© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU).
Bronvermelding:
Joke Linders,
Schmidt, Anna Maria Geertruida,
in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.
URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/AMGSchmidt
[06/12/2017]
SCHMIDT, Anna Maria Geertruida (geb. Kapelle 20-5-1911 – gest.
Amsterdam 21-5-1995), schrijfster, dichteres en tekstschrijfster.
Dochter van Johannes Daniel Schmidt (1871-1951), Nederlands-hervormd
predikant, en Geertruida Maria Bouhuijs (1871-1958). Annie Schmidt had
een relatie met
Dirk van Duijn (1909-1981), scheikundige. Uit deze relatie werd 1 zoon geboren.

Bij
haar geboorte kreeg Anna Maria Geertruida Schmidt dezelfde namen als
twee eerder overleden zusjes, maar iedereen noemde haar Zus. Haar
moeder, ongelukkig als jonge domineesvrouw in het Zeeuwse Kapelle,
eigende zich dit nieuwe kind toe. Haar acht jaar oudere broer Wim en
zelfs haar vader mochten er niet bij. ‘Ze blies iedereen van het nest
af, zoals een moederkat dat doet die ook de kater wegblaast, al is hij
de verwekker van het kroost’ (
Wat ik nog weet, 10). Anna’s
kinderjaren waren weinig gelukkig. Ze was verlegen, behoorlijk mollig,
sprak anders dan haar dorpsgenootjes, droeg stadse kleren en kon al
lezen toen zij naar school ging. In dat isolement werden de verhalen,
sprookjes, grappen en liedjes waarmee haar moeder haar van kleins af
omringde, een rijke voedingsbodem voor haar verbeelding.
Na de
lagere school in Kapelle, waar Anna zich ontpopte als de beste
opstellenschrijver, fietste zij zeven jaar lang dagelijks zes kilometer
heen en terug naar de HBS in Goes. Een ‘akelige’ school, aldus Schmidt
later, waar weinig waardering en ruimte was voor haar speelse fantasie.
Op het kerstrapport van de vierde klas prijkten een 2 voor Nederlands,
een 3 voor Frans en een 5 voor Engels. Dit kwam niet direct overeen met
het oordeel van Willem Kloos ‘dat er wezenlijk diep in haar, zoals men
’t noemt, iets zingt’. Omdat ook enkele (kinder)tijdschriften wel iets
in de versjes van Anna zagen, hield haar moeder vol dat er een groot
schrijfster in haar school.
Bibliothecaresse en documentalisteNa
haar eindexamen in 1930 ging Schmidt notariaat studeren in Den Haag,
waar feesten en de andere sekse veel leuker bleken dan wetboeken. Zij
werd ongelukkig verliefd op een homoseksuele jongen, raakte zwanger,
liet abortus plegen, een ervaring die zij later in de musical
Foxtrot (1977)
verwerkte, en verruilde de studie voor een typecursus. Op aanraden van
een vriend des huizes verbleef zij in april-juli 1932 in Hannover bij de
gezusters Levetzov, officieel als au pair, maar in werkelijkheid als
betalend pensiongast. Vermoedelijk herstelde zij hier van haar abortus.
Deze zusters stonden later model voor de Dames Groen in
Het schaap Veronica (1951).
In
het najaar van 1932 begon Schmidt aan een opleiding tot
bibliothecaresse, eerst in Middelburg, daarna werkte ze als zodanig in
Schiedam, Den Haag, Rotterdam, Vlaardingen en Amsterdam. In een van de
twee gedichten waarmee zij in november 1938 in het
protestants-christelijke tijdschrift
Opwaartsche Wegen debuteerde,
beschreef Schmidt die tijd als: ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn
gedachten/ Maar in de bibliotheek een volontair/ Die hunk’rend op een
baantje zit te wachten/ En boeken uitleent, met een zeker air’.
Uiteindelijk werd zij in 1941 benoemd tot directrice van de Openbare
Bibliotheek in Vlissingen. Hoewel zij na de bevrijding fel ageerde tegen
de bezetter, was haar eigen bijdrage aan het verzet bescheiden.
Schmidts schrijftalent kwam pas echt aan het licht toen zij begin 1946 documentaliste werd bij
Het Parool in
Amsterdam en betrokken raakte bij ‘De Inktvis’, het journalistencabaret
van die krant. Aangemoedigd door journalisten als Simon Carmiggelt, Han
G. Hoekstra, Henri Knap,
Jeanne Roos
en
Wim Hora Adema verwerkte zij de frustraties over mislukte liefdes en
het isolement van haar jeugd in versjes, eerst voorzichtig in de vorm
van ‘Het fluitketeltje’ dat niet kan ophouden met fluiten (1950), daarna
openlijk recalcitrant in ‘Ik ben lekker stout’ (1955) en ‘De regenworm
en zijn moeder’ (1960): ‘Dus doe nooit wat je moeder zegt,/ dan komt het
allemaal terecht’.
