Goot, Willemijn Hendrika van der (1897-1989)

 
English | Nederlands

GOOT, Willemijn Hendrika van der, vooral bekend als Willemijn Posthumus-van der Goot (geb. Pretoria, Zuid-Afrika 2-5-1897 – gest. Amsterdam 16-1-1989), econome, journaliste en feministe. Dochter van Fiepko van der Goot (1868-1940), ingenieur, en Elisabeth Marijna Castens (voor 1896-1925). Willemijn van der Goot trouwde op 7-1-1931 in Londen met Nicolaas Wilhelmus Posthumus (1880-1960), hoogleraar economische geschiedenis. Uit dit huwelijk, dat in 1950 op een scheiding uitliep, werd 1 dochter geboren.

Willemijn (ook: Willy of Lil) van der Goot groeide samen met haar zus op in Batavia, waar zij de HBS-afdeling van het Gymnasium Willem III bezocht. In 1914 behaalde zij de onderwijsakte Frans. Daarna vertrok zij naar Zwitserland, waar ze overwoog om – in de voetsporen van haar vader – ingenieur te worden. Het werd uiteindelijk economie, een toen nog nieuwe studie aan de pas opgerichte Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotterdam.

Tijdens haar studie (1920-1926) leerde Willemijn van der Goot de zeventien jaar oudere en reeds gehuwde Nicolaas Posthumus kennen, hoogleraar economische geschiedenis in Rotterdam en ook verbonden aan de faculteit Handelswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Zij trouwden kort na Van der Goots promotie op De besteding van het inkomen. Het indexcijfer van de kosten van levensonderhoud (11-12-1930). In haar dissertatie richtte ze zich op de consument, waarbij impliciet het aandeel van vrouwen in de economie zichtbaar werd.

Feminisme

Willemijn Posthumus-van der Goot raakte pas tijdens de economische crisis van de jaren dertig betrokken bij de vrouwenbeweging. Directe aanleiding waren de beperkingen die de politiek onder het mom van de crisis gehuwde werkende vrouwen wilde opleggen. Uit verontwaardiging hierover nam ze in 1934 deel aan de studieconferentie van de Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap (VVGS). Daar werd besloten een jongerenbijeenkomst te organiseren om de kloof tussen de oude en de nieuwe feministische generatie te dichten. Deze Jongeren Werkconferentie vond plaats in 1935 en leidde tot de oprichting van het Jongeren Werk Comité, waarvan Posthumus-van der Goot in het eerste jaar na de oprichting voorzitster werd, al moest ze daarvoor – zo vond ze – wel eerst 'netjes' gevraagd worden. In het kader van het Comité tot Verdediging van de Vrijheid van Arbeid voor de Vrouw dat in 1935 werd opgericht, verrichtte zij economisch onderzoek dat het bestaande beeld ontkrachtte dat de bijdrage van gehuwde werkende vrouwen aan het gezinsinkomen miniem zou zijn. Ze toonde bovendien aan dat gezinnen waarin de moeder betaald werkte, beter functioneerden dan die waarin de moeder fulltime huisvrouw was.

Samen met Johanna Naber en Rosa Manus richtte Willemijn Posthumus-van der Goot in 1935 het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) op. Haar echtgenoot stelde twee kamers in het door hem opgerichte Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) ter beschikking als onderkomen voor de nalatenschap van de feministische kiesrechtbeweging. Hetzelfde jaar werd ze redactrice van de vrouwenpagina in De Groene Amsterdammer, een positie die zij benutte om het nieuwe elan in de vrouwenbeweging stem te geven.

Radio

In 1936 verruilde Posthumus-van der Goot De Groene voor de AVRO-radio, waar zij de leiding kreeg over de uitzendingen voor vrouwen. Radio was volgens haar bij uitstek geschikt om het 'vrouwelijk standpunt' uit te dragen, want via dat medium konden vrouwen over alle scheidslijnen van de verzuiling heen elkaar bereiken. Ze werd bekend met haar programma Korte gesprekken van vrouw tot vrouw: anonieme vrouwen vertelden in steeds vijf minuten over een belangrijk voorval in hun leven, waarbij originaliteit en diepgang telden als criteria. Een serieuze boodschap moest er zijn, maar dan wel op aangename – en liefst humoristische – wijze gebracht. Tot de Tweede Wereldoorlog verzorgde Posthumus-van der Goot jaarlijks zo'n driehonderd uitzendingen. Hoewel ze persoonlijk bevriend was met AVRO-voorzitter Willem Vogt zou zij echter nooit tot de 'AVRO-familie' behoren.

