06 - 04 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Gehoord is het rapport van de gedeputeerden van HHM die het nadere verzoek van de gecommitteerden van de stad
Emden en de Staten van
Oost-Friesland behandeld
hebben. Tevens is de resolutie die op een soortgelijk
verzoek
genomen is, nagelezen en alles is in overweging genomen.
De gedeputeerden van HHM krijgen de opdracht de genoemde gecommitteerden te ontbieden en hen namens HHM te verzekeren dat hun welvaart, veiligheid en voortbestaan hun even nauw aan het hart liggen als die van enige andere stad of streek van de Republiek. HHM willen dan ook graag helpen om de in het verzoek vermelde zaak tot een goed einde te brengen. Het is nu echter het begin van de zomer en men is bezig met het voorbereiden van een veldtocht, die ook bedoeld is om de last van de stad en de staten te verlichten. Onrechtstreeks en zonder enige bijkomende kosten voor de Republiek kan op die manier aan het verzoek tegemoetgekomen worden. De gecommitteerden moeten wel beseffen dat de huidige staat van het land nog niet toelaat dat er een definitief besluit genomen wordt op hun verzoek. Zij moeten het bijgevolg nog even opschorten en afwachten of zij door bovengenoemde middelen hun doel zullen bereiken. Indien een betere situatie ontstaat, kunnen HHM hun verzoek opnieuw bespreken.
Wat de twee particuliere verzoeken aangaat en rekening houdend met de berichten over de situatie daar, achten HHM het nodig hun gedeputeerden in allerijl naar Oost-Friesland te sturen. HHM zullen een instructie opstellen aangaande de verzoeken en andere eventuele voorvallen.
HHM verwachten dat de gecommitteerden en hun committenten tevreden zullen zijn met de genomen beslissingen.
2
Gedeputeerden
Brunninxs en
Vosbergen, die met
resident
Schultetus gesproken
hebben,
rapporteren de
vergadering dat de resident in een missive d.d. 20 jan. door
de
koning van Denemarken gelast is
een voorstel
te doen. De koning is er
zich van bewust dat de lopende vredesonderhandelingen met de
keizerlijke commissarissen te
Lübeck niet
tot een
goed einde kunnen gebracht
worden. De enige bedoeling van de vijand met deze
onderhandelingen is het ontregelen van de verdediging
van de koning. De koning is echter op de
voorstellen tot de besprekingen ingegaan om de geruchten te
ontkrachten die de vijand in
Duitsland en
verschillende plaatsen in
Denemarken verspreidt,
als
zou hij niet tot vrede geneigd zijn. De koning is evenwel op zijn
hoede
en houdt de manoeuvres van de vijand in het oog. Hij heeft
over de verdediging van de
Oostzee, één van zijn prioriteiten,
met de
koning van Zweden gesproken om
deze taak ter hand te nemen. De resident verzoekt HHM de koning
hierin
bij te staan met zes of zeven uitgeruste en bemande oorlogsschepen,
met
de opdracht hem in de strijd tegen de
keizer
te helpen. Voorts bedankt Schultetus HHM voor de
stipte aflossing van het secours. Ondanks het feit dat zijn andere
bondgenoten hem in de steek gelaten hebben, houdt de koning goede
moed
in de verdediging en de handhaving van zijn landen en hij is bereid
deze met Gods
hulp tot het uiterste voort te zetten.
De vergadering stelt een beslissing uit. De heren van
Holland zullen de verzochte steun nader bespreken.
3
De vergadering besluit het verzoek om te vernemen of de heerlijkheid van
Ravenstein en van
Breskens in
Vlaanderen naar behoren verheven zijn, uit te
stellen.
4
Adam van Kuijchoven, erfgenaam van
Cornelis van
Slingelant,
verzoekt om de betaling van 1.691 gld. 10 st. voor
het
hout dat in 1626 geleverd werd aan de
Admiraliteit te Rotterdam
. De assignatie ter
waarde van het genoemde
bedrag ten laste van konvooimeester
Repelaer te
Dordrecht voldoet ook.
De vergadering vraagt advies aan de betrokken Admiraliteit.
5
HHM lezen de deductie van de baljuw, burgemeesters en schepenen van de steden en ambachten van
Axel,
Terneuzen en
Biervliet in
Vlaanderen om
niet begrepen te worden onder de voorgenomen verponding in
Vlaanderen.
De vergadering stelt de gedeputeerden die over deze verponding gaan, de deductie ter hand om kennis te nemen van de daarin vermelde argumenten en er rapport over uit te brengen.
