© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Kees Kuiken, Vries, Elisabeth de, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/VriesElisabethde [15/09/2023]
VRIES, Elisabeth de (geb. Nieuwer-Amstel 13-4-1893 – gest. Den Haag 9-6-1965), danseres, operettezangeres en filmactrice. Dochter van Bruno de Vries (1860-1931), huisschilder, en Anna Elisabeth Fierant (1861-1953), dienstbode. Beppie de Vries trouwde (1) in 1925 in Londen met Johan Frederik Lebret (1886-1932), koopman; (2) op 11-12-1937 in Brasschaat (België) met Josephus Johannes Hubertus Leclerq (1902-1945), ondernemer. Beide huwelijken bleven kinderloos.
Elisabeth (Beppie) de Vries was de jongste van een katholiek werkmansgezin met veel kinderen. Als klein meisje was ze al ‘toneelziek’. In de revue My sweetheart in het Amsterdamse Grand Théatre speelde ze in 1905 als twaalfjarige haar eerste rolletje, met slechts enkele woorden: ‘Tony, hier is een brief voor je uit Amerika’. Vanwege de leerplichtwet mocht ze niet mee op tournee. Na drie jaar balletles werd Beppie in 1908 dansmeisje. Haar goede zangstem, die ze met lessen verder ontwikkelde, bracht haar in het koor van het Rembrandttheater. In 1913 debuteerde ze bij Louis Davids in de Hollandse Schouwburg. Op 24 november kondigde het Algemeen Handelsblad haar eerste optreden aan in de titelrol van De kuise Susanna van Gilbert. Kort daarna speelde ze met Louis en Heintje Davids in de operette De vrolijke kaketoe. ‘Keurig hield zich Beppie de Vries in de rol van het jonge meisje’, schreef het Handelsblad, dat het spel van dit ‘Hollands operettegezelschap’ verder op de rand van ‘vulgaire grappigheid’ vond balanceren.
Speelfilms
Beppie de Vries kreeg tijdens de Eerste Wereldoorlog een relatie met de koopman Frits Lebret, met wie ze ’s zomers graag zeilde. In 1918 verhuisde ze naar Den Haag. De cabaretier Jean-Louis Pisuisse schreef op 17 juli 1918 aan Fie Carelsen dat ‘Frits en Beppie’ met hun zeiljacht schipbreuk hadden geleden op de Zuiderzee. Hij trof hen in een Haags café in gezelschap van Louis Davids en diens vriendin Margie Morris (Hamel, 215). De Vries en Morris namen in dat jaar met Davids de stomme speelfilm Amerikaansche meisjes op. De publiekspremière was in 1919. De film werd een daverend kassucces.
Behalve in operettes, zoals De roos van Stamboul (1920), speelde Beppie de Vries in de hierop volgende seizoenen in Davids’ verfilmingen van de volkstoneelstukken De Jantjes (1922) en Bleeke Bet (1923), en in Kee en Janus naar Parijs (1924) en Oranje Hein (1925) van Alex Benno. In 1925 verhuisde ze naar Londen. Daar trouwde ze hetzelfde jaar met Lebret en speelde ze in Bamboulla van John Irving. Bij de première ‘golfden de planken onder mijn voeten’, zei ze later, maar ze had succes (gecit. Rido). Vervolgens kreeg ze de titelrol in de operette Madame de Pompadour, die in 1927 in Melbourne in première ging. Na Australië veroverde ze Amerika met hoofdrollen in de operette Die lustige Witwe (The merry widow, 1929) en de musical Accidentally yours (1931). In oktober 1932 was De Vries in New York toen haar man daar overleed.
Haar Nederlandse comeback maakte Beppie de Vries in 1936 in de revue Lachende Komedianten, een stervehikel voor de gevierde komiek Johan Buziau. In de schaduw van diens optreden zong De Vries een solo (‘Moderne tijd’) en speelde ze een ‘zeer geestige hen’ in een ‘snoezig’ kuikenballet waarmee ze, aldus een recensent, het ‘nooit heel stevige revuebouwsel krachtig steunde’ (Gooi- en Eemlander, 16-3-1936). Het jaar daarna trouwde ze in België met Josephus Johannes Hubertus Leclerq, Europees directeur van een Amerikaans bedrijf, met wie ze in Den Haag ging wonen. De laatste vermelding van een optreden van De Vries in de bezettingsjaren dateert van 1941 (Haagsche Courant, 29-3-1941). Ze woonde teruggetrokken in het Haagse Bezuidenhout totdat haar huis bij het Amerikaanse bombardement in maart 1945 werd verwoest. Haar tweede man overleed drie maanden later.
Hollywood
In het begin van de jaren 1950 keerde Beppie de Vries terug naar Hollywood, waar ze gast- en bijrollen in films en televisieseries vervulde. In 1954 speelde ze bijvoorbeeld onder haar eigen naam (‘Mrs De Vries’) de buurvrouw van de comédienne Lucille Ball in een aflevering van de reeks I love Lucy. Haar laatste bekende bijrol was in de verfilming van de musical The unsinkable Molly Brown (1964), waarin Debby Reynolds de titelrol van een Titanic-overleefster speelde. Kort na de filmpremière keerde ze terug naar Nederland.
In juni 1965 overleed Beppie de Vries in de Haagse Rudolf Steinerkliniek, in de leeftijd van 72 jaar. Ze werd onder grote belangstelling begraven op de katholieke begraafplaats Sint Petrus Banden in Den Haag. Haar vermogen liet De Vries na aan een fonds voor noodlijdende kleinkunstenaars; haar gezelschapsdame Hillie kreeg het vruchtgebruik. Maar voor zover bekend is dit ‘Beppie de Vriesfonds’ na Hillies dood niet actief geworden.
Naslagwerken
Honig.
Archivalia
- Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: collectie persoonskaarten.
- Stadsarchief Amsterdam: gezinskaart De Vries.
- Koninklijke Bibliotheek, Den Haag: collectie dagbladen.
Literatuur
- Rido, ‘Beppie de Vries, primadonna uit glorietijd van de operette’, De Telegraaf, 12-8-1950.
- Henk van der Meyden, ‘De indrukwekkende finale van Beppie de Vries’, De Telegraaf, 15-6-1965.
- Anke Hamel ed., Mijn liefste lief, brieven van Jean-Louis Pisuisse aan Fie Carelsen (Den Haag 1989).
- Piet Hein Honig, Annalen van de operagezelschappen in Nederland 1886-1995 (Amsterdam 1996).
Illustratie
Beppie de Vries, door onbekende fotograaf, 1925 (National Portrait Gallery, Londen).
Auteur: Kees Kuiken
laatst gewijzigd: 15/09/2023
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.