Tijdens de Duitse bezetting raakte Willemijn Posthumus-van der Goot via een vriendin, Mies Boissevain-Van Lennep, betrokken bij het onderbrengen van joodse kinderen die uit de kindercrèche van de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam waren gesmokkeld. Zij deed dit vanuit haar zusters huis in Noordwijk, waar zij met man en dochter, Claire (1938), de oorlogsjaren doorbracht. Na de oorlog zou zij drie oorlogspleegkinderen in huis nemen.

Als feminist benadrukte Posthumus-van der Goot 'het specifiek vrouwelijke': vrouwen denken en handelen volgens haar praktischer en onpartijdiger dan mannen en hebben meer oog voor het kleine en menselijke. Hoezeer ze ook het vrouwelijk vermogen tot onderling begrip bezong, zelf oogstte zij in de vrouwenbeweging niet louter bewondering. Tijdens de oorlog werd zij – om onopgehelderde redenen – buiten de oprichting van de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers gehouden, en later ook buiten het Nederlandsche Vrouwencomité. Dit gebeurde op instigatie van Jane de Iongh, medebestuurslid van het IAV, en Marie Anne Tellegen, voorzitster van de Nederlandsche Vereeniging van Vrouwen met Academische Opleiding (VVAO). Mogelijk waren er persoonlijke wrijvingen, veroorzaakt door de buitenechtelijke escapades van haar echtgenoot; in 1950 scheidden zij van tafel en bed.

In 1945 hervatte Posthumus-van der Goot haar radiowerk. Kort na de Bevrijding maakte zij voor de Stichting Nederlandsche Radio-Omroep in Overgangstijd veertien programma's, goed voor zestig uitzendingen per maand. Vanaf 1946 moest zij echter steeds zendtijd inleveren. Toen in 1951 de programmaleiding haar Korte gesprekken beëindigde, verbrak zij de samenwerking en zegde haar AVRO-lidmaatschap op. Wel bleef zij nog enige jaren actief als bestuurslid van de mede door haar opgerichte International Association of Radio Women en maakte zij incidenteel programma's voor buitenlandse omroepen en de Wereldomroep.

Van moeder op dochter

Ondertussen was Willemijn Posthumus-van der Goot weer begonnen te schrijven. In 1946 publiceerde zij haar Statistiek en werkelijkheid, over het subjectieve en manipulatieve karakter van de statistiek, die desondanks de werkelijkheid dicht kan benaderen. Ook zette ze zich in voor de wederopbouw van het IAV, dat gedurende de bezetting was leeggeroofd, en gaf ze de aanzet tot het feministisch-historische overzichtswerk Van moeder op dochter. Het aandeel van de vrouw in een veranderende wereld (1948). Het door haar en Anna de Waal geredigeerde boek verscheen bij de tentoonstelling Vrouwen van Nederland, 1898-1948, ter gelegenheid van koningin Wilhelmina’s troonsafstand en Juliana’s troonsbestijging. Voor de eerste druk hiervan schreef Posthumus-van der Goot de 'achtergronden van het vrouwenleven', voor de eerste heruitgave (1968) een nieuw hoofdstuk over de jaren 1948-1968 en voor de tweede heruitgave (1978) een nawoord. Het werk fungeerde enkele decennia als hét handboek van de geschiedenis van de Nederlandse vrouwenbeweging.

In 1961 publiceerde Posthumus-van der Goot Vrouwen vochten voor de vrede, een geschiedenis van de vrouwenvredesbeweging. Zij schreef ook meer eigentijdse verhandelingen, waarin ze het vermogen van vrouwen als moeders om vrede te stichten en te bewaren, beklemtoonde. Daarnaast was zij actief in verscheidene organisaties op het gebied van vrede en internationale samenwerking.

De vrouwen van de tweede feministische golf omarmden de wetenschappelijke verhandelingen van Posthumus-van der Goot over (de geschiedenis van) het feminisme, maar hadden moeite met haar praktische en populaire bijdragen – wellicht vanwege haar nadruk op het (potentiële) moederschap als kern van vrouwelijkheid. Dat zij bijvoorbeeld in de jaren vijftig een adviesbureau oprichtte dat tegen betaling adviezen aan vrouwen verstrekte en cosmetica verkocht, strookte in de ogen van latere feministen niet met haar betrokkenheid bij de VVGS, de VVAO en de Nederlandse Bond van Vrouwen Werkzaam in Bedrijf en Beroep. Omgekeerd voelde Posthumus-van der Goot wel verwantschap met het nieuwe feminisme. Zo was zij enthousiast over de ideeën van Joke Kool-Smit en juichte zij in de jaren zeventig de praatgroepen en Blijf-van-mijn-Lijfhuizen toe als specifiek vrouwelijke organisatievormen.

