Pool, Rosa Eva (1905-1971)

 
English | Nederlands

POOL, Rosa Eva (geb. Amsterdam 7-5-1905 – gest. Londen 29-9-1971), dichteres, verzetsvrouw en expert Afro-Amerikaanse poëzie. Dochter van Louis Pool (1876-1943), eigenaar sigarenwinkel, en Jacoba Jessurun (1880-1943). Rosa Pool trouwde (1) op 29-8-1932 in Berlijn met Gerhard Friedrich Kramer (1904-1973), jurist; (2) na echtscheiding (25-6-1935 in Berlijn) woonde ze vanaf 1948 samen met Ursel Isenburg (1901-1987), radiologe en eigenares reisbureau. Beide relaties bleven kinderloos.

Rosa (Roosje, later Rosey) Pool werd geboren als oudste in een Joods gezin ze had een tien jaar jongere broer. De  ouders waren seculier en geëmancipeerd. Haar vader was aanhanger van de SDAP en de Nederlandse Vereniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken. Zelf werd ze lid van de padvinderij. Rond haar twaalfde zag Roosje voor het eerst een synagoge van binnen, omdat ze dat zelf wilde. Na haar hbs-eindexamen in 1923 behaalde ze haar onderwijzersakte en ging ze vervolgens Nederlands studeren aan de gemeentelijke universiteit van Amsterdam. In haar studententijd sloot ze zich aan bij de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) en de Sociaal Democratische Studenten Club (SDSC), waar ze enige faam verwierf vanwege haar poëzievoordrachten. Haar latere voordrachten op de VARA-radio droegen bij aan haar bekendheid in de sociaaldemocratische beweging.

Oorlog en verzet

Op een internationale conferentie voor socialistische jongeren in 1926 ontmoette Pool de Berlijnse, niet-Joodse jurist Gerhard F. Kramer. Een jaar later verloofden zij zich; Pool brak haar studie af en verhuisde naar Berlijn. Ter voorbereiding behaalde zij haar onderwijsakte Duits. De 22-jarige Rosey Pool studeerde Engels aan de Berlijnse universiteit, waar zij promoveerde op het proefschrift De poëzie van de Amerikaanse neger. Ook doceerde ze Engels aan de communistische Karl-Marx-Schule in Neukölln. Ze verdiende geld met vertalingen voor onder anderen Henk Sneevliet. Als uitwisselingstudent zat ze ook korte periodes in München en Perugia (Italië). Het huwelijk met Kramer hield geen stand: ze scheidden in juni 1935, drie maanden voordat de nazi’s gemengde huwelijken verboden. Vanuit Duitsland hielp Pool Joden naar Nederland door hun daar onderdak te verschaffen.

Kort na de Kristallnacht (1938) keerde Rosey Pool terug naar Nederland. Zij behaalde haar onderwijsakte Engels en gaf Engelse les aan Duits-Joodse emigranten die verder wilden trekken in het Lloyd Hotel en Tehuis Oosteinde, een opvangtehuis en ontmoetingsplaats voor Joodse vluchtelingen. Ook was ze docent aan het Joods Lyceum, waar Anne Frank op school zat. Tijdens de oorlog raakte Pool via Tehuis Oosteinde betrokken bij de Duits-Joodse verzetsgroep Van Dien, die persoonsbewijzen namaakte en onderduikhulp bood. Bij een razzia in mei 1943 werd ze opgepakt en overgebracht naar Westerbork. Daar zag zij hoe haar ouders en haar broer werden gedeporteerd naar de vernietigingskampen. Per brief vroeg Pool een lid van de groep Van Dien om het lied Die Eisenbahn op te sturen – ze wilde het leren aan de kinderen in het kamp. Dit was een geheime boodschap waarmee ze aangaf te willen ontsnappen (zoals Amerikaanse slaven uit het Zuiden per trein ontsnapten naar het vrije Noorden). De verzetsgroep herkende de code en wist haar van de transportlijst af te krijgen door haar een ontheffing te bezorgen om het kamp te verlaten, zogenaamd om boeken te kopen.

Rosey Pool dook onder bij verre familie in Baarn, waar ze verzetsgedichten schreef en zich in het katholieke geloof verdiepte. De onderduik viel haar zwaar. Ze verbleef korte perioden bij vrienden in de binnenstad van Utrecht, onder anderen bij uitgever G.M. van Wees. Bij hem verschenen dichtbundels van Emily Dickinson en van William Shakespeare, vertaald door Pool. Ook gaf ze les aan haar neef, Joost Jessurun, die ondergedoken zat in hetzelfde huis. In Utrecht distribueerde ze haar eigen verzetspoëzie onder leden van haar verzetsgroep.

Ik zag hoe zwart ik was

Kort na de bevrijding liet Rosey Pool zich, veertig jaar oud, katholiek dopen. In deze tijd stortte ze zich in de levendige subcultuur van lesbiennes (de pottenscene) rondom het Amsterdamse Leidseplein. Ze gaf lezingen over Afro-Amerikaanse verzetspoëzie, en op verzoek van Otto Frank vertaalde ze het dagboek van Anne Frank naar het Engels – een vertaling die overigens nooit werd uitgegeven. Ook gaf ze les aan de Gemeentelijke Inhaalcursus voor Ondergedoken Leerlingen (GICOL). Bij Querido verscheen in 1945 haar dichtbundel Beperkt zicht, haar debuut in de letterkunde. Hierin schrijft ze over de oorlog die haar geboortestad Amsterdam heeft besmeurd. Door haar ervaringen tijdens de bezetting werd Pool gesterkt in haar drift tot wereldverbetering. Haar interesse in Afro-Amerikaanse poëzie en literatuur ontwikkelde zich tot een actief politiek engagement. In Amsterdam gaf ze lezingen over Afro-Amerikaanse verzetspoëzie.

