app

 
English | Nederlands

vorige pagina volgende pagina inhoudsopgave terug

Incipit

Het incipit of de beginregel is in de inventaris opgenomen als middel tot identificatie. Niet alleen voor het onderzoek bood het incipit de nodige houvast, ook voor de gebruiker van de databank is het een nuttig gegeven om documenten te kunnen identificeren. Men kan immers een document, voorzien van een bepaalde datum, in een publicatie of een archief aantreffen en tot de (voorbarige) conclusie komen dat het in de databank ontbreekt. Daar kan het stuk echter op een andere datum zijn ingevoerd, omdat bij de bewerking een andere verschijningsvorm is gekozen die een andere datum had. Het incipit is dan het middel om te controleren of de conclusie wel terecht is dat het document in de databank ontbreekt. Uiteraard is bij ongedateerde of incompleet gedateerde documenten het incipit ook een uitstekend hulpmiddel om ze te plaatsen.

Het incipit is niet de beginregel van de tekst van het document (na een eventueel opschrift of de bovengeschreven naam van de afzender). Brieven beginnen met een aanschrijftitel en een betuiging van vriendschap of dienstbereidheid. Die kunnen teruggaan op een standaardformulier zoals dat bij Duitse brieven blijkt. Binnen die formulering kan de afzender de mate van zijn vriendschap of bereidheid tot dienstverlening invlechten ('ungespartz Leibs unnd Guets'):

'Durchleuchtiger Hoichgeporener Furst. E[uer] F[urstliche] G[enade] sein meyne underthenige gantzgefleisseine unnd willige Dienste ungespartz Leibs unnd Guets alle Zeit zuvornn bereit'. (nr. 4179)

Er is een duidelijk verschil in aanhef tussen brieven gericht aan personen hoger in de hiërarchie geplaatst in de toenmalige standenmaatschappij en brieven aan leden van de derde stand. De aanhef van een brief van de prins aan Wesembeke luidt niet anders dan: 'Wesenbeke'. In de ondertekening kan er zelfs geen beleefdheidsformule af (nr. 7990). In de stedelijke en vorstelijke secretarieën circuleerden formulierboeken met voorbeelden van standaardbrieven en met voorbeelden van aanhef en afsluitende woorden. In een dergelijk formulierboek van de scretaris van Gorinchem zijn aanschrijftitels, begroetingsformule, beginwoorden en afsluitende woorden genoteerd die klerken moesten opnemen in brieven aan de prins:1

Aen mijn heere den prince van Oraingien:

G[enadig]e heer. Naer alle oitmoedighe ende dienstelijcke recommandatien t'uwer F[urstelijcke] Genad]e gratie.

G[enadig]e heere. Alsoe etc.

Aen den selven:

Hoochgeborenste grootmogenste doorluchtichste forste, genadige lieve heere.

'T slot:

Biddende God Almachtich uwe mijns heere G[enade] altijt te willen gespaeren mit alle prosperiteyt in lange salich leven.

Akten, oorkonden en dergelijke hebben vaak de vorm van een 'open brief', een document bestemd voor iedereen die belang bij de inhoud heeft of waarvan de houder er belang bij heeft die in passende gevallen te tonen. Behalve commissies hebben ook sauvegardes, vrijgeleiden, paspoorten en kaperbrieven de vorm van een open brief. Dergelijke documenten beginnen met de naam van de prins en sommen dan al zijn titels op: 'Wij Willem bij de gratie Gods prins van Oranje, graaf van Nassau etc. etc.' Daarna volgt een verzoek om aandacht (de captatio benevolentiae): 'Allen die dit lezen of horen lezen, saluut'. Pas daarna volgt de narratio van het document, de verhalende tekst, die vaak de voorgeschiedenis van een voorgelegde vraag of kwestie betreft. De eerste zin hiervan is het incipit in de databank.

Bij een zo grote hoeveelheid documenten is er vaak een identieke aanhef. Er is niet naar gestreefd om door een afdoende lengte tot niet-identieke beginregels te komen. Wanneer meer verschijningsvormen van een document voorhanden zijn is de meest officiële versie tot uitgangspunt genomen. In geval bijvoorbeeld een origineel en minuut aanwezig zijn heeft het origineel de voorkeur, in geval van een minuut en een afschrift de minuut. De wijze van transcriptie is de kritisch-normaliserende. Dit wil zeggen dat woordscheiding en -verbinding is toegepast, hoofdletters zijn aangebracht en bij Franse teksten waar nodig het accent aigu en de apostrofe zijn geplaatst. Het meest ingrijpend is de transcriptie van 'Je' als 'Je ai' wordt bedoeld (en uiteraard uitgesproken is als Jé). De transcriptie is dan 'J'é'.

1Oud-stadsarchief Gorinchem, inv.nr. 318, f. 18.

vorige pagina volgende pagina inhoudsopgave terug