Reddingius, Aaltje (1868-1949)

 
English | Nederlands

REDDINGIUS, Aaltje, vooral bekend als Aaltje Noordewier-Reddingius (geb. Deurne 1-9-1868 – gest. Hilversum 6-4-1949), concertzangeres en zangpedagoge. Dochter van Wibrandus Gerardus Reddingius (1841-1875), predikant, en Louisa Justina Margaretha Sibinga (1843-1893). Aaltje Reddingius trouwde op 11-7-1893 in Delft met Michiel Noordewier (1868-1942), leraar klassieke talen en kunstschilder. Uit dit huwelijk werden 2 zoons geboren.

Aaltje Reddingius, oudste van twee kinderen in een uit Friesland afkomstig domineesgezin, kreeg vanaf haar zevende jaar pianoles. De jeugd van Aaltje was niet gemakkelijk: haar vader kwam in 1875 om het leven bij een ongeluk in huis, net in een tijd dat haar astmatische moeder in Duitsland aan het kuren was. Het vaderloze gezin verhuisde naar Helmond en later naar Arnhem, waar Aaltje op de hbs zat. In deze tijd had ze pianoles van Frits Meijroos. In 1887 ging ze piano studeren aan het conservatorium in Amsterdam, maar deed op advies van de zanglerares Isabella Oppenheim ook toelatingsexamen voor de zangopleiding. Ze werd slechts op proef toegelaten omdat haar sopraanstem wel zeer zuiver maar erg klein was – al snel bleek dat dit kwam doordat ze, om haar ziekelijke moeder te ontzien, zich had aangewend om zachtjes te spreken én te zingen. Hoofddocent Joh. M. Messchaert regelde een concertoptreden in Hoorn en liet haar bij het Utrechts Toonkunstkoor de sopraanpartij in Mendelssohns oratorium Paulus zingen. Ze liet haar pianostudie vallen en slaagde in 1890 met glans voor het eindexamen solozang.

Reddingius werd in 1891 lid van het a-capellakoor van conservatoriumdirecteur Daniël de Lange, met wie ze twee buitenlandse tournees maakte. Ze zong daarnaast onder meer in het kleinkoor A Capella van Anton Averkamp en vanaf 1896 met haar leermeester in diens Amsterdamsch Vocaal Kwartet, waarmee ze alle belangrijke Europese muziekfestivals afreisde. Inmiddels was ze in 1893 getrouwd met Michiel Noordewier, waarna ze zich voortaan Aaltje Noordewier-Reddingius liet noemen. Het paar kreeg twee zoons: Hendrik Jan (1894-1968) en Michiel (1903-1930).

Oratoriumzangeres

In 1900 zong Noordewier-Reddingius voor het eerst onder Willem Mengelberg in de Matthäus-Passion van Bach. Met deze solopartij trad ze in de loop van haar leven bijna 160 keer op. Haar verhouding met de autoritaire Mengelberg was naar verluidt zo goed dat ze hem tijdens een repetitie durfde toeroepen: ‘Willem! Bemoei jij je nu maar met je orkest en laat mij zingen’. Naast haar optredens als soliste was Noordewier-Reddingius van 1903 tot 1907 als docente verbonden aan het Amsterdamse conservatorium en in latere jaren aan het Muzieklyceum.

Noordewier-Reddingius werd vooral bekend als oratoriumzangeres, zowel in Nederland en elders in Europa als in de Verenigde Staten. Tegelijk had ze grote bewondering voor eigentijdse Nederlandse componisten zoals Alphons Diepenbrock en Bernard Zweers. Beiden droegen verscheidene composities aan haar op. Deze en andere eigentijdse werken combineerde ze tijdens liederenavonden met een ouder, veelal romantisch repertoire. Onder invloed van Diepenbrock bracht ze meer ritmische expressie in haar aanvankelijk nogal strakke zangstijl. Vanaf 1908 gaf ze met de alt Pauline de Haan-Manifarges een reeks in binnen- en buitenland befaamde kerkconcerten bij de opening van het concertseizoen. Als ‘Mizzi en Pizzi’ zongen ze in januari 1913 op Mengelbergs zilveren bruiloft. Reddingius zette de kerkconcerten later voort met haar jongste zoon Michiel, die fluitist was. Haar jongere broer, de dichter Joannes Reddingius, trad op als haar impresario, secretaris en administrateur. Vanaf het einde van de jaren 1920 is haar stem op de grammofoon vastgelegd.