Veelzijdige productieOf Schmidt zich
nu richtte op kinderen of op volwassenen, steeds stelde zij het
kleinburgerlijke aan de kaak. Niets of niemand ontsnapte aan haar
vrolijke, ironische pen. Een goed voorbeeld is
Het schaap Veronica.
Hoewel een samenlevingsverband van twee dames, een dominee en een
schaap bepaald niet gewoon was voor de naoorlogse samenleving, riepen de
76 gedichten die tussen februari 1950 en augustus 1957 op de
kinderpagina van
Het Parool stonden, weinig vragen op.
Integendeel, de kneuterigheid van theepot, borstrok, briketten,
kolenkit, appelstroop en vermicellisoep bood dankzij de overdrijving
precies het soort vrijheid waarnaar de samenleving snakte.
Ook in
Schmidts eigen leven was intussen sprake van enige bevrijding. In 1948
had ze (37 jaar oud) via een contactadvertentie de man van haar leven
ontmoet, de chemicus Dick van Duijn. Hij vond haar mooi en talentvol, en
dat versterkte haar wankele zelfvertrouwen. Maar omdat hij getrouwd was
en twee kinderen had, duurde het jaren voor hun relatie een bestendige
vorm kreeg. De echtgenote van Van Duijn weigerde te scheiden. Pas in
december 1954 – bijna vier jaar na de geboorte van hun zoon Flip op 20
januari 1951 – gingen zij samenwonen in de bungalow die ze in Berkel en
Rodenrijs hadden laten bouwen.
Intussen had Schmidt furore gemaakt met
In Holland staat een huis,
het eerste muzikale radiohoorspel met publiek dat van 13 oktober 1952
tot 21 april 1958 door de VARA werd uitgezonden. Regisseur-producent Wim
Ibo leverde het idee, Schmidt de teksten en componist Cor Lemaire de
melodietjes. Elke twee weken, op maandagavond om 20.05 uur, luisterde
heel Nederland naar wat ‘de familie Doorsnee’ nu weer overkwam: zes
jaar, 91 afleveringen en 45 uur tekst lang. De belevenissen van deze
naoorlogse etherfamilie waren niet alleen herkenbaar maar ook modern en
toch – of juist daarom – schrapte de tekstcontroledienst van de VARA
woorden als ‘pokkekat’, ‘stik’, ‘gedonder’, ‘verrek’, ‘verdomd’,
‘poten’, ‘kontje’ of ‘zwanger’; dit tot woede en ergernis van de makers.
Schmidt beoefende vele genres tegelijk: vroeg-feministische columns in
Impressies van een simpele ziel (1951) en gedichten in
En wat dan nog? (1950)
naast rebelse versjes en verhalen over twee ondernemende kleuters Jip
en Janneke, maar ook reportages en stripverhalen. In 1957 nam Schmidt
afscheid van
Het Parool omdat zij meer tijd wilde hebben voor het schrijven van musicals en van stukken voor toneel en televisie. Ze schreef
Pension Hommeles, een muzikale komische serie die van 1957 tot 1959 werd uitgezonden. Tien jaar later volgde de succesvolle TV-serie
Ja zuster, nee zuster (1966-1968). Met
Heerlijk duurt het langst (1967) en
Wat een planeet (1973),
waarin ze maatschappelijke onderwerpen aansneed, introduceerde zij het
genre van de geëngageerde musical in Nederland. Lucratief waren de
reclameopdrachten van Persil –
Drie stouterdjes (1958),
Prélientje (1959) – en Nutricia –
Floddertje (1968).
Dat
uitgeverij De Arbeiderspers de meeste van Schmidts teksten, na
publicatie in krant of tijdschrift, in boekvorm uitbracht, met
illustraties van Wim Bijmoer of
Fiep Westendorp,
heeft zeker bijgedragen aan haar groeiende bekendheid. Voor haar
kinderboeken kreeg Schmidt in 1964 de Staatsprijs voor Kinder- en
Jeugdliteratuur.
‘Out en oud’Ondanks die veelzijdige
productie en groeiende successen bleef Schmidt onzeker, ook over haar
schrijverschap. Eind jaren zestig voelde zij zich ‘out en oud’. De
reacties op haar eerste avondvullende blijspel
En ik dan? (1968) en op
Met man en muis
(1969), een kruising tussen cabaret en musical, waren weinig positief.
