Databank sport

 
English | Nederlands

Inleiding

Sport is niet meer uit de moderne samenleving weg te denken. Tallozen trekken naar sporthallen en sportvelden om zelf te sporten of om anderen te zien sporten. Dat is opmerkelijk, want zo lang bestaat de moderne sportbeoefening niet. De meeste sporten werden pas tussen circa 1860 en 1910 voor het eerst in Nederland beoefend. Zij kregen ook in dit tijdvak hun neutrale landelijke bond en competities. De meeste beoefenaars kwamen uit de hogere standen van de samenleving, want die hadden als enigen tijd en geld om aan sport te doen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog beleefde de sport de grote doorbraak naar de lagere maatschappelijke standen. Tal van jongemannen maakten toen tijdens hun mobilisatie kennis met sport. Zij gingen na afloop van hun diensttijd vaak sportclubs oprichten in hun woonplaats. In de periode 1910-1929 werd de sport ook ingekapseld in de “verzuiling” door de komst van protestantse, katholieke en socialistische sportbonden. De meeste sportbonden vertegenwoordigden één tak van sport of soms voor langere tijd twee sporten (voetbal en atletiek; hockey en bandy). Alleen de N.A.S.B. vormde een uitzondering, want deze socialistische sportbond vertegenwoordigde meerdere takken van sport, variërend van voetbal, korfbal, handbal, tot kanosport, schaken en zweefvliegen.

De landelijke overheid had nog niet veel belangstelling voor de sport, want zij zag af van geldelijke ondersteuning voor de Olympische Spelen in Amsterdam. Diverse grote gemeenten zagen wel een maatschappelijk belang in sport, resulterend in de aanleg van tal van sportaccommodaties. Ook in de landelijke en regionale pers werd steeds meer aandacht aan sport besteed. Er verschenen zelfs periodieken die zich geheel en al op één of meerdere takken van sport richtten. Dit alles leidde ertoe dat sport steeds meer geaccepteerd werd in de samenleving. Het is in dit verband ook tekenend dat de belangrijkste neutrale sportbonden tussen 1929 en 1940 het predikaat “Koninklijk” verkregen.

Z.Exc. H. Colijn gaf den aftrap bij de voetbaldemonstratie op den landdag van den Geref. Jeugdraad, onlangs gehouden.  Bron: Lichaamsoefening 3 juli 1930, p. 355.

De groei van de sportbeoefening in Nederland ging overigens niet zonder horten of stoten. Tal van regionale bonden en clubs werden opgericht én ontbonden of verdwenen door fusies. Alleen is de opkomst en de ondergang van deze bonden en clubs nooit goed in beeld gebracht, doordat ook bij de bestudering van de sport altijd de meeste aandacht is besteed aan de winnaars.

In 2006 verscheen het Bibliografisch apparaat voor de Nederlandse sportgeschiedenis. Dit werk geeft 7656 titels over sportieve onderwerpen, veelal biografieën van bekende sporters en jubileumboeken van sportclubs. Deze zijn veelal geschreven door professionele sportjournalisten en enthousiaste clubleden.

Historici blijken zich nog weinig verdiept te hebben in de opkomst van de sport in Nederland. Als zij over sportbonden schreven, dan besteedden zij vooral aandacht aan de ideologische aspecten en nauwelijks aan de aangesloten clubs. Dat is merkwaardig, want bepaalde historische ontwikkelingen sinds circa 1850 zijn met behulp van voorbeelden uit de sport goed te illustreren. Denk in dit verband aan de opkomst van de arbeidersbeweging, de verzuiling van de samenleving, de emancipatie van de vrouw, de invulling van de vrije tijd, de verhouding tussen landelijke en lokale politiek en sportbonden en sportclubs (subsidies voor de aanleg van sportaccommodaties) en de nauwe banden tussen het bedrijfsleven en de sport (bedrijfssportverenigingen, reclame via sporthelden).

Bij de bestudering van de ontwikkeling van de sport in Nederland is het belangrijk om “harde feiten” te bezitten. Wanneer werden sportbonden en sportclubs opgericht en waar waren zij gevestigd? Hoeveel bonden en clubs waren op neutrale basis of op confessionele grondslag gevestigd? Hoeveel beoefenaars telden de afzonderlijke sporten? Waren het elite-sporten of echte volkssporten? In de bestaande literatuur worden zulke vragen niet of nauwelijks beantwoord.

Het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis levert met de databank Sportbonden, sportclubs en sportperiodieken in Nederland tot en met 1940 dergelijke “harde feiten” voor de volgende zes sporten:

In de databank zijn gegevens opgenomen over de landelijke en plaatselijke bonden van deze sporten en hun bondsbladen én zoveel mogelijk clubs die de zes sporten beoefenden. Voor alle zes sporten is een aparte inleiding, waarin de ontwikkeling van de sport tot 1940 kort wordt aangegeven. Hier kan de gebruiker lezen wanneer de landelijke bonden werden opgericht en waar hun officiële mededelingen (wedstrijdprogramma, toetreding van nieuwe clubs, ledenlijsten etc.) werden gepubliceerd. Ook worden de onderbonden genoemd die in 1940 bestonden.

