Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Maatschappij ter waarborging van lijftochten

Gegegevens

Naam Maatschappij ter waarborging van lijftochten
Plaats 's-Gravenhage
Provincie Zuid-Holland
Aard commercieel
Verzekering op het leven goedgekeurd volgens KB 1830/1840
Datum 1819-1857
Jaar van oprichting 1819
Jaar van opheffing 1857
Bestaansduur 30-50 jaar
Weduwegeld ja
Wezen ja
Leden
Jaar Aantal
1819 116
1838 324
1857 389
Tekst

Maatschappij ter waarborging van lijftochten 1819-1857 in liquidatie

Opgericht als geoctroyeerde maatschappij. Octrooi aangevraagd door Mr. E.J. van Royen en Mr. J. A. Drieling. In opdracht van de Koning onderzocht door de hoogleraar Van Swinden. Bij KB 1 april 1818, 24 octrooi verleend. Bij KB 27 juli 1819, 24 nam de Koning garantie voor rekening van het rijk zolang de 500 aandelen niet waren geplaatst. In 1828 geen verlenging van het octrooi aangevraagd. Zij leggen in 1837 bewijzen over, dat het de maatschappij goed vergaat, ondanks de hoger dan aangenomen sterfte en vragen alsnog verlenging van het octrooi voor 10 jaar.

Bestuur 1837: J.C. Faber van Riemsdijk; T.H.C. Drieling; 1846 Faber Riemsdijk en W.L.J. von Daehne von Varick. Het departement had advies ingewonnen bij J. de Gelder, hoogleraar te Leiden. Reden voor de afwijkende procedure was de bijzondere positie van de maatschappij en een `onderhands' rapport van Lobatto, waarin hij mn kritiek uitte op de gehanteerde sterftecijfers (van Struijck) en stelde dat het tarief te laag was. Gegeven de voorgeschiedenis meende Lobatto dat desondanks aan het verzoek om goedkeuring moest worden voldaan. De Gelder opperde een soort voorlopige goedkeuring en adviseerde het opstellen van nieuwe sterftetafels, waaraan bestaande maatschappijen dan getoetst konden worden. Inmiddels zou de maatschappij via overreding van de noodzaak van verhoging van de tarieven moeten worden overtuigd. Aldus gebeurde en er volgde uitgebreid overleg tussen het departement, Lobatto en de directeuren. In de hele discussie speelt aan de zijde van het departement de overweging mee, dat zolang de 500 aandelen nog niet geplaatst zijn het rijk een waarborg heeft afgegeven.

Leden/aandelen: 1819 116; In 1838 324 aandelen. Per deelnemer maximaal 6 aandelen van ƒ100. Voor 77 aandelen worden per uº dec. lijftochten betaald; 1857 389.

Bezit: 1838 ƒ321.000 NWS 2½%.

Opheffing: volgens S. in 1886 in liquidatie, hetgeen overeenkomt met een mededeling in de Verzekeringsbode (1886/7) 207, dat geen nieuwe leden meer worden aangenomen. Er wordt niet bij vermeld of dat al sinds lang het geval is. In 1856 werd de 5-jaarlijkse balans opgestuurd naar het ministerie. NA, Armwezen 1832-1878, Inv. 1298, 23 juli 1856, 111. Werkelijk kapitaal ƒ311.624 per 1/1/1856. Sinds 1851 zijn er slechts 8 aandelen ingeschreven. De lopende uitkeringen zijn er 14 meer dan volgens theoretische berekening zou moeten. Theoretische reserve hoger dan de feitelijke. Toch meent men, dat de vooruitzichten gunstig zijn. Toen de directie in 1866 hun 5e 5-jaarlijkse balans instuurde werd echter gesproken over sluiting van de maatschappij op 1 jan. 1857, waardoor zij dus al vanaf die tijd in liquidatie was. Wiebes Leemans, Geschiedenis, 21 noemt de maatschappij als in 1882 niet meer bestaand. Bij de oprichting was uitgegaan van deelname door 1000 aandelen. In feite waren er toen nog maar 116 geplaatst. Dat was opgeklommen tot 389 bij sluiting van de maatschappij Het verschil bedraagt nu een voordeel van 29 aandelen voor de maatschappij Er is nog voldoende kapitaal om de lopende en toekomstige verplichtingen na te komen.

Bronnen: S. 322, 1818-1886 in liquidatie; S. 473, 10 juli 1840-? datum is goedkeurings KB van S. 322; NA, Armwezen 1832-1878, 139, 3 mrt 1835, 185; 146, 21 april 1835, 209; 242, 17 mei 1837, 66; 347, 12 juni 1839, 109; 348, 20 juni 1839, 119; 748, 3 nov. 1846, 60; 1868, 22 nov. 1866, 111; De Verzekeringsbode 59 (1940) 65; Wiebes Leemans, Geschiedenis, 21 geeft datum KB (1840), toen toestemming door te gaan. NEHA, archief 1818-1886.