Waardering

Willemijn Posthumus-van der Goot was een imponerende verschijning die ongetwijfeld zekerheid putte uit de connecties die zij had via haar familie en haar echtgenoot. In interviews komt zij naar voren als een levendig en geestig vertelster. Op een foto ter gelegenheid van haar promotie poseert zij eerder als filmster – met vosje – dan als een blauwkous die het tot feministe zou schoppen. Vooral met haar werk voor het IAV en Van moeder op dochter leverde ze een cruciale bijdrage aan de feministische herinneringscultuur. In een interview suggereerde zij te behoren tot een 'generatie van verwende meisjes' maar daarmee deed ze zichzelf te kort: ze moet gerekend worden tot de eerste generatie van maatschappelijk actieve vrouwen die niet alleen een eigen carrière opbouwden, maar ook probeerden de levens van vrouwen te veranderen.

Naslagwerken

BWN; BWSA.

Archivalia

  • Atria, Amsterdam: archief W.H. Posthumus-van der Goot.
  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Castens en Goot.

Publicaties

  • Statistiek en werkelijkheid (Leiden 1946).
  • ‘Grondwetsherziening van 1917 maakte plaats voor Suze Groeneweg’, NRC, 25-11-1967.
  • Aletta Jacobs. Pionierswerk naar alle kanten (Amsterdam 1975).
  • ‘Jacobs, Aletta Henriëtte’, in: BWN I (Den Haag 1979) 271-274.
  • ‘Jungius, Hendrika Maria Aleida’, in: BWN I (Den Haag 1979) 282-284.
  • ‘Manus, Rosette Susanna (Rosa)’, in: BWN I (Den Haag 1979) 366-367.
  • ‘De vrede die vrouwen aangaat’, Vrouwenbelangen Leiden 45 (1980) 4.

Literatuur

  • Mirjam Elias, ‘Interview met mevrouw W.H. Posthumus-van der Goot. “De generatie van de verwende meisjes”’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 2 (1981) 222-235.
  • Cisca Dresselhuys, ‘‘Ik ben geen liberaal en geen socialist, maar een feminist’. Mevrouw Lil Posthumus (86) over vrouwen toen en nu’, Opzij (februari 1984) 28-30.
  • ‘Dr. Willemijn Posthumus (1897-1989). Strijdster voor de vrede’, NRC Handelsblad, 18-1-1989.
  • Ciska Dresselhuys, ‘Willemijn Posthumus: een rasechte feministe’, Opzij (februari 1989) 55-56.
  • Maria Grever, ‘Dochter van de eerste feministische golf. Mevrouw dr. W.H. Posthumus-van der Goot (2 mei 1897-16 januari 1989)’, Lover (1989) nr. 1, 34-35.
  • M. Zaal, Van Vrouw tot Vrouw. De vrouwenrubrieken van de AVRO onder leiding van dr. W.H. Posthumus-van der Goot, 1936-1952 (Leiden 1991) [doctoraalscriptie].
  • Marjo van Soest, ‘Dochter van geleerde ouders’, Vrij Nederland, 18-4-1992.
  • M. Zaal, Binnen en buiten het huis. Dr. W.H. Posthumus-van der Goot en de vrouwenrubrieken van de AVRO, 1936-1952’, Jaarboek Stichting Film en Wetenschap Audiovisueel Archief (Amsterdam 1993) 31-51.
  • Jolande Withuis, ‘“Een schatkamer van feministische kostbaarheden”. Het Internationaal Archief voor de vrouwenbeweging tussen 1935 en 1952: betrokkenen, beweegredenen, beleid’, in: Idem, De jurk van de kosmonaute (Amsterdam 1995) 114-141.
  • Francisca de Haan, ‘Na honderd jaren: vrouwenarbeid en seksengelijkheid in Nederland’, in: Carolien Bouw red., Drie vrouwenkwesties (Amsterdam 1998) 7-37.
  • Het Parool, 24-11-2008.

Illustratie

Foto door onbekende fotograaf, ongedateerd (Atria, Amsterdam).

 

Auteur: Mineke Bosch

 

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 890

laatst gewijzigd: 13/11/2015

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.