Voûte, Henriette (1918-1999)

 
English | Nederlands

VOÛTE, Henriëtte  (geb. Utrecht 12-6-1918 – gest. Amsterdam 16-1-1999), actief in het verzet. Dochter van Paul Antoine Voûte jr. (1877-1946), fabrieksdirecteur, en Pauline Hermine Elisabeth Pierson (1881-1965). Henriëtte Voûte trouwde op 16-12-1946 in Utrecht met Christian Elie Dutilh (1913-1989), onderdirecteur bij verzekeringsbedrijf. Uit dit huwelijk, dat in 1972 eindigde in een scheiding, werden 2 zoons en 2 dochters geboren.

Henriëtte (Hetty) Voûte groeide op aan de Kromme Nieuwegracht in Utrecht, als jongste dochter in een remonstrants gezin met zeven kinderen. In Utrecht doorliep ze het Stedelijk Gymnasium en begon ze in 1937 met haar studie biologie. In 1940 haalde ze haar kandidaatsexamen. Daarnaast was ze vanaf 1938 aangesloten bij het Rode Kruis, als helpster derde klasse, en was ze vanaf 1940 vice ab-actis van het bestuur van de Utrechtsche Vrouwelijke Studenten Vereniging (UVSV).

Het Kindercomité

Al vroeg in de oorlog kwam Hetty met het verzet in aanraking. Twee van haar broers richtten in mei 1940 het eerste ondergrondse verzetsblad op, genaamd Het Bulletin, en Hetty hielp nu en dan met de verspreiding van dit blad, dat anderhalf jaar bleef bestaan. Ook bespioneerde ze enige tijd de Duitse verdedigingswerken aan de kust bij Noordwijk. De kust was verboden terrein, maar Hetty en haar studiegenoot Olga Hudig kregen toestemming om het gebied te betreden onder het voorwendsel dat ze voor hun studie onderzoek deden naar kwallen. De informatie die zij op deze manier verkreeg, speelde Hetty door aan een boer uit Buren, die op zijn boerderij een zender had.

Later omschreef Hetty deze acties als ‘amateuristische onzin’. In de zomer van 1942 raakte ze betrokken bij georganiseerd verzetswerk. Ze sloot zich aan bij een groep studenten die Joodse kinderen redden – deze groep zou na de oorlog bekend worden onder de naam het Kindercomité. Vanaf januari 1943 behoorde Hetty tot de kern van de groep. Ze reisde het hele land door om kinderen bij hun families op te halen en naar onderduikadressen te brengen. Daarnaast zette ze een registratiesysteem op om deze kinderen van de benodigde bonkaarten te voorzien. In samenwerking met drie andere kindergroepen heeft het Kindercomité ongeveer 1100 Joodse kinderen gered.

Op 11 juni 1943 was Hetty betrokken bij een aanslag die uit de hand liep. Het Kindercomité had ontdekt dat een echtpaar waar zij Joodse kinderen hadden ondergebracht, contact had met de NSB. Hetty en haar vriendin Gisela Söhnlein zouden de ondergedoken kinderen zo snel mogelijk bij hen weghalen, waarna leden van de Utrechtse knokploeg het echtpaar zouden ombrengen. De aanslag mislukte: de man werd gedood, maar de vrouw raakte alleen zwaargewond. Een dag later, op haar 25ste verjaardag, werd Hetty door de Sicherheitsdienst (SD) gearresteerd. Op het politiebureau kon ze een agent ervan overtuigen haar naar huis te laten bellen. Ze waarschuwde de andere leden, maar Gisela werd niet op tijd bereikt en ook opgepakt. Samen zaten zij enige tijd in gevangenissen in Den Bosch en Haaren.

Kamp Vught en Ravensbrück

In december 1943 werden Voûte en Söhnlein overgebracht naar kamp Vught. Ze noemden elkaar Pooh en Piglet, de beer en het varkentje uit Winnie-the-Pooh: het was een manier om de werkelijkheid van het kamp enigszins te ontvluchten. 'Het is veel minder erg om te zeggen dat Pooh moe is, of ongelukkig, dan dat je moet zeggen dat je dat zelf bent', zei ze later (gecit. De Ridder, 26). In januari 1944 was ze getuige van het zogenaamde Bunkerdrama, waarbij 74 vrouwen in een kleine cel werden opgesloten – tien van hen stierven (zie Louise de Montel en Suzanne Arts). Toen het kamp in december 1944 werd ontruimd, moest Hetty Voûte op transport naar het vrouwenkamp Ravensbrück.