Als einddatum voor het onderzoek is gekozen voor de fusie van alle aparte voetbalbonden tot één landelijke Nederlandsche Voetbalbond op 1 augustus 1940. Dit is beslist een breekpunt in de sportgeschiedenis: voetbal was altijd de meest populaire sport in Nederland en deze fusie bleek het einde voor voetbalbonden op confessionele en socialistische grondslag. Ook voor de andere sporten is 1940 een bruikbaar eindpunt, aangezien de confessionele bonden tijdens de Duitse bezetting niet langer zelfstandig meer mochten optreden.

Voor de oprichting van clubs is gemakshalve als einddatum 31 december 1940 aangehouden. Dit gaf de mogelijkheid om de gebruiker alle deelnemers van de competities van 1940-1941 en hun nieuwe afdelingen te presenteren.

Verantwoording voor de keuze van de sporten

Het was bij de start van het project duidelijk dat de databank meerdere sporten moest bevatten en over een langere periode moest gaan. Dit geeft immers de mogelijkheid om vergelijkingen tussen takken van sport te maken en om ontwikkelingen in de tijd te achterhalen. De keuze voor gymnastiek, hockey, korfbal, schaken, tennis en voetbal is beslist niet willekeurig. Het gaat in de eerste plaats om sporten die vandaag de dag nog altijd veel beoefenaars hebben. Bovendien bieden zij meerdere interessante onderlinge tegenstellingen. Het betreft sporten die door de elite werden beoefend of door “het gehele volk”, om sporten apart beoefend door mannen of vrouwen of gemengde sporten, om sporten die één landelijke bond hadden of sporten met meerdere landelijke bonden (neutraal, katholiek en protestants-christelijk). Verder zijn het alle sporten waarvan de neutrale landelijke bond vóór 1940 het predikaat “Koninklijk” kreeg. Deze onderscheidingen geven aan dat deze sporten algemeen maatschappelijke waardering hadden gekregen.

Een goed voorbeeld van de symbiose tussen sport en commercie. Advertentie van een album met 156 plaatjes van alle eerste en tweede klasse elftallen in de competitie 1930/31 van de K.N.V.B. verpakt bij de Miss Blanche sigaretten. Bron: Sportkroniek 26 jan. 1931, p. 129.

Mogelijkheden

De databank Sportbonden, sportclubs en sportperiodieken in Nederland tot en met 1940 moet een inspiratiebron en een hulpmiddel worden voor al het onderzoek op het gebied van de sporthistorie. Gebruikers kunnen gegevens opvragen per sport, per bond en/of onderbond, per provincie en per plaats, per jaar en periode. Hoeveel clubs waren er in een bepaalde provincie of plaats? Waren deze clubs aangesloten bij een neutrale of confessionele bond? Waar werden de officiële mededelingen van een landelijke of regionale bond gepubliceerd vóór 1940? Welke clubnamen waren wanneer en bij welke sport het meest populair? Maar er zijn meer mogelijkheden.

De databank verwijst volop naar adresboeken van bonden waar namen van bestuursleden en de opgave van het clubkostuum en het speelterrein zijn opgenomen. In de officiële mededelingen van de bonden staan de uitslagen en eindstanden van de competities, waaruit de prestaties van clubs kunnen worden vastgesteld. Bovendien bieden deze mededelingen ledenlijsten en teamopstellingen en opgaven van geroyeerde clubs met de namen van hun leden (en soms ook adressen). De gebruiker kan aan de hand van dergelijke lijsten het bestuur en het ledenbestand van een club van seizoen tot seizoen reconstrueren. Dit biedt weer de mogelijkheid om nader onderzoek te doen naar de maatschappelijke positie van de sportclubs en hun leden. Wat valt er te zeggen van de financiën van een club en de leeftijd van actieve sporters? Woonden leden dichtbij het speelveld of juist verder weg? Kwam de club voort uit een school, een gezellenvereniging of een speeltuinvereniging of iets dergelijks? Welke kleuren waren populair bij clubkostuums? Dergelijke onderzoeksvragen kunnen niet meteen met deze databank beantwoord worden, maar er wordt wel in ruime mate verwezen naar de relevante bronnen.

Kortom, deze databank kan een groot aantal belangstellenden op weg helpen, niet alleen bij onderwerpen uit de sportgeschiedenis, maar ook bij onderzoek op het gebied van de verzuiling of andere maatschappelijke ontwikkelingen.


Onderschriften illustraties:

  1. 1) Z.Exc. H. Colijn gaf den aftrap bij de voetbaldemonstratie op den landdag van den Geref. Jeugdraad, onlangs gehouden. Bron: Lichaamsoefening 3 juli 1930, p. 355.
  2. 2) Een goed voorbeeld van de symbiose tussen sport en commercie. Advertentie van een album met 156 plaatjes van alle eerste en tweede klasse elftallen in de competitie 1930/31 van de K.N.V.B. verpakt bij de Miss Blanche sigaretten. Bron: Sportkroniek 26 jan. 1931, p. 129.