6
Jacob Pauw c.s. schrijven in een rekest dat zij
Steven van
Althen, secretaris van de keurvorstelijke regering te
Münster, een aantal kanonnen hebben doen verkopen
aan
de regering van
Paderborn. De supplianten hadden
deze
stukken laten gieten in
Westfalen. De Paderbornse
regering is bereid dit geschut te betalen. Overste
Gent betwist deze verkoop,
aangezien deze
buiten zijn medeweten is gebeurd. Het recht om van dergelijke
transacties verwittigd te worden, heeft
hij deels van
Reinier van
Caldenberch, deels van
de
supplianten verkregen. De supplianten verzoeken de vergadering de
overste te bevelen om de Paderbornse regering niet langer lastig te
vallen omwille van de genoemde verkoop. Mocht hij enige aanspraken
hebben op de kanonnen, dan moet de overste de supplianten hierop
aanspreken. Zijn
eventuele bezwaren hiertegen kan hij aan HHM schrijven. Het
opgelegde
verbod blijft wel van kracht totdat na het horen van de betrokken
partijen een andere beslissing genomen zou worden.
De vergadering staat dit verzoek toe.
7
Reynier Everwyn, konvooi- en licentmeester te Arnhem, schrijft
vele jaren in die hoedanigheid in dienst van HHM geweest te zijn.
Omwille van zijn ouderdom en de ongemakken die dat meebrengt, is de
hulp van een substituut soms nodig. De suppliant
vraagt HHM
Abraham Tullekens, zijn
schoonzoon,
aan
te stellen als zijn adjunct en als opvolger na zijn overlijden.
De vergadering staat dit verzoek toe en zal hem daartoe de commissie verstrekken.
8
De heren van
Holland stellen de vergadering voor maatregelen te nemen om de
zogenaamde Albertus kruisdaalder te verminderen in waarde tot 48
st.,
later tot 47 st. en deze dan ongeldig te verklaren. Het is anders
onmogelijk goede rijksdaalders in het land te houden die niet tegen
de
genoemde kruisdaalders ingewisseld worden.
De vergadering vraagt advies aan de
Generaals van de Munt
.
9
De heren van
Holland leggen de vergadering een rekest van drie schippers uit
Medemblik voor, wier schepen gekaapt zijn door
de Duinkerkers. Zij vragen gemachtigd te worden om zowel binnen als
buiten
het
gewest hun schepen terug te vorderen indien deze door Nederlanders
zijn
gekocht. De supplianten vragen tevens hierin hulp te krijgen van
alle oorlogsschepen en kapiteins van de Republiek.
Rekening houdend met het advies van de
Admiraliteit te Rotterdam
en
te Amsterdam
, besluit de vergadering de retroacta van soortgelijke verzoeken op te zoeken. Het plakkaat dat de inwoners van de Republiek verbiedt handel te drijven op de havens van
Vlaanderen, wordt eveneens nagelezen. Tot slot wordt ook advies gevraagd
aan Z.Exc.
10
Boudewijn Hackius en compagnie, pachters van de wijnen te 's-Gravenhage,
vragen machtiging om in de Verenigde Provincies buiten
Holland de voortvluchtige wijnkoper
Cornelis
de Potter uit 's-
Gravenhage gevangen te
nemen.
De vergadering verleent een open patent met het verzoek aan alle rechtsdienaars en officieren van de gewesten en met het bevel aan alle officieren in dienst van HHM om de supplianten te helpen bij het gevangennemen van de genoemde De Potter. De gevangenneming moet echter gebeuren op kosten en voor risico
van de supplianten.
11
De vergadering verzoekt de heren van
Holland de beslissing mee te delen aangaande het verschaffen van de
60.000
of 70.000 gld. die door de RvS verzocht zijn in mindering van hun
quote
in de verzochte 500.000 gld. De heren verklaren dat de
Staten van Holland
hiermee niet
kunnen
instemmen, aangezien zij hun quote reeds hebben betaald. Zij hebben
namelijk 8.937 gld. betaald aan de ontvanger, 54.051 gld. aan de
brugmeester en 228.572 pond 7 sch. 6 d. voor de scheepsvrachten van
verleden jaar. Het totaalbedrag is gelijk aan de volledige quote
van
Holland. De heren van Holland vragen de afgevaardigden van
Zeeland en
Friesland hun quoten
in het genoemde bedrag van 500.000 gld. te
betalen.
De vergadering vraagt
Brunixs het antwoord van de heren van Holland mee te delen
aan de RvS. Hij zegt toe dit te doen. Naderhand deelt hij mee dat
de RvS van plan is
hierover met de heren van Holland te spreken.