Van 1923 tot 1937 leidde Noordewier-Reddingius een solistencursus aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In 1929 vestigde het echtpaar Noordewier-Reddingius zich in een huis aan de Hilversumse Beethovenlaan dat ze naar Aaltjes geboorteplaats ‘Klein Deurne’ noemden. Ze wilde meer als zangpedagoge gaan werken. Een jaar later zei Noordewier-Reddingius het concertpodium definitief vaarwel en legde ze zich toe op haar lespraktijk. Vermoedelijk stond dit in verband met de vroege dood van zoon Michiel.

In 1942 stierf echtgenoot Michiel Noordewier. Tot haar dood bleef Aaltje Noordewier-Reddingius aan huis lessen en stemconsulten geven. In haar latere jaren had ze last van reumatische aandoeningen. In 1948 werd haar tachtigste verjaardag gevierd met een huldigingsconcert. Daarbij kreeg ze de Zilveren Medaille van het Concertgebouw. Op 6 april 1949, na een korte ziekte, overleed Aaltje Noordewier-Reddingius op tachtigjarige leeftijd in haar huis Klein Deurne aan de Beethovenlaan in Hilversum. Onder grote belangstelling werd ze in haar woonplaats begraven. De organist Anton van der Horst, met wie ze ook kerkconcerten had verzorgd, begeleidde tijdens de rouwdienst een uitvoering door Dora Lindeman van ‘Aus Liebe will mein Heiland sterben’ uit de Matthäus.

‘Nachtegaal van de Peel’

Haar stem klinkt ‘als kristal’, ze is ‘eene nachtigaal!’, schreef een hofdame van Wilhelmina in 1900 vol bewondering in haar dagboek (gecit. Dutch Diva’s). Aaltje Noordewier-Reddingius is veelvuldig gelauwerd: ze was ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, officier in de Orde van Oranje-Nassau, en ze ontving de zilveren medaille van het Concertgebouw, de gouden medaille van kunst en Wetenschap en de huisorde van Oranje. Haar eenvoudige maar indringende vertolkingen van sopraanpartijen in werken van Bach, Beethoven, Handel en Haydn maakten overal indruk. De grote Duitse componist Richard Strauss was een liefhebber van haar zang, zoals hij bij een optreden van het kwartet in Amsterdam nogal luidruchtig kenbaar maakte. In 1928 kwam hij haar na een optreden in Leipzig persoonlijk complimenteren: ‘Es war prachtvoll, wie damals in Amsterdam!’ Haar naam leeft voort in de Noordewier-Reddingiuslaan in Rotterdam. In de wandelgangen van het Koninklijk Concertgebouw te Amsterdam hangt een foto van Aaltje Noordewier-Reddingius met Pauline de Haan. Op 1 september 1968, haar honderdste geboortedag, werd bij haar geboortehuis in Deurne het bronzen beeld Orpheus met de harp onthuld, ter nagedachtenis van de ‘nachtegaal van de Peel’.

Naslagwerken

BWN; Dutch Diva’s; Letzer.

Archivalia

Nederlands Muziek Instituut, Den Haag: archief A. Noordewier-Reddingius [correspondentie, muziekmanuscripten, gedrukte muziek, foto’s, documentatie, geluidsmateriaal]. Donemus, Rijswijk: documentatie Noordewier-Reddingius.

Werk

Zie Hans Schouwman, Aaltje Noordewier-Reddingius en haar zangkunst, 109-113.

Literatuur

  • W. Paap, ‘Bij de tachtigste verjaardag van Mevrouw A. Noordewier-Reddingius’, Mens en Melodie 3 (1948) 289-293.
  • G. Hoekman, ‘Mevrouw Noordewier-Reddingius als paedagoge’, Mens en Melodie 3 (1948) 293-295.
  • Hans Schouwman, Aaltje Noordewier-Reddingius en haar zangkunst (Den Haag z.j. [1959]).
  • W. Paap, ‘Aaltje Noordewier-Reddingius. Musiceren met de stem’, Mens en Melodie 23 (1968) 261-263.
  • Rutger Scheute, ‘Aaltje Noordewier-Reddingius 1868-1949’, Preludium 39 (1981) april, 12-14.

Illustratie

Portretfoto door onbekende fotograaf, ongedateerd (Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, fotocollectie gemeente Deurne).

Auteur: Redactie (dit lemma is gebaseerd op het BWN-lemma van A.W.J. de Jonge)

laatst gewijzigd: 15/08/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.