30/06/1627

 
English | Nederlands

30 - 06 - 1627

Presentielijst:

Resoluties:

1 In navolging van de resolutie van gisteren hebben de gecommitteerden met Z.Exc. gesproken over de propositie van Carleton wegens het verlenen van de Orde van de Kouseband. Z.Exc. zal zich in deze, als in alle andere zaken, voegen naar de wensen van HHM.
HHM hebben de resoluties van 23 en 24 nov. 1612 en die van 1, 2 en 4 feb. 1613 nagekeken, toen dezelfde ridderorde aan wijlen prins Maurits is verleend. Men zal zich aan hetzelfde ceremonieel houden. De heren van Holland willen de kwestie eerst met hun lastgevers bespreken.

2 Ontvanger-generaal Doublet verklaart in de vergadering dat de heren van Holland wel hun krediet willen verstrekken voor de geldlening ter betaling van de niet-gerepartieerde compagnieën, conform de resolutie van 25 juni, mits hij de lening doet. Doublet zegt dit niet te kunnen en verzoekt Holland te overreden de eigen ontvangers ieder een deel van het geld te laten lenen.
HHM laten Doublet hierover nogmaals met de Gecommitteerde Raden spreken.

3 Z.Exc. verzoekt enige gecommitteerden om hem te begeleiden in het leger tot het beleid van de zaken daar.
HHM zullen vier tot vijf heren uit hun midden aanwijzen en de RvS twee tot drie. De provincies waarin het leger zal opereren mogen hieraan nog iemand toevoegen. De benoemingen worden nog uitgesteld.

4 Nicolaes Hamel, edelman van het geschut en kwartiermeester te velde, verzoekt verhoging van zijn gage en expectatief op de eerst vrijkomende compagnie of een paspoort.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.

5 De voormalige klerk van griffier Aerssen, Dirck Verburch, verzoekt de overleden ontvanger van de contributies van de vier landen van Overmaze, De Jongh, te mogen opvolgen.
HHM gaan hiermee akkoord, maar hebben begrepen dat zich ook bij de RvS diverse sollicitanten hebben gemeld. Met name de heer Bacx, voormalig ontvanger in Breda, komt voor het ontvangerschap in aanmerking. De griffier zal de RvS zeggen dat HHM neigen naar de benoeming van Verburch maar, aangezien Bax eveneens in aanmerking komt, moet de kwestie zo worden opgelost dat beiden kunnen worden tevredengesteld. Voordat de griffier de Raad dit meedeelt moet hij eerst contact hebben met Sommelsdyck, in wiens vaders dienst Verburch lange tijd heeft gewerkt. De griffier weet te melden dat de RvS het ambt inmiddels aan Bax heeft verleend, waarmee HHM genoegen nemen.

61 De gedeputeerden van de Staten van Zeeland verzoeken opnieuw commissarissen te krijgen wegens hun propositie van 19 mei over vermindering van hun quote. Zij vinden het niet anders dan redelijk dat de provincies elkaars draagkracht grondig leren kennen en dat zij naar gelegenheid de kwestie onderling rechtzetten. Dit is beter dan dat door onmacht van één lid de gehele Unie zwaar zou worden aangetast, iets wat door voorzorgsmaatregelen van de gehele Unie kan worden voorkomen.
Namens Gelderland wordt verklaard dat deze provincie als eerder akkoord gaat met het aanhoren van Zeeland, aan deze tafel of door commissarissen. Die van Holland blijven bij hun eerdere voorbehoud: zij verklaren niet te kunnen overgaan tot de benoeming van een commissaris inzake vermindering van de quote. Indien de provincies hiertoe echter besluiten, dan zouden de commissarissen hun eerst moeten horen over de verlaging van hun quote van 58 procent. Om hieraan te voldoen leggen zij hogere belastingen op dan Zeeland en komen zij jaarlijks nochtans veel meer tekort dan Zeeland. Hier brengt Zeeland tegenin dat de leden van de Unie de ware staat van elkaars financiën behoren te kennen. Door de oppositie van de gedeputeerden van Holland wordt dit verhinderd.
Zeeland verhaalt verder wat sinds 1574 tot aan de Unie van Utrecht en daarna gebruikelijk is geweest tussen Holland en Zeeland inzake vaststelling van de quote. In 1613 zijn vergelijkbare geschillen onderling opgelost, zonder hiermee de Generaliteit te belasten. In 1616 is de quote van Zeeland samen met die van andere provincies vastgesteld volgens de inkomsten en het vermogen van de provincie, waartegen de lasten zijn bepaald. Aan de ene kant is de staat van de handel en het inkomen sindsdien erg veranderd, terwijl vanaf 1621 de lasten door de staat van oorlog en extraordinaris petities zeer zijn toegenomen. Het is daarom meer dan ooit goed om Zeeland over de propositie te horen en de kwestie volgens de huidige stand van zaken te regelen.
Bij een conferentie zou blijken wat ter goeder trouw wordt beweerd, namelijk dat Zeeland zwaarder wordt belast dan een van de vijf andere provincies; dat de onroerende goederen in Zeeland zwaarder worden belast dan in Holland; dat Zeeland gelijk staat met Holland wat betreft de zwaarste middelen van consumptie en conform de Unie zelfs middelen heft die in Holland nog niet zijn ingevoerd. Verder zorgt de extraordinaris heffing van schouwgeld en de vijfhonderdste penning ervoor dat de Zeeuwen, die met het afnemen van de handel en de schulden van de Admiraliteit reeds zeer zijn belast, extra worden lastiggevallen. Hoewel de provincie in de petitie van 1627 weinig tekort is geschoten, terwijl meer dan de helft van het gehele inkomen is gedaald, is het ondenkbaar dat zij bij verhoging van middelen het tekort zou kunnen aanvullen. Verder heeft Zeeland de quote sinds 1616 telkens voor een jaar en onder protest aangenomen vanwege de teloorgang van de handel en de veranderingen in de rivieren, en ook vanwege de groeiende lasten van de oorlogvoering. Omdat de lasten van 1621 in vergelijking met de quote van 1616 enorm waren toegenomen is namens Zeeland door ordinaris en extraordinaris afgevaardigden en in de consenten telkens verzocht om vermindering van de quote en de lasten. De in feb. 1626 in Zeeland aanwezige heren Beveren en Schaffer zijn op hun verzoek gedetailleerd van deze situatie op de hoogte gebracht. Men wilde het aanzien tot de winter, zodat Zeeland in december 1626 en januari 1627 gedeputeerden heeft gestuurd. Hun is echter verzocht hun propositie uit te stellen tot de zomer. De aldus uitgestelde kwestie is in mei in de vergadering van de Staten van Holland gebracht en daar vervolgens doorverwezen naar de Staten-Generaal. Al deze inspanningen van Zeeland om te worden gehoord stuiten nu op de onverwachte oppositie van de Staten van Holland, die nu eerst zelf willen worden gehoord. De Staten van Zeeland kunnen dit slechts moeilijk accepteren en verzoeken daarom nogmaals hun voorstel te overwegen.
De zaak is tot morgen uitgesteld omdat de leden van de Unie in discussie zijn geraakt over het gevaar van dergelijke twisten in de huidige situatie.

1 De resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 52.