In 1948 vertrok Rosey Pool naar Londen, waar ze ging samenwonen met haar vriendin, de radioloog Ursel ‘Isa’ Isenburg. Samen leidden ze een reisbureau en reisden ze de wereld over. In Londen werkte Pool als docent Nederlands en hield ze lezingen, onder andere voor BBC-radio. Ze vertaalde Annie M.G. Schmidts Jip en Janneke (‘Mick and Mandy’), dat in 1961 op de Britse markt verscheen. Haar woning in het Londense Highpoint was een ontmoetingsplaats voor Afro-Amerikaanse en Afro-Britse kunstenaars, schrijvers en intellectuelen. De grote doorbraak van Rosey Pool in Groot-Brittannië kwam met de uitgave van de bundel Black and Unknown Bards. A Collection of Negro Poetry (1958), die zij samen met de letterkundige Eric Walrond samenstelde. Datzelfde jaar verscheen de bundel Ik zag hoe zwart ik was, een tweetalige bloemlezing met werk van Afro-Amerikaanse dichters. Op grond van deze publicaties kreeg Pool in 1959 beurzen van Fulbright en het United Negro College Fund. Zo maakte ze op 54-jarige leeftijd haar eerste reis naar de Verenigde Staten: acht maanden langs tientallen zwarte scholen en universiteiten in de zuidelijke staten. Pool werd aangekondigd als ‘Anne Frank’s Teacher’, en vergeleek zelf de segregatie in het Zuiden van de VS met de anti-Joodse maatregelen van de Duitse bezetter. Zwarte dichters noemden haar komst een eyeopener voor de Afro-Amerikaanse dichtkunst.

In de VS zocht Rosey Pool ook naar nieuw talent voor haar bundels met Afro-Amerikaanse dichtkunst, zoals Beyond the Blues (1962). In haar autobiografische Lachen om niet te huilen (1968) beschrijft ze de gelijkenissen van de verzetspoëzie uit deze verschillende werelden. In 1965 bekeerde ze zich tot het Bahá’í geloof, dat aansloot bij haar ideeën over gelijkheid der mensheid. Een jaar later werd ze als ‘expert van de negerliteratuur’ gevraagd voor de jury van het First World Festival of Negro Arts in Dakar (Senegal). Weer een jaar later werd haar beeltenis opgenomen in een muurschildering met helden van de zwarte burgerrechtenbeweging aan de A&M University in Huntsville, Alabama.

Rosey Pool bezocht de VS voor het laatst in 1967. Met de opkomst van de zwarte burgerrechtenbeweging kwam er meer behoefte aan helden uit eigen kring: Amerikaanse uitgevers wezen haar manuscript I Am The New Negro af, omdat er geen interesse was in publicaties van witte auteurs over het ‘zwarte probleem’. Op 29 september 1971 overleed Rosey Pool aan de gevolgen van leukemie in haar woonplaats Londen.

Archivalia

  • Howard University, Washington: Moorland-Spingarn Manuscript Collections, Rosey Pool Papers.
  • Joods Historisch Museum, Amsterdam: Verzen 1943/Gedichte 1943 [Typoscript met Duitstalige en Nederlandstalige gedichten van Rosey E. Pool gemaakt in de onderduik kort na haar ontsnapping uit Westerbork, 1943], objectnummer D013703.
  • University of Sussex, Brighton: Special Collections at The Keep, Rosey Pool Collection.
  • Stichting 1940-1945, Diemen: Persoonsdossier G.M. van Wees.

Literatuur

  • Anneke Buys, The Marvelous Gift of Friendship. A Biography of Rosey E. Pool, 1905-1971 (Apeldoorn 1986) [ongepubliceerd manuscript].
  • Ben Braber, Waren mijn ogen een bron van tranen. Een joods echtpaar in het verzet, 1940-1945 (Amsterdam 2015) 103-104.
  • Susan Legêne en Eugène Chateau, ‘Négritude in the Netherlands. Humanism and the Cultural Programme of Rosey E. Pool’, draft paper NINSEE symposium Trajectories of Emancipation (Vrije Universiteit; Amsterdam 2009).
  • Lonneke Geerlings, ‘A Visual Analysis of Rosey E. Pool’s Correspondence Archives. Biographical Data, Intersectionality, and Social Network Analysis’, in: Proceedings BD2015. Biographical Data in a Digital World 2015 (Amsterdam 2015) 61-67. [URL: http://ceur-ws.org/Vol-1399/paper10.pdf, geraadpleegd 31-1-2016]

Illustratie

Rosey Pool door onbekende fotograaf, ongedateerd (collectie Joods Historisch Museum, Amsterdam).

Auteur: Lonneke Geerlings (met dank aan Susan Legêne, Rudi Wesselius en Anneke Buys)

laatst gewijzigd: 27/11/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.