Graaf Willem III, die zich borg had gesteld voor een door de graaf van Mark te betalen schadevergoeding aan Jan Werenboudsz. van Zutphen, geeft de laatste na herhaalde klachten over het in gebreke blijven van de graaf van Mark toestemming om binnen zijn landen beslag te leggen op goederen van die graaf, en geeft hem daartoe een vrijgeleide.
Over de gehele lengte van de tekst een verticale streep in de linker marge, die is doorgetrokken tot de erop volgende notitie.
Jan Werenbouts z.
Over de gehele lengte van de tekst een verticale streep in de linker marge, die is doorgetrokken tot de erop volgende notitie.
Vgl. het volgende nr. ZH 211.
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
Wi Willema grave etc. maken cont allen luden. Want wi om bede ons neven des graven van der Marke sijn borghe worden jeghens Jan Werenboudsb sone van Zuytvene alse van scade die hi ende sine lude Janne vors. ghedaen c hadden, tenen daghe te betalen die langhe gheleden es, ende want Jan vors. ons langhetijt ghecroent hevet ende noch croent dat hem niet voldaen en word, ende hi sine scout ghegroet hevet L marcd Zosere behalven den scaden, also als der scepene brieve houden van Zuytvene; soe hebben wi Janne vors. oerlof ghegheven te panden binnen onsen lande up sgraven lude van der Marke tote der tijt toe dat hi alse vele ghelts van hem hebbe alse die brief vors. houd, ende niet daer boven, ende gheven Janne vors. ende sinen gheselscipf zekeren ende vaste gheleyde te varen, te keren ende te dueren in onsen lande die pandinghe te done, ende ombieden allen onsen baliuwen, rentemeesters, scouten ende anders onsen lude van onsen lande datse Janne vors. daer in helpen ende starken zoe waer sijns vermaent worden. Dit zal gheduren tonsen wederzegghen.
Ghegheven in die Haghe des zaterdaghes na Midvasten int jaer ons Heren M CCC XXVo.
Per dominum comitem.