Schuurman, Tollina Wilhelmina (1913-1994)

 
English | Nederlands

SCHUURMAN, Tollina Wilhelmina (geb. Diever 20-1-1913 – gest. Apeldoorn 29-1-1994), atlete. Dochter van Riekele Schuurman (1881-1969), hoofdonderwijzer, en Dirkje Weening (1888-1962), onderwijzeres. Vanaf 1952 woonde Tollien Schuurman samen met Maria Hubertina Elisabeth Nuhn (1910-1994), ziekenhuisverpleegster.

Als jongste van drie dochters in een socialistisch en vrijzinnig hervormd gezin kwam Tollina Wilhelmina (Tollien) Schuurman ter wereld in het Drentse Zorgvlied, een gehucht binnen de gemeente Diever. Haar vader had zich opgewerkt van boerenjongen tot hoofdonderwijzer van een lagere school, moeder kwam uit de gegoede boerenstand en was voor haar huwelijk werkzaam als onderwijzeres. Op driejarige leeftijd verhuisde het gezin naar het Friese Rottevalle, een dorpje boven Drachten, waar vader Schuurman schoolhoofd werd. Tollien was een sportief en muzikaal kind – ze schaatste graag en zat op vioolles.

‘Het Geheim van Friesland’

In 1929 behaalde Tollien haar mulodiploma. Tijdens een logeerpartij bij familie in Surhuisterveen (Friesland) nam een nichtje haar mee naar een trainingsavond van de plaatselijke atletiekvereniging. Toen dat nichtje later die week ziek werd, vroeg de voorzitter of zij haar plaats wilde innemen bij een hardloopwedstrijd over tachtig meter in Leek. Ze won, en kort erna meldde Tollien zich aan bij de Drachtense atletiek- en gymnastiekvereniging UDI.

Met 12,6 seconden zette de zeventienjarige Tollien in 1930 tijdens de Friese kampioenschappen in Joure het nationaal record op de honderd meter op haar naam – de mensen spraken van ‘Het Geheim van Friesland’. Nog datzelfde jaar mocht ze mee naar de Wereldspelen in Praag, waar ze zilver behaalde op de honderd en tweehonderd meter. Bij de Nederlandse kampioenschappen in Amsterdam in augustus 1930 evenaarde Tollien Schuurman het wereldrecord op de honderd meter (12,0 seconden).

In de drie daaropvolgende jaren won ze drie Nederlandse titels op de honderd meter, drie op de tweehonderd meter en twee bij het verspringen. Wereldrecords zou ze meermaals verbreken. Met een tijd van 11,9 seconden, gelopen in Haarlem, was Schuurman in 1932 de eerste vrouw ter wereld onder de twaalf seconden. Die tijd zette ze in de jaren daarna nog zevenmaal op de klokken, maar die resultaten zijn om uiteenlopende redenen niet als wereldrecord erkend – soms waren er geen officials aanwezig, soms had er te veel wind gestaan. Ondanks haar zwakke start en ongecontroleerde armbewegingen was ze de snelste vrouw ter wereld, en daarom een grote kanshebber voor Nederland bij de Olympische Spelen van 1932 in Los Angeles.

Zeeziek naar Amerika

Vlak voordat Schuurman naar de VS zou afreizen, liet de Koninklijke Nederlandse Atletiek Unie (KNAU) weten dat haar trainer Jan Britstra niet meemocht. Even dreigden de ouders Schuurman hun dochter thuis te houden – ze was pas negentien – maar omdat de estafetteploeg haar niet kon missen, draaiden ze bij. Door zeeziekte kon er gedurende de lange bootreis naar New York en tijdens de lange treinreis naar de westkust niet genoeg getraind worden. Bovendien was het extreem heet in Californië. Met de vrouwenatletiekploeg genoot Schuurman vervolgens iedere avond in het hotel een copieuze maaltijd zonder de negatieve doorwerking daarvan te beseffen. De Spelen draaiden uit op een deceptie: de wedstrijdspanning werd haar te veel, tijdens de kwartfinales werd ze vierde en daarmee uitgeschakeld. Op de vier keer honderd meter estafette eindigde het Nederlandse damesteam eveneens als vierde.

Achteraf kreeg ook de baan de schuld – meer klei dan sintels – en daardoor had Schuurman niet het juiste schoeisel. Niettemin keek ze met een goed gevoel op de trip terug, zoals blijkt uit het Olympisch dagboek dat ze voor de Leeuwarder Courant bijhield: de uitstapjes in Los Angeles en omgeving hadden veel goedgemaakt.