Zoon Flip dreigde door slechte schoolprestaties, drankmisbruik en
depressies te mislukken, haar man Dick was ziek en zijzelf uitgeput. Om
aan de voortdurende belangstelling voor haar persoon te ontsnappen trok
zij zich steeds vaker terug in hun huisje aan de Côte d’Azur; vanaf 1972
woonde zij permanent in Beaumêles.
Voor haar eerste niet in opdracht geschreven kinderroman,
Minoes (1970),
ontving Schmidt in 1971 een Zilveren Griffel. Alles wat haar ter harte
ging, zat erin: het tegendraadse en eigenzinnige, het opkomen voor de
zwakkeren, de communicatie met dieren, het sprookjesachtige en het
maatschappelijk engagement. ‘Ik schrijf dus nu maar weer
kinderverhalen’, liet zij vriend en collega-schrijver Carmiggelt weten.
Maar ook het vertrouwde terrein van de jeugdliteratuur was niet
probleemloos. De Arbeiderspers wilde
Pluk van de Petteflet (1971) niet publiceren omdat het al als feuilleton in damesblad
Margriet had
gestaan. Schmidts zaakwaarnemer wist het boek onder te brengen bij
uitgeverij Querido, die het uitbracht in een oplage van dertigduizend,
met kleurenillustraties van Fiep Westendorp. Ook dit boek werd – in 1972
– bekroond met de Zilveren Griffel.
Echt gelukkig was Schmidt niet
in Zuid-Frankrijk. Zij miste haar vrienden, de gezelligheid en de
Nederlandse taal. De communicatie met uitgevers, producenten en de
Nederlandse samenleving verliep moeizaam, evenals de relatie met haar
levenspartner. De laatste jaren van zijn leven was hij zo ziek, zo
jaloers en zo somber dat ze wel terug moesten naar Nederland. Een
tijdlang vertoefde Schmidt twee dagen per week in het huis van Fiep
Westendorp aan de Willemsparkweg. De pillen waarmee Dick zelf het moment
van zijn dood kon bepalen, waren intussen geregeld. Een paar dagen na
de première van de musical
Madam (1 januari 1981) nam hij ze in. Schmidt stond hem terzijde. Datzelfde jaar ontving ze de Gouden Griffel voor
Otje in 1981.
Na
een periode van verwarring en vermoeidheid pakte Schmidt de draad van
haar schrijversbestaan weer op. Zij betrok een dubbel benedenhuis aan de
Amsterdamse Vossiusstraat, begon aan een nieuwe musical –
De dader heeft het gedaan (1983)
– en haalde de banden met oude vrienden als Jeanne Roos aan. Veel steun
en plezier beleefde zij aan de toneelclub: een groep getrouwen die
wekelijks een stuk bij haar kwamen voorlezen.
ErkenningIn deze Amsterdamse jaren schreef Schmidt niet veel meer dan het geestige
Wat ik nog weet (1992),
een serie autobiografische columns. Maar publieke optredens,
interviews, feesten, tentoonstellingen en feestelijke herdrukken in
bundels als
Tot hier toe (1986) en
Ziezo (1987) – samengesteld door
Tine van Buul –
zorgden ervoor dat zij in het middelpunt van de belangstelling kwam te
staan. De roep om literaire erkenning klonk steeds luider. Kort na
toekenning in 1987 van de Constantijn Huygensprijs voor haar gehele werk
en de Publieksprijs voor poëzie in 1988 reikte de Zweedse
kinderboekenschrijfster Astrid Lindgren haar de Hans Christian
Andersenprijs (1988) uit, de hoogste internationale onderscheiding op
het gebied van kinder- en jeugdliteratuur.
Had Schmidt in de bundel
Huishoudpoëzie (1957)
al beweerd dat het lichaam een kostelijk bezit is dat allemachtig veel
kapsones heeft, eind jaren tachtig begon zij dat aan den lijve te
ondervinden. Werken kon ze bijna niet meer. Bovenop het verlies van haar
gezichtsvermogen, versleten nekwervels en hart- en longklachten kwam in
januari 1994 een heupbreuk. Het herstel verliep moeizaam, en toen zij
een jaar later longontsteking kreeg, begon zij openlijk naar het einde
te verlangen. Daags na de viering van haar 84ste verjaardag met de leden
van de toneelclub werd zij dood in bed aangetroffen. Het wekelijkse
cryptogram nog oningevuld, een lege wijnfles en wat pillen naast zich.
Hartstilstand constateerde de huisarts op grond van de fysieke
symptomen. Heel Nederland treurde om het verlies van de koningin van het
kinderboek en ‘the grand old lady’ van het lichte proza.
