© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Maarten Hell, Does, Mathilda Josephine Louise Blanche van der, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Does [16/11/2017]
DOES, Mathilda Josephine Louise Blanche van der (geb. Rotterdam 17-11-1896 – gest. Parijs 30-11-1971), operettezangeres, variétéartieste. Dochter van Marie Cornelis Ferdinand van der Does (1866-1910), acteur, en Alwine Magdalene Schmodter (1866-1950), actrice. Tilly van der Does (1) had van 1921 tot 1931 een relatie met Simon David, beter bekend als Louis Davids (1883-1939), cabaretier; (2) trouwde in 1939 met Friedrich Goldbaum (1903-1983), musicus en componist.
Tilly van der Does werd geboren in Rotterdam; ze had een oudere broer. Haar Duitse moeder speelde vóór haar huwelijk kleine rolletjes bij de nationale opera en haar vader was afwisselend toneelspeler bij het Tivoligezelschap en de Nederlandsche Toneelvereeniging. In 1900 – Tilly was vier jaar – verhuisde het gezin Van der Does naar Amsterdam, waar het kwam te wonen in de uitgaanswijk YY (Govert Flinckstraat 359-I). Aangespoord door haar vader debuteerde Tilly op haar dertiende aan het toneel, als het kleine jongetje Jozef in De boer van den Mosenhof (vert. van Das Letzte Glück van Clara Viebig). Op negentienjarige leeftijd was Tilly van der Does sidekick van de humorist en karakterkomiek Frans Franken, met wie ze tussen filmvoorstellingen door optrad, onder meer als soubrette.
Amsterdam wil dansen
Vanaf 1919 had Tilly van der Does eigen zang- en dansnummers in grote revues; zo deed ze ‘dansfantasieën’ bij het gezelschap van Jean Louis Pisuisse. In juni 1920 was ze ‘beminnelijke danseres’ bij het Residentie Cabaret in Den Haag en een maand later voerde ze haar plastische dansen uit in de operette Robijnenvorstin. In 1921 speelde Van der Does een zieke danseres in de film Weldadigheid door Welwillendheid. Datzelfde jaar stond ze op de planken met cabaretier Louis Davids, die zijn relatie met de actrice Margie Morris verbrak en met Tilly ging samenwonen in Rotterdam. Samen speelden ze in Phi-Phi, een vertaling van de Franse operette waarin ook Willy Corsari te zien was. Van der Does, in haar rol als Aspasie, werd in de Nieuwe Rotterdamsche Courant omschreven als ‘een onweerstaanbare jonge tenor-held’; Het Volk was minder enthousiast en noemde haar ‘de lichtzinnigheid zelve’ (5-9-1921).
In 1922 stond Van der Does in de operette Op stap, opnieuw met Davids. Voorafgaand aan bioscoopvoorstellingen danste ze in theater Tuschinski ook als exotische bajadère en had ze een even pikante rol in de nieuwe operette Graaf blijft graaf. In het door Davids geleide Casino Theater aan de Rotterdamse Coolsingel vertolkte ze de rol van dienstmeisje in een Duitse klucht (Baron von Haberniks) en in zijn revue Amsterdam wil dansen (1924), een protest tegen de Amsterdamse regulering van publieke dansgelegenheden, was Van der Does onder meer als etalagepop te zien. Daarnaast bleef ze solodansvoorstellingen geven en speelde ze in kluchten. In 1925 was ze op tournee in Kaapstad, terwijl Louis Davids thuisbleef. Drie jaar later registreerde de gemeente Amsterdam Van der Does als ‘pensionhoudster’ in de Vossiusstraat (nr. 29), waar ook Davids woonde. In 1928 had het stel een ernstig auto-ongeluk op een spekgladde weg tussen Halfweg en Haarlem: Van der Does vloog door de voorruit maar zou er geen noemenswaardig letsel aan overhouden; ook Davids bleef ongedeerd.
Tournee met Chevalier
Tilly van der Does bleef in revues optreden, zoals in Europa lacht weer (1928). Volgens de recensent van Het Vaderland (3-9-1928) was zij hierin ‘een uitnemend geschoolde danseres, doch ook een aardig actricetje’. Een jaar later trad ze met Fien de la Mar op in Carré, in de komische operette De dans naar het geluk. In de zomer van 1930 was ze met Davids op vakantie in Auvergne. Daarna volgde als laatste wapenfeit een rol als Gusti in de Vlam van Hans Müller (1931), uitgevoerd met het gezelschap *Rika Hopper. Een tweede carrière bij het serieuze toneel zette zij echter niet door. Rond deze tijd strandde haar relatie met Louis Davids.
In 1939 werd Tilly van der Does tijdens een bal verliefd op de van oorsprong Weens-Joodse componist en acteur Fred Freed (Friedrich Goldbaum). Ze trouwden en wisten de oorlog te overleven. In 1956 werd Freed componist en begeleider van de populaire Franse zanger Maurice Chevalier en sindsdien hoorde het paar bij de internationale jetset, waarover Van der Does zelf berichtte in De Telegraaf (24-12-1952, 30-5-1953). Achter de coulissen stond ze haar man bij, onder meer als kleedster. Tussen het reizen met Chevalier door woonden ze in Parijs, waar Tilly van der Does op 30 november 1971 stierf, 75 jaar oud. In twee beknopte necrologieën werd zij voornamelijk herinnerd als ‘vrouw van’: van haar faam als danseres, cabaretière en ‘onweerstaanbare tenor-held’ was weinig overgebleven.
Naslagwerken
Honig; theaterencyclopedie.
Archivalia
Stadsarchief Amsterdam: overgenomen delen en gezinskaarten; archiefkaart Simon David.
Literatuur
- Bataviaasch Nieuwsblad, 22-4-1915.
- De Telegraaf, 29-11-1919; 4-3-1924; 24-12-1952; 26-7-1955; 10-2-1968 [interview]; 3-12-1971 [overlijdensbericht].
- Het Vaderland, 13-6 en 27-7-1920.
- Haarlem’s Dagblad, 2-1-1928.
Illustratie
Tilly van der Does, door Godfried de Groot, ongedateerd (Bijzondere collecties UVA/De Theatercollectie).
Auteur: Maarten Hell
laatst gewijzigd: 16/11/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.