12
Veltdriel, uit
Friesland teruggekeerd, brengt
verslag uit van zijn overeenkomstig de opdracht van HHM d.d. 22
dec. 1628 gedane poging om de
Staten van
Friesland
te bewegen tot het consent van hun quote in
de
300.000 gld. in plaats van de legerlasten van 1628. Deze komen
bovenop
de 200.000 gld. waarop decharges uitgegaan zijn voor de betaling
van de trein van de artillerie en van de
schepen die verleden jaar in het noorden zijn geweest. Dit brengt
het totaalbedrag op 500.000 gld.
Verder heeft
Veltdriel de Staten verzocht de repartitie d.d.
27
jan. aan te nemen van de lopende schulden van de Colleges ter
Admiraliteit uit de periode 1622 tot en met 1627. Op geen van beide
verzoeken
heeft hij een positieve resolutie kunnen verkrijgen, zoals blijkt
uit
het antwoord:1
De Staten van Friesland hebben het voorstel van HHM dat hun mondeling en schriftelijk door Veltdriel, hun afgevaardigde in de Staten-Generaal, bekendgemaakt is, grondig onderzocht.
Op het eerste punt verklaren zij dat omwille van de aard van de schulden van 1625, 1626 en 1627 niet ingestemd kan worden met de betaling van hun quote in de geëiste 300.000 gld. De Staten hebben immers in 1627 krachtens de resolutie van HHM 180.000 Kar.gld. overgemaakt voor de betaling van de waardgelders van de gezamenlijke gewesten, op voorwaarde dit bedrag in mindering te mogen brengen in de consenten voor de legerkosten van de genoemde jaren. Zij hebben bovendien in die en voorgaande jaren geen consent aangenomen voor de betaling van de fortificaties dan met de beperking dat zij dit geld mochten aanwenden voor de verdediging van hun grenssteden, zoals ook andere provincies dat gedaan hebben. Om die reden hebben zij sinds vele jaren grote onkosten gemaakt voor hun grenssteden, die normaal door de Generaliteit gedragen worden. De Staten twijfelen er niet aan of HHM zullen zien dat door het verschaffen van de genoemde 180.000 Kar.gld. en andere bedragen al betaald is voor de consenten in de legerlasten van de genoemde jaren. Bij de afrekening van de gemaakte onkosten voor de fortificaties van de grenssteden zal blijken dat de Staten van Friesland hun plicht hebben gedaan wat de fortificatiegelden aangaat en dat hun bijgevolg niets verweten kan worden.
Het tweede punt had betrekking op de repartitie van de achterstallige schulden van de Admiraliteiten uit de periode 1622 tot en met 1627, in de resolutie van HHM d.d. 17 nov. 1628 begroot op 2.100.000 gld. De Staten van Friesland kunnen zich niet herinneren dat zij zonder enige restrictie consent gegeven hebben op de betaling van hun quote. Zij hebben deze restricties opgenomen in hun resolutie d.d. 16 aug. 1628, die echter tot nu toe zonder gevolg gebleven is. Wat dit tweede punt aangaat, volharden de Staten in de inhoud van deze resolutie en vragen HHM met de daarin opgenomen bezwaren rekening te houden. Friesland moet in deze slechte tijd en wegens geldgebrek ontslagen worden van de repartitie en de daarin opgenomen betaling. De Staten zullen het verzoek van HHM opnieuw in overweging nemen, zodra de consenten voor 1629 voldaan zijn en het nodige geld gevonden is, wat de inwoners van de provincie zeker zullen voelen. In deze en andere zaken zal het gewest zich een trouw voorstander en een goede bondgenoot tonen.
Deze missive d.d. Leeuwarden 13 feb. werd ondertekend door
V. Buttinga voor Oostergo,
Julius van
Eysinga en
Diurre
Gosses voor
Westergo,
Sako Fockens en
Hessel van
Sminia
met hun gebieden voor Zevenwouden, en ...2 namens de
steden. Het afschrift werd gemaakt door
T.
Marssum, secretaris van de Staten van Friesland.
De vergadering bedankt Veltdriel voor de gedane moeite. De gedeputeerden die op dit moment in
Friesland zijn worden op de hoogte gebracht van de genoemde
resultaten
en krijgen de opdracht verder aan te dringen op de goedkeuring van
beide verzoeken. Verder schrijven HHM een vermanende brief aan de
Staten van Friesland om hun instemming te verkrijgen. Indien zij
bezwaar blijven maken, zal met Z.Exc. en de RvS overlegd worden over
verdere
stappen.
13
Secretaris
Huigens compareert en verzoekt HHM in opdracht van de RvS de
aanbestede
fortificatiewerken van de stad
Steenbergen en
omgeving
voort te zetten. De aannemers dringen namelijk aan op een uitspraak
en er is goede
hoop op het consent van de
Staten van
Zeeland
.
De vergadering besluit alsnog te wachten op het consent van de Staten van Zeeland.