ReputatieHoewel
Annie M.G. Schmidt het bijzonder trof met de mensen met wie zij
samenwerkte – talenten als illustratrice Fiep Westendorp, componist
Harry Bannink en acteurs als
Conny Stuart,
Mary Dresselhuys, Jenny Arean
en Willem Nijholt – is haar succes in de eerste plaats te danken aan
haar directe en relativerende taalgebruik. Eenvoud, een natuurlijk
ritme, zeggen wat je te zeggen hebt, niet moeilijk doen, een simpele
doch dwingende logica en een tikkeltje ondeugendheid waren de geheimen
van haar schrijverschap. Zij creëerde figuren als Pluk, Otje en Minoes,
die geen blad voor hun mond nemen en vele vriendjes hebben. Kinderen
zoals zij er zelf een had willen zijn. Met ‘Zebra Flopje’ die een ander
hansopje wil dan die eeuwige streepjes, en koningen die ander voedsel
willen dan hun wordt voorgezet, protesteerde zij tegen de beknelling van
regeltjes en normen. De taal, de dartelheid van haar woorden, het
steeds wisselende ritme, het plezier in rijm en grappige namen leveren
de vrijheid waarnaar zij altijd op zoek was.
Via haar musicals en
liedteksten liet Annie M.G. Schmidt een scala aan gebeeldhouwde zinnen
en gevleugelde uitdrukkingen na: ‘Lachen mag van God’, ‘Ik zou je het
liefste in een doosje willen doen’, ‘Op een mooie Pinksterdag’, ‘Morgen
kan ze zwanger zijn’, ‘Ja zuster, nee zuster’, ‘Heerlijk duurt het
langst’, ‘Kom Kees, ’t is maar tijdelijk’ en ‘Zeur niet’. Pas na haar
dood werd duidelijk hoe ver Annie Schmidts invloed reikte. Scholen,
prijzen en instellingen werden naar haar of naar figuren uit haar werk
vernoemd. Zij kreeg in korte tijd drie biografieën. Die van Annejet van
der Zijl,
Anna (2002), lag ten grondslag aan een uitbundige
televiserie met zang en dans over haar leven. De meeste onthullingen
leverde de publicatie van 131 brieven in
Liefs van Annie (2011).
Er kwam een jaarlijkse Annie M.G. Schmidtprijs voor het beste
theaterlied, een jaarlijkse Annie M.G. Schmidtdag op 20 mei, een Annie
M.G. Schmidtleerstoel voor jeugdliteratuur, een website en Annie Schmidt
werd een van de vijftig vensters in de canon van Nederland. Het Letterkundig Museum moest na een fictieve rechtszaak in februari
2011 erkennen dat Schmidt ten onrechte ontbrak in Het Pantheon,
de vaste tentoonstelling van het museum. In 2017 kwam de veelgeprezen musical
Was getekend. Annie M.G. Schmidt, met Simone Kleinsma in de hoofdrol, in productie.
NaslagwerkenVan Bork/Verkruijsse; BWN.
ArchivaliaDocumentatie
in het Nederlands Letterkundig Museum (Den Haag), het Theater Instituut
Nederland (Amsterdam). Het privé-archief van Annie M.G. Schmidt berust
bij de erven, een Collectie-Annie M.G. Schmidt bij Marcel Raadgeep
(Delft).
PublicatiesVoor overzichten van Schmidts oeuvre zie Marcel Raadgeep,
Ik krijg zo’n drang van binnen… Bibliografie van Annie M.G. Schmidt, 1911-1995; Idem,
Annie M.G. Schmidt uitgelicht, een bibliografie.
Literatuur- Marcel Raadgeep, Annie M.G. Schmidt uitgelicht, een bibliografie. Boeken met bijdragen van en over Annie M.G. Schmidt uit de periode 1946-2000 (Delft 2000).
- Tine van Buul e.a. red., Altijd acht gebleven. Over de kinderliteratuur van Annie M.G. Schmidt (Den Haag enz. 1995; 2de aangevulde dr.).
- Joke Linders, Doe nooit wat je moeder zegt. Annie M.G. Schmidt, de geschiedenis van haar schrijverschap (Amsterdam 1999).
- Hans Vogel, Wacht maar tot ik dood ben. Annie M.G. Schmidt: haar leven en werk voor theater, radio en tv, bew. door Hans van den Bergh (Amsterdam enz. 2000).
- Annejet van der Zijl, Anna. Het leven van Annie M.G. Schmidt (Amsterdam 2002).
- Liefs van Annie. De mooiste brieven van Annie M.G. Schmidt, ingeleid door Annejet van der Zijl (Amsterdam 2011).
- Website: www.annie-mg.com
IllustratieAnnie M.G. Schmidt, door onbekende fotograaf, 1989
(Nationaal Archief / Spaarnestad Photo).Auteur: Joke Linders
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 930
laatst gewijzigd: 06/12/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.