Op alle plaatsen waar Hetty Voûte werd gedetineerd, pleegde ze op haar eigen manier verzet. Zo prikte ze met haar pinknagel alle gasmaskers lek aan het eind van de montageband bij Siemens, waar ze was neergezet om neusbandjes aan te brengen voordat de maskers gevulkaniseerd werden. Samen met Söhnlein (Piglet) probeerde ze de moed erin te houden door het schrijven en zingen van humoristische, kritische liedjes, die ze regelmatig ten overstaan van de andere gevangenen ten gehore brachten. In een liedje bezingt ze bijvoorbeeld de veewagons waarin gevangenen naar de kampen werden afgevoerd: ‘Ramen hebben we niet nodig,/ Zitten is ook al overbodig./ Daarom staan we maar,/ Boren gaten; als we iets vertikken/ Is ’t wel om te stikken, daar!’ (gecit: Arian).

Na de oorlog

Omdat kamp Ravensbrück door de Zweden werd bevrijd, bracht Hetty Voûte haar herstelperiode door in Zweden. Aanvankelijk verbleef ze in een geïmproviseerd ziekenhuis in een school in Landskrona. Toen ze tbc bleek te hebben, werd ze naar een als ziekenhuis ingericht huis in Lidingö gebracht. Ze leerde er Zweeds en schreef haar herinneringen aan de oorlog op om het verleden te verwerken.

In april 1946 kon Hetty Voûte eindelijk terugkeren naar Nederland. Aanvankelijk wilde ze haar studie biologie weer oppakken, maar ze kon zich er niet meer toe zetten. In hetzelfde jaar ontmoette ze Christian Elie Dutilh en trouwde ze met hem. Het echtpaar vertrok naar Indonesië, waar ze vier kinderen kregen. In 1953 keerde het gezin terug naar Nederland, omdat Hetty Dutilh-Voûte opnieuw tbc had. Het gezin nam zijn intrek aan de Prinses Marijkestraat in Amsterdam. Zij werd huisvrouw, haar man werd onderdirecteur bij het verzekeringsbedrijf Amstleven.

Na 26 jaar huwelijk – in 1972 – besloot het echtpaar Dutilh uit elkaar te gaan. Hetty ging daarna aan het werk als biologielerares aan de Amsterdamse Huishoudschool, en bleef dat werk nog acht jaar doen. In de jaren tachtig ging zij zich inzetten voor de herdenking en verwerking van de oorlog. In 1988 ontving ze de Yad Vasjem-onderscheiding voor haar hulp aan Joodse kinderen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voûte spande zich ook in voor erkenning van het leed van kinderen van politiek ‘foute’ ouders. Mede dankzij haar bemiddeling ontstond in 1988 de Stichting Kombi, die kinderen uit verschillende oorlogsachtergronden bijeenbracht om samen het gesprek aan te gaan. In 1990 richtte ze, samen met andere oud-gevangenen, de Stichting Vriendenkring Nationaal Monument Kamp Vught (NMKV) op. De vriendenkring maakt zich sterk voor het in stand houden van de overblijfselen van kamp Vught, en zorgde er onder andere voor dat er een gedenkplaat kwam voor de tien slachtoffers van het Bunkerdrama. Aan het eind van haar leven zette Hetty Voûte zich in voor een monument ter nagedachtenis van de kinderen die vanuit Vught op transport waren gezet. Op 16 januari 1999, kort voordat dit Monument der Verloren Kinderen werd onthuld, overleed Hetty Voûte in haar woonplaats Amsterdam. De NRC herdacht haar als een ‘warme dappere verzetsstrijdster’ (20-1-1999).

Archivalia

  • Het Utrechtse Archief. Toegang 650 (collectie Utrechts verzet) inv. nr. 27-a (Documentatie over de hulp aan Joodse kinderen en het werk van het Utrechts Kindercomité)
  • Stadsarchief Rotterdam: Toegang 160 (archief familie Dutilh) inv.  nr. 2.09 (Negende generatie)

Publicaties

  • H. Dutilh-Voûte, ‘Hebben we ervan geleerd?’, Icodo-info 2 (1985) nr.4, 12-13.
  • H. Voûte, Het feit van overleven verplicht (Amsterdam 1993).

Literatuur

  • B.J. Flim, Omdat hun hart sprak. Geschiedenis van de georganiseerde hulp aan Joodse kinderen in Nederland, 1942-1945 (1996 Kampen).
  • Max Arian, ‘Ravensbrück op Rijm’, De Groene Amsterdammer, 1-5-1996 [interview met Voûte en Söhnlein].
  • Transcript van ‘Oral History Interview with Hetty Voute’, Mark Klempner collection (2010.496)  [URL: http://collections.ushmm.org/search/catalog/irn44495, geraadpleegd 24/08/2015].
  • Tom de Ridder, ‘“Slachtoffertypes, daar hadden wij het land aan”. Portret van Hetty Voûte’, Icodo-info 21 (2004) nr. 1, 26-31.

Illustratie

Foto van Hetty Voûte als ab-actis van de UVSV door W.F. de Wildt, ca. 1940 (particuliere collectie).

Auteur: Katja Krediet

laatst gewijzigd: 13/07/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.