05/01/1626

 
English | Nederlands

05 - 01 - 1626

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 HHM zullen aan de Admiraliteiten schrijven dat zij geïnformeerd willen worden over de uitvoering van de resolutie d.d. 18 oktober 1625 inzake de verhoging van de licenten op de goederen die naar Frankrijk worden uitgevoerd en over de mogelijkheid eenzelfde verhoging toe te passen op de waren die over de Wezer en de Elbe naar omliggende gebieden gaan.

2 Ordonnantie wordt gedepêcheerd van 83 gld. 16 st. voor een reis van Halewijn en Antwerpen naar Amsterdam en het Noorderkwartier.

3 De Amsterdamse Admiraliteit schrijft d.d. Amsterdam 19 dec. 1625 naar aanleiding van het rekest van commissaris Copal dat 4 dec. 1625 aan het College is voorgelegd.
HHM committeren Antwerpen en Oosterzee tot onderzoek van de brief met bijgevoegde stukken.

4 Het voorstel van de RvS d.d. 30 dec. 1625 over de betaling van het regiment voor de Deense koning wordt besproken.
HHM committeren Rantwyck, Matelieff en Schaffer het eerdere besluit, de adviezen van de RvS en andere stukken over deze kwestie te onderzoeken en daarvan verslag uit te brengen.

5 De RvS laat via zijn secretaris Huigens vragen welk besluit HHM hebben genomen over de door de raden Huigens en Witsen op 30 dec. 1625 aangedragen kwestie van de betaling van de Franse ruiters en het regiment Candale. Essen rapporteert dat D'Espesses op zich heeft genomen Pieter van Beeck, koopman te Amsterdam en acceptant van de wisselbrieven van het Franse secours, te schrijven dat hij gedurig geld moet verstrekken.
Besloten wordt dat de RvS D'Espesses zal vragen naar het resultaat van zijn schrijven, dat echter Reael, de ontvanger te Amsterdam, bij Van Beeck op betaling zal aandringen op grond van het recht van wissel. Reael zal vervolgens HHM op de hoogte stellen.

6 HHM blijven bij het afwijzende besluit van de RvS op het rekest van kwartiermeester Pentlant om het traktement van de overleden zoon van kapitein Dalachi.

7 De hertog van Palts-Neuburg schrijft d.d. Neuburg 16 dec. 1625 in antwoord op de brief van HHM over de executie van de contributies in Gulik [Jülich] en de helft van de domeinen, dat hij met Schwarzenberg de successie in Gulik en Berg en dependerende gebieden is overeengekomen. Daardoor kan hij HHM geen assignatie geven op de landen die de keurvorst van Brandenburg niet ten deel zijn gevallen. Wolfgang Wilhelm vertrouwt erop dat HHM de executie niet tegen de gesloten neutraliteit in zullen doorvoeren.
Deze brief, die van de Neuburgse raden en de eerder genomen besluiten over deze zaak gaan naar de RvS om daarover, na overleg met Z.Exc., te adviseren.

8 HHM lezen de declaratie van goudsmid Henrick Merou van de twee gouden lampetten voor Buckingham en Holland. Het eerste weegt 65 mark zeven once drie engels en kost op basis van 36 gld. 10 st. per once 19.240 gld., het fatsoen kost op basis van 19½ st. en 30 st. per once 790 gld. 14½ st. en met de custodie voor 13 gld. komt het totaalbedrag op 20.044 gld. 14 st. Het tweede lampet weegt 33 mark twee once vier engels en kost 9.716 gld. 6 st., voor het fatsoen 399 gld. 6 st. en met de custodie voor 13 gld. komt het totaalbedrag op 10.128 gld. 12 st. Merou krijgt daarenboven 150 gld. voor het wisselen en opnemen van geld en andere verplichtingen zodat de kosten voor de twee lampetten in totaal oplopen tot 30.323 gld. 6 st.