25 - 03 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Op nominatie van de
Staten van Holland
wordt commissie gedepêcheerd voor
Gerrit Jacobs Trompet, oud-burgemeester van Enkhuizen, als gecommitteerde in de
Admiraliteit in het
Noorderkwartier
.
2
Salomon Willemsen uit Edam klaagt dat de
Admiraliteit te Rotterdam
weigert hem het
hem toekomende traktement als kapitein van een groot schip te
betalen. Hij is onder
L'Eremite uitgevaren als
kapitein van een
jacht, maar is later in die functie op een groot schip
gesteld.
Het rekest gaat naar de Admiraliteit die HHM moet berichten over de redenen van de weigering.
3
Claes Dingemans,
Paulus Hendrixen
Hoenderpeert,
Jacob Anthonissen en
Jan
Leenertsen mogen ieder
twee merries voor hun landerijen in
Kruisland
halen.
Adriaen Conincx,
Adriaen Franssen,
Peter
Mertens,
Pieter Janssen
Nobel,
Commer Bastiaenssen en
Jan Cornelissen
Timmerman mogen ieder twee merries en
twee
runderen naar
Raamsdonk brengen.
Johan Coenen, secretaris van Wouw, mag tegen Bosch' licent één merrie
en
één rijpaard naar
Wouw brengen, onder
voorwaarde
dat ze daar blijven.
41
Courtmeester
Misledeij vraagt en krijgt gehoor. Hij heeft vernomen
dat
generaal
Coenen weer naar
Oost-Indië is
vertrokken en vraagt of HHM daarin hebben toegestemd.
HHM antwoorden dat hij geen toestemming heeft verzocht en dat zij van zijn vertrek niet op de hoogte zijn.
5
De clarissen van
Hoogstraten verzoeken hun provisie uit de Republiek te mogen halen en
Hendrick van Geel,
burgemeester aldaar, verzoekt
twee merries te mogen halen.
Beide verzoeken zijn afgewezen omdat Hoogstraten onder de vijand valt.
6
Het verzoek van de ingezetenen van
Waalwijk een lijst te mogen hebben waarop levensmiddelen kunnen
worden
gehaald, gaat voor advies naar de RvS.
7
Nicolaes Rothamel is 12 gld. toegekend.
8
Het verzoek van kolonel
Haetzfelt betaling te krijgen van zijn traktement als kapitein
gedurende zijn absentie gaat voor advies naar de RvS.
9
HHM gaan niet in op het verzoek van die van
Spaarndam om financiële steun voor de bouw van hun kerk.
10
Het verzoek tot betaling van de compagnieën van graaf
Jurien Ernst van Stirum, graaf
Lelio Pompei,
Dirck van
Haeften,
Lindenaer en
Boisgrenier zal door de RvS worden
afgehandeld.
11
Conform het advies van de RvS is het verzoek van de ingezetenen van
Gilze hun levensmiddelen op een lijst te mogen halen
afgewezen. De RvS meent dat soortgelijke verzoeken moeten worden
afgewezen totdat een finaal besluit is genomen over de
licenten.
12
In zijn advies op het rekest van juwelier
Paulus Moijs stelt de RvS dat een beslissing niet goed mogelijk is. Het
schip waarop hij zich bevond, is inclusief lading door Z.Exc. tot
rechtmatige buit
verklaard en de goederen zijn inmiddels verdeeld.
HHM laten de zaak rusten.
13
Op verzoek van
Jan Moorbeeck zal nogmaals aan de
Kleefse raden worden
geschreven hem aan het geld te helpen dat
overste
Gent nog schuldig is.
14
Rantwyck en
Sommelsdyck doen verslag
van hun werkzaamheden in
Zeeland inzake de
consenten
en overhandigen het op schrift gestelde antwoord2 op
hun
nadere vragen. Dat
komt neer op de toezegging dat de nieuwe compagnieën ter
repartitie
van de
Staten
van
Zeeland
met ingang van heden gedurende vijf lange
maanden betaald zullen worden. De provincie zal gecommitteerden
sturen om de situatie uit te leggen.
Beide heren zijn voor hun moeite bedankt.
15
In zijn reactie op het rekest van Sir
Henri Herbert stelt de RvS dat de compagnie van
Sidnei is teruggebracht tot
honderdvijftig
man en dat
kolonel
Harwood de overige vijftig
man heeft
overgenomen. De compagnie [van Sidnei] is daarna
met
goedkeuring van Z.Exc. op honderdvijftig man gebleven, terwijl
die van
luitenant-kolonel Herbert op honderdtwintig is
gesteld.
Met Z.Exc. zal worden overlegd of een verandering mogelijk is.
16
Kapitein
Alexander van Wevert, drost van Meurs, is ter vergadering ontboden en gevraagd of
de waren die
Jan van der
Linden bij resolutie van 30 april 1626 naar
Meurs mocht
brengen, ook daadwerkelijk zijn aangekomen. Hij heeft geantwoord
dat een grote
hoeveelheid goederen is gearriveerd, maar dat Van der
Linden
eerst naar
Keulen moest varen en daarvandaan
vertrokken is onder het voorwendsel naar
Wezel
te
gaan. Hij weet niet of alle goederen tegelijkertijd zijn
aangekomen.
De
licentmeester te Emmerik wordt gevraagd te berichten of de borg gezuiverd
is.