarissen uit Den Haag, Middelburg en Brussel was daar niet vreemd aan. Het verblijf van de secretarie van de prins en de prins zelf in Delft in de periode najaar 1572-najaar 1574 zal van invloed zijn geweest op het verdwijnen van de Boodschapsstijl uit Delft. Het meest conservatief bleef de secretarie van het Hof van Holland, die ook na de terugkeer in Den Haag nog lang de Paasstijl aanhield.6 Als bij documenten de Paas- en Boodschapsstijl zijn herleid tot de Nieuwjaarstijl, is dit vermeld in het gegevensveld Opmerkingen.

d. Kalenderhervorming

De eenheid in de stijl van datering die rond 1580 in de Nederlanden tenslotte was bereikt, werd aan het eind van 1582 reeds verbroken. Omdat de omloop van de aarde om de zon niet meer overeenkwam met de gehanteerde Juliaanse kalender, gaf paus Gregorius XIII op 24 februari 1582 een bul uit waarin hij bepaalde dat op 4 oktober 15 oktober zou volgen. Katholieke landen als Italië en Spanje volgden de bul direct. Frankrijk ging in december over, het katholieke deel van Duitsland in de loop van 1583. De niet-katholieke landen in Duitsland en de landen in Scandinavië en Groot-Brittannië bleven de oude kalender aanhouden.

In de Nederlanden ging op 10 december 1582 op naam van Frans van Anjou een plakkaat uit met de opdracht de Gregoriaanse kalender in te voeren in de nacht van 14 december. Op die dag zou dan 25 december volgen. De Staten-Generaal, Brabant en Zeeland volgden dit op. De Zuidelijke Nederlanden gingen van 20 op 31 december over of van 21 december op 1 januari. In Holland vaardigde het Hof op 19 december een eigen plakkaat uit, op naam van de prins gesteld, met de opdracht in dit gewest en in Zeeland op 1 januari 1583 de nieuwe kalender in te voeren. De dag na 1 januari zou dan 12 januari zijn. Groningen volgde nog in februari.7 Dit alles resulteerde erin dat de kalenders in de protestantse, lutherse Duitse landen, Scandinavië en ook in Overijssel, Gelderland en Utrecht tien dagen achter gingen lopen bij die in Holland, Zeeland en de Zuidelijke Nederlanden. In Engeland bleef gewoon de Boodschapsstijl gehandhaafd, zodat men daar zowel altijd tien dagen als tussen 1 januari en 25 maart bovendien één jaar achterliep.

In de databank zijn de Juliaanse dateringen van documenten opgemaakt in genoemde landen en gewesten in de jaren 1583 en 1584, met tien dagen verhoogd. Waar deze herleidingen hebben plaatsgevonden is dit verantwoord in het gegevensveld Opmerkingen.

1Andere voorbeelden van het gebruik van de Paasstijl in en rond Dordrecht: nrs. 4660 en 6478.

2E.I. Strubbe en L. Voet, De chronologie van de middeleeuwen en de moderne tijden in de Nederlanden (Antwerpen-Amsterdam 1960); R. Fruin, Handboek der chronologie voornamelijk van Nederland (Alphen a.d. Rijn 1934).

3Bijv. de nrs. 4478, 7186, 10467, 10872. Nr. 10466 heeft de datering 'a Nativitate' , na Kerstmis. Stad en Baronie van Breda en de secretarie van Willem van Oranje komen niet voor in de handboeken van Strubbe-Voet en Fruin.

4Bijv. nrs. 6779, 11495.

5 Nrs. 7604, 10131, 10730. Daarnaast zijn er ook documenten met de toevoeging ná Pasen (nrs. 7796, 7797, 10805).

6 Nrs. 9657, 11555, 11583 uit 1579.

7 Strubbe en Voet, Chronologie, 47-48. Op 12 december 1582 verzocht Willem van Oranje bij brief aan de Staten van Zeeland het plakkaat op de invoering van de Gregoriaanse kalender in te voeren (nr. 560). Op 25 december kondigden Gecommitteerde Raden van Zeeland in een plakkaat, uitgevaardigd op naam van de prins, af dat de ingezetenen van Zeeland de (geïnsereerde) verordening van Anjou moesten opvolgen, vooral met het oog op de betrekkingen met Frankrijk (nr. 1805). Zeeland herhaalde dus niet het plakkaat van het Hof van Holland en Zeeland van 19 december (nr. 10590).

vorige pagina volgende pagina inhoudsopgave terug