02/07/1626, 16

 
English | Nederlands

02/07/1626, 16

16 Het advies dat de RvS op 8 juni over het ijken van de schepen heeft gegeven wordt opnieuw besproken. De Raad stelt dat zowel het eerdere als het door de gedeputeerden van Holland ingeleverde nadere ontwerp inzake de ijking kan worden gevolgd, behalve waar het de bewaring van de voetmaat betreft. Die zou niet in Dordrecht maar bij de RvS bewaard moeten worden. In plaats van de plaatjes zouden de schepen voorzien moeten worden van een brandmerk met het stadswapen en met de hoeveelheid lasten. Het loon van de kaagschuiten onder de tien last zou gelijk moeten zijn aan die van tien last. Schade die schippers zouden kunnen lijden, komt vanwege de grote gevolgen niet in aanmerking voor vergoeding. De daggelden voor de schippers zouden in alle provincies volgens de door de Generaliteit vastgestelde voet moeten worden betaald en de heren van Zeeland zouden zich daaraan dus ook moeten houden. Deze provincie dient dan ook gemaand te worden voor onderzoek en vaststelling een lijst met haar betalingen van vrachten op te sturen.
De gedeputeerden van Holland hebben verklaard dat zij akkoord gaan met deze bepalingen mits hun schippers een vergoeding krijgen voor de aantoonbare, in dienst van het land geleden schade aan hun schepen van voor de ingangsdatum van deze resolutie. De schippers van Zeeland dienen op gelijke voet met die van Holland te worden behandeld, ook als zij de liggelden uit de verordening niet willen aanvaarden.
De gedeputeerden van Zeeland hebben hun uitspraak over de bepalingen uitgesteld zodat de zaak zal moeten worden hervat.