Registers van de Hollandse grafelijkheid 1299-1345

Graaf Willem III geeft kwijtschelding van de bede aan de schotbare lieden in het gerecht van heer Steven van Zuilen.

Aangezien de in het registers volgende nrs. NH 537-542 dateren van Pasen 1333 of kort daarna, is het waarschijnlijk dat de onderstaande oorkonde is uitgevaardigd op de dag vóór Pasen in datzelfde jaar. De scribent van het stuk heeft dan een vergissing begaan in het jaartal, dat 1333 had moeten luiden: in het paasjaar wisselt men immers al op de vrijdag vóór Pasen her jaargetal (zie de Inleiding). Wanneer de datering toch correct is, zou de oorkonde op 1332 april 18 zijn uitgevaardigd. Een argument daartegen is evenwel het feit dat Willem III volgens zijn itinerarium van 19 maart tot 9 mei 1332 in Middelburg verbleef, waar hij ook op de 18e april oorkondde (zie nr. ZE 598); volgens de Procurator was hij, geplaagd door jicht, meer dan een maand niet in staat verder te reizen (Gumbert, Procurator, p. 515). Dit gegeven weegt zwaarder dan het feit dat in de primaire registratie A de onderstaande tekst door een andere hand is ingeschreven dan de volgende, op Pasen 1333 uitgevaardigde oorkonden nrs. NH 537-541. Deze hand heeft overigens bij het schrijven van de datering een correctie toegepast: blijkbaar wilde hij eerst drie schrijven in plaats van twee (zie voetnoot f).

Wi Willaem^a grave etc. maken cond allen luden^b dat die uyt der scote in heren Stevens gherechte van Zulen^c, dat hi van ons houd, ons hier voirmaels bede ghaven^d als wi in onsen ghemenen lande bede hadden, van wilker bede wise voertmer quite scelden ende ghelovense^e dair of onghemoyet te laten omme sheren Stevens willen voirscreven, ende sullense laten in sulken rechte als si bi heren Stevens ouderen tiden sculdich waren te wesen.

In orkonde etc. Ghegheven in die Haghe op den Paeschavond int jaer ons Heren M CCC ^f twee ende dortich.