Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
10. Beroep of Hof van de KSG inzake de beslissing van de Hoge Autoriteit over de maximum-kolenprijzen. (Brief minister van Economische Zaken, 27-4-1954).
Beel heeft destijds gesteld (ministerraad van 15-3, punt 3f) dat van Nederlandse zijde niet, voordat de Hoge Autoriteit een beslissing had genomen, gedreigd zou moeten worden met een beroep op het Hof en dat eerst overleg met Belgiƫ zou worden gepleegd. Beel meent dat Nederland niet in beroep moet gaan, aangezien er nog verschillende problemen liggen die de jonge organisatie nog moet aanpakken.
Zijlstra merkt op dat reeds besloten is in beroep te gaan en dat dit ook aan de Kamercommissie is gemeld. De rechtvaardiging is dat het besluit van de Hoge Autoriteit op onaanvaardbare wijze tot stand is gekomen. Het beroep is op de eerste plaats een Nederlands belang, maar dient de Europese zaak. Het is van groot belang om het oude kartelsysteem aan te pakken.
De Raad verleent Zijlstra machtiging om verder te gaan met het beroep bij het hof. Beel laat aantekenen da hij hiertegen bezwaar heeft.
Zie ook