Inmiddels waren de Schuurmannen verhuisd naar het Overijsselse Windesheim, waar Tolliens vader een betrekking als schoolhoofd had gekregen. Ze wilde sporten bij het Zwolse PEC. Aangezien de club alleen voor mannen was, schreef het bestuur een extra algemene ledenvergadering uit om de snelste atlete ter wereld als lid aan te nemen. Vanaf dat moment konden ook vrouwen lid worden van PEC. In 1933 en 1934 presteerde Schuurman weer naar verwachting. Hoogtepunt was het geregistreerde wereldrecord op de tweehonderd meter: 24,6 seconden. Bij de Wereldspelen in Londen van 1935 liep ze een spierblessure op, met het gevolg dat ze een jaar niet in actie kon komen.

‘Ik loop niet voor Hitler’

Begin 1936 was Schuurman terug op niveau en leek ze klaar voor de Spelen van Berlijn. Vanwege de behandeling van Joden en socialisten in nazi-Duitsland besloot ze echter niet naar Berlijn te gaan. ‘Ik loop niet voor Hitler en zijn trawanten’, zei Schuurman. ‘Menselijke aspecten moeten niet worden gescheiden van de sport’ (Kok, 37). KNAU-voorzitter Aaldrik Strengholt probeerde haar nog om te praten, maar Schuurman bleef bij haar besluit, waarna de atletiekbond liet weten dat ze niet meer op uitnodigingen van de nationale ploeg hoefde te rekenen. Haar plek op de Spelen werd ingenomen door Fanny Koen.

De Telegraaf, waarvan Strengholt directeur was, betichtte Schuurman vanwege haar weigering van onvaderlands gedrag. Het bericht leverde haar een stapel anonieme scheldbrieven op. De teleurgestelde sprintster gooide na zes jaar atletiek de handdoek in de ring en richtte zich op een maatschappelijke loopbaan. Met haar ouders betrok ze eind 1938 een woning aan de Orderparkweg in Apeldoorn. Ze werd er tandartsassistente. Tussen de bedrijven door voltooide ze een opleiding tot pedicure, waarna ze een praktijk aan huis begon.

In de zomer van 1948 – toen Fanny Blankers-Koen successen vierde in Londen – zat Schuurman op Vlieland voor een korte vakantie. Op het Waddeneiland redde ze het leven van twee meisjes die in zee in een mui waren terechtgekomen. Eind jaren veertig was Schuurman een van de oprichters van de Apeldoornse atletiekvereniging Olympic. Ze werd atletiektrainster en bleef zelf actief door te zwemmen en te tennissen. In 1952 verhuisde Schuurman naar Amsterdam, waar ze woonde en als pedicure werkte aan de Van Breestraat. Voor het eerst stond ze op eigen benen. Ze ging er samenwonen met haar vriendin Bep Nuhn. In december 1965 verhuisden ze naar Elspeet (Vierhouterweg).

Na een kort ziekbed overleed Tollina Schuurman op 29 januari 1994 in Apeldoorn. Vier dagen later werd ze in Dieren gecremeerd.

Reputatie

Na haar atletiekcarrière raakte Tollina Schuurman in de vergetelheid. Alleen de Leeuwarder Courant schonk aandacht aan haar overlijden. Dat is opmerkelijk, want als voormalig wereldrecordhoudster behoort Schuurman tot het rijtje Hollandse sprintgrootheden als Fanny Blankers-Koen, Foekje Dillema, Nelli Cooman en Dafne Schippers.

Literatuur

  • Tollien Schuurman, ‘Het dagboek van een Olympisch athlete’, Leeuwarder Courant, 15-9-1932 – 1-10-1932.
  • Jos Teunissen, ‘De vrouw die niet voor Hitler liep’, HN Magazine, 8-10-1988) 6-9.
  • Aad Heere en Bart Kappenburg, 1870-2000. 130 jaar atletiek in Nederland (Nieuwegein 2000).
  • Steven ten Veen, ‘Tollien Schuurman, het moedige meisje uit Windesheim’ in: Idem, 100 jaar atletiek in Zwolle. De historie van PEC 1910 (Zwolle 2010) 54-57.
  • Auke Kok, 1936. Wij gingen naar Berlijn (Amsterdam 2016).
  • Kees Kooman, Sprintkoninginnen. Van Fanny tot Dafne (Amsterdam 2016).

Illustratie

Tollien Schuurman tijdens een estafettewedstrijd. Collectie Het Leven, ongedateerd (Nationaal Archief / Spaarnestad Photo).

Auteur: Elias van der Plicht

laatst gewijzigd: 24/02/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.