vorige (1-10-1913) | | volgende (13-11-1913) | kalender |
dagboekcahier 5 26/10/1913 zondag 26 october 1913 Een zware tijd is achter den rug. Een tijd met veel en velerlei werk. Allereerst in de Kamer. Ik trof een merkwaardige afdeeling: geen sociaal-democraten erin, maar wel dr. Bos en mr. Tydeman, dus de twee leiders van de vrijzinnige concentratie. Van ons zaten erin, behalve Arts en Van den Berch van Heemstede: jhr. O. van Nispen tot Sevenaer, baron van Wijnbergen en ik. Op mijn voorstel kwamen we vooraf bij elkaar om de rollen eenigszins te verdeelen. Volgens afspraak zou ik ’t debat openen met een algemeene rede over het optreden van ’t nieuwe ministerie en in verband daarmee over de vrijzinnige concentratie en den verkiezingsstrijd. Daarna zouden Van Wijnbergen en zoo noodig Van Nispen nog nader in ’t debat komen om enkele meer speciale punten te behandelen. Zoo hebben we ’t ook gedaan. Ik hield een rede van ruim 1½ uur, waar Van Wijnbergen later nog, maar veel scherper dan ik ’t gedaan had, drie kwartier bijvoegde. ’t Heele debat heeft vier volle dagen geduurd en liep geheel om onze twee speeches. Bij de repliek had ik een mooi principieel debat met dr. Bos over het wezen der sociale wetgeving in verband met de organische staats- en maatschappijleer. Daar dr. Bos vlak voor mij sprak, was dit deel van mijn repliek (driekwart uur) geheel improvisatie. Blijkbaar was ’t nog al goed, want na afloop kwamen zelfs verschillende liberalen me een hand geven en een compliment maken over ’t heldere, degelijke betoog. Van Wijnbergen was ook goed, maar erg hatelijk en hautain. Dit leidde tot een heftig incident met mr. Tydeman, waarbij Van Wijnbergen het gelijk geheel aan zijn zijde had. Daarom vond ik ’t jammer dat hij zoo onnoodig hatelijk was. Dit heeft aan ons debat meer kwaad dan goed gedaan. Verder veel werk gehad met onzen film ‘Van de kribbe tot het kruis’. Maar … ’t is loonend werk. In Rotterdam en Leiden een reusachtig succes gehad. Elken avond uitverkochte zalen. In beide steden hebben we ruim f 2000, – zuivere winst gemaakt. Daar de geheele winst aan ’t Centraal Bureau voor de Katholieke Sociale Actie ten goede komt, zal dit er door deze film nu geheel boven op komen. Wat zal ’t vreemd zijn, als ik daar eens niet meer in geldzorgen zit! Ik heb al gedroomd dat we een groot eigen gebouw hadden. Ik zag al maar liften op en neer gaan. Tal van klerken en ambtenaren draafden rond. Mr. Tepe en ik zaten in een prachtige eikenhouten kamer …. Wie weet? Misschien is deze droom nu eens geen bedrog! De arbitrage betreffende de Landsdrukkerij is thans geëindigd. Juist twintig dagen hebben we – van 11 tot 4 uur telkens – vergaderd. ’t Is een groot rapport geworden. ’k Ben blij dat deze zaak achter den rug is. We hebben f 500,– salaris gerekend, maar ’t heeft dan ook schandelijk veel tijd gekost. Achteraf hoorde ik dat wij veel te weinig hadden gerekend! Deze week nog een andere arbitrage gehad over een beambte van de H.IJ.S.M. die meende onrechtvaardig bestraft te zijn. Ik heb den man tot mijn spijt in het ongelijk moeten stellen. [Nog een andere zaak is thans beëindigd. De onderhandelingen over ’t overnemen van de Leidsche Courant door Futura zijn zonder resultaat gebleven. Enkele personen hebben de boeren-aandeelhouders afgereisd en hun wijs gemaakt dat als de krant bij Futura kwam deze zoo rood zou worden als een kreeft; het gevolg zou zijn loonsverhooging van de boeren- en tuin-arbeiders! En – het voorstel werd met overgroote meerderheid verworpen! ’k Ben benieuwd, wanneer de krant nu op de flesch gaat. Na de treurige afloop der verkiezingen kwam van verschillende zijden bij ons ’t verzoek om een volksdagblad uit te geven. We polsten eenige adviseurs. Allen waren voor: noodzakelijk! Ik ging toen naar mgr. Callier, zette hem ’ En daarmee is ook deze zaak van de baan. Eerlijk gezegd, ben ik er niet rouwig om. Ik zag er erg tegen op. Ik weet nu al niet, hoe met mijn velerlei werk gereed te komen. En dan nog weer een dagblad erbij! Anderzijds achtte ik een nieuw volksblad dringend noodzakelijk. En niemand kan dit beter doen dan Futura. Mòcht ik ’t dus laten? … Nu echter de bisschoppen het plan niet goedkeuren, meen ik ook in geweten verantwoord te zijn. Hadden zij ’t goedgekeurd, dan was de krant er gekomen, want ’t noodige geld ervoor zou ik ook wel bij elkaar gekregen hebben.][23] [23] De voorgaande passage tussen teksthaken is in het manuscript met potlood doorgestreept. |
uit: Dagboek V (28 augustus 1904-18 october 1915) |