Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Begrafenisbus `Tot nut van 't Algemeen'

Gegegevens

Naam Begrafenisbus `Tot nut van 't Algemeen'
Plaats 's-Gravenhage
Provincie Zuid-Holland
Aard commercieel
Datum 1833-1919 (fusie)
Jaar van oprichting 1833
Bestaansduur > 50 jaar
Fusiedatum 1919
Fusieresultaat Utrecht
Begrafenisgeld ja
Leden
Jaar Aantal
1841 32986
1845 99888
1858 112289
1859 120666
1871 146882
1875 155757
1880 163699
1888 177484
1892 180000
Tekst

Begrafenisbus `Tot nut van 't Algemeen'. 1833-±1860 Verzekeringsmaatschappij*-1919 naar `Utrecht'(99007), 1985 AMEV

Reglement 1845. Verschillende keren werden reglementen aan het departement opgestuurd, oa om koninklijke goedkeuring te verkrijgen en in 1852, toen de Franse consul informatie over onderlinge verzekeringen vroeg. Bij Verhoren wordt gezegd, dat de uitkeringen nog altijd volgens het reglement van 1833 geregeld zijn. Van Zanten Jut geeft daarom de voorkeur aan uitbetaling in geld boven natura. In 1833 waren de prijzen immers veel lager.

Aard: directiefonds odv C.S. Jut en W.H. le Comte (oprichters). Toen zij het fonds begonnen waren zij arme aansprekers. (Gales, `Ondernemen en onderlinge waarborg’, 67) Vroegen autorisatie aan, wat niet nodig was. 1885 W.J. Van Santen Jut en J.H.F. le Comte. Commissie van Toezicht via coöptatie benoemd.

Werkingsgebied: regionaal, in 1852 met name genoemd de provincies Noord- en Zuid-Holland, Gelderland en Utrecht.

Aanvankelijke weigerde de directie opgave te doen, vanaf 1841 kwamen deze wel min of meer regelmatig binnen. Fluctuaties in de statistiek werden sterk door al dan niet opgave van deze grote maatschappij beïnvloed.

Voorziening: 1845: in Den Haag en omgeving in natura; elders uitkering eerste klasse ƒ187 aflopend tot vijfde klasse ƒ42, waarvan steeds ¼ wordt gekort ten behoeve van loon agenten, administratiekosten enz. 1891 inkomen directie nog steeds uit inhoudingen op de uitkeringen. Kinderen onder 8 jaar vrije bediening. ±1892 (reglement 1891) keuze uit `bediening' of uitkering in geld volgens 5 klassen van ƒ50 tot ƒ150.

Leden: 1841 32.986; 1845 99.888; 1858 112.289 en 7280 in het toelagefonds; 1859 120.666 en 7912 in toelagefonds; 1871 146.882 (Bollerman, 15); 1875 155.757 en 17.110 in toelagefonds; 1880 163.699 en 22.443 in toelagefonds; 1888 177.484 (Verzekeringsbode 1889/90, 10); 1892 >180.000.

Contributie: 1845 variërend naar leeftijd 1½-10 cent, vanaf 62 jaar 1½ cent extra voor ieder jaar. 1850 iets hoger. Ernaast fonds van toelaag: contributie 5 cent, uitkering afhankelijk van de duur der verzekering ƒ10-30. Behalve variatie naar leeftijd ook variatie naar verzekerd bedrag.

Bezit: 1842 ƒ27.500 2½% NWS, ƒ107 kas (Leidse Courant 15-4-1842; 1845 NWS ƒ68.000 à 2½% en ƒ1500 à 3% (BiZa, 1846). In 1872 wordt gemeld, dat het fonds in 1870 ƒ15.712 had geboekt onder inkomsten uit bezit; in 1871 niets. Waarschijnlijk betrof het hier (her)belegging; 1888 (Verzekeringsbode) ƒ973.800, wat de Verzekeringsbode veel te laag acht. Verhoren fondsenenquête, 317, kapitaal ƒ1 miljoen.

Financiële gegevens: in 1916 was het verzekerd kapitaal ±ƒ16 miljoen.

Bestuur: fonds is overerfbaar; commissarissen via coöptatie benoemd.

Bijzonderheden: 1.In de jaren veertig verschenen er herhaaldelijk artikelen in de pers, dat de directeuren zich te veel inkomsten toe eigenden. Het fonds plaatste advertenties om de laster tegen te spreken en een beloning uit te loven voor wie de naam van de lasteraar wist.

2. In 1846 richt J.L. Switzar zich tot het departement om o.a. over het fonds van Jut en Le Comte zijn zorg uit te spreken. Meent dat zij ongeveer 33% kosten in rekening brengen. (Armwezen, inv. nr 806, 11 mrt 1846, 76) Volgens Switzar, die zich baseerde op een gepubliceerde rekening (de eerste in 13 jaar), had het fonds van Jut en Le Comte op 20 sept. 101.599 leden, op 13 dec. 1845 99.888 leden. De eigendommen van het fonds waren volgens deze rekening ƒ68.000 á 2½% en ƒ1500 à 3% NWS.

3. De groei van het fonds is des te opmerkelijker als we bedenken dat in de loop der tijd agenten in verschillende steden de band verbraken, een eigen fonds oprichtten en de leden meenamen naar het nieuwe fonds, dat de door ’t Nut ingevoerde vernieuwingen (o.a. de vrije kinderuitkering) overnam.

4. Bij de verhoren gezegd, dat fonds bezig is een nieuwe balans op te laten stellen door verzekeringsdeskundige Pimentel (NB hij was redacteur van de Verzekeringsbode en zeer kritisch over begrafenisfondsen).

Bronnen: Armverslag 1837; S. 412, 1 sept. 1833-±1860 Verzekeringsmaatschappij.* (S. 686), in 1919 naar `Utrecht', 1985 AMEV; Begrafenisrapport Nut, 121; Fondsenenquête, 209; Verhoren 317, 714-716; departementale lijst; Van Gerwen en Verbeek melden overname door Utrecht in 1917 van Tot Nut van ‘t Algemeen, opgericht in 1830, waarvan niet duidelijk is welk fonds dat betreft, en tevens in 1919 van een gelijknamig begrafenisfonds, opgericht in Den Haag in 1833.