61
De gedeputeerden van de
Staten van Zeeland
verzoeken opnieuw commissarissen te krijgen wegens hun propositie van 19 mei over vermindering van hun quote. Zij vinden het niet anders dan redelijk dat de provincies elkaars draagkracht grondig leren kennen en dat zij naar gelegenheid de kwestie onderling rechtzetten. Dit is beter dan dat door onmacht van één lid de gehele Unie zwaar zou worden aangetast, iets wat door voorzorgsmaatregelen van de gehele Unie kan worden voorkomen.
Namens
Gelderland
wordt verklaard dat deze provincie als eerder akkoord gaat met het aanhoren van
Zeeland, aan deze tafel of door commissarissen.
Die van
Holland blijven bij hun eerdere voorbehoud: zij verklaren niet te
kunnen overgaan tot de benoeming van een
commissaris
inzake vermindering van de quote. Indien de provincies hiertoe
echter
besluiten, dan zouden de commissarissen hun eerst moeten horen
over de
verlaging van hun quote van 58 procent. Om hieraan te voldoen
leggen zij
hogere belastingen op dan Zeeland en komen zij jaarlijks nochtans
veel
meer tekort dan
Zeeland. Hier brengt Zeeland tegenin dat de leden van
de Unie de ware staat van elkaars financiën behoren te kennen.
Door
de oppositie van de gedeputeerden van Holland wordt dit
verhinderd.
Zeeland verhaalt verder wat sinds 1574 tot aan de Unie van Utrecht en daarna gebruikelijk is geweest tussen Holland en Zeeland inzake vaststelling van de quote. In 1613 zijn vergelijkbare geschillen onderling opgelost, zonder hiermee de Generaliteit te belasten. In 1616 is de quote van Zeeland samen met die van andere provincies vastgesteld volgens de inkomsten en het vermogen van de provincie, waartegen de lasten zijn bepaald. Aan de ene kant is de staat van de handel en het inkomen sindsdien erg veranderd, terwijl vanaf 1621 de lasten door de staat van oorlog en extraordinaris petities zeer zijn toegenomen. Het is daarom meer dan ooit goed om Zeeland over de propositie te horen en de kwestie volgens de huidige stand van zaken te regelen.
Bij een conferentie zou blijken wat ter goeder trouw wordt beweerd, namelijk dat Zeeland zwaarder wordt belast dan een van de vijf andere provincies; dat de onroerende goederen in Zeeland zwaarder worden belast dan in Holland; dat Zeeland gelijk staat met Holland wat betreft de zwaarste middelen van consumptie en conform de Unie zelfs middelen heft die in Holland nog niet zijn ingevoerd. Verder zorgt de extraordinaris heffing van schouwgeld en de vijfhonderdste penning ervoor dat de Zeeuwