16 - 01 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Antwerpen en
Oosterzee zullen het
advies van de
Generaliteitsrekenkamer
d.d. 15
jan. over
het
rekest van
Copal onderzoeken en
erover
beslissen.
2
De
Kleefse stadhouder en raden geven d.d. Emmerik [Emmerich] 8 jan.
credentie op
secretaris
Martin Stutzingen.
Diens memorie is overhandigd aan
Essen,
Noortwijck,
Haersolte en
Schaffer die
Rummen en
Stutzingen
daarover zullen horen.
3
HHM keuren het akkoord met
Brasser, over het naar
Hamburg over te maken geld
voor het aan de
Deense
koninggezonden regiment,
goed. Naar
Halewyn en
Matelieff
in
Amsterdam zal worden geschreven dat zij met
Brasser
ook moeten zien te regelen dat hij op het eerste
Franse
geld dadelijk 67.000 gld. levert tegen 6¼ procent
met het Venetiaanse secours als onderpand. Indien hij
weigert moeten zij anderen polsen, maar niet nadat is geprobeerd wat
Pieter van Beeck zou kunnen
leveren.
4
Z.Exc. wil twee bekwame personen naar de kust van
Vlaanderen sturen om daar te onderhandelen over de vrijlating van
gevangenen.
Schagen en
Beaumont zullen nader
met Z.Exc. over de zaak spreken en hem in kennis stellen van de
gisteren ontvangen brief van de
Zeeuwse
Admiraliteit
.
5
Noortwijck,
Beaumont, en
Schaffer
zullen de op 14 jan. ontvangen brief van
Haga
bespreken met de ambassadeurs van
Frankrijk en
Venetië.
6
De rekening van de vloot van
L'Eremitezal worden afgedaan voor het eind van februari aanstaande.
De
contributies van respectievelijk de Generaliteit, de Admiraliteiten
en
de VOC zullen daarin verhelderd worden.
Oosterzee
is
tot de afwikkeling gecommitteerd.
7
De
RvS
zal worden gemaand tot het opnemen en vereffenen van de rekeningen van zowel degenen die in het voormalige leger enige administratie hebben gehad als de gedeputeerden te velde.
8
De
RvS
zal worden gemaand tot het inleveren van het ontwerp voor een aangepaste instructie van zijn commiezen van de finantie zoals is besloten op 22 april 1624.
9
Winant de Keiser schrijft d.d. Algiers 5 dec. 1625.
Zijn brief zal nader worden bestudeerd.