6.7. Ziektekostenverzekeraars en ziekenhuisverplegingsverenigingen
Ziektekostenverzekeraars werden onderscheiden in winstbeogende en niet winstbeogende. Beide soorten van verzekeraars sloten anders dan de ziekenfondsen geen contracten af met artsen en andere medewerkers. De winstbeogende verzekeraars richtten zich aanvankelijk vooral op de middenklassen. Tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw vielen de ziektekostenverzekeraars niet onder wettelijk toezicht. Betrekkelijk laat, in 1951, ontstond er een landelijke koepel, de Nederlandse Vereniging van Ongevallen- en Ziekteverzekeraars. Het archief van deze vereniging ging verloren. Wel bewaard bleven de oudste notulen van het KLOZ, een in 1961/62 ontstaan overlegorgaan waaraan ook deze verzekeraars deelnamen.
Opname in een ziekenhuis betekende voor mensen met lage inkomens een financiële ramp. Om deze reden werden vanaf ongeveer 1910 de verenigingen voor ziekenhuisverpleging populair. Tegen een lage premie verzekerden zij hun leden tegen gemiddeld zes weken ziekenhuisopname. Bij de invoering van het Ziekenfondsenbesluit bestonden er 675 verenigingen met 2,1 miljoen leden. In 1925 vormden zij een koepel, de Federatie van Ziekenhuis Verplegings Verenigingen. Deze verenigingen beoogden geen winst te maken.
Het katholieke Wit-Gele Kruis richtte voor zijn leden in 1933 een ziekenhuisverplegingsvereniging op, de Onderlinge Nationale R.K. Vereniging tegen de kosten van Ziekenhuisverpleging en operatie (ONVZ) die in 1939 meer dan 80.000 betalende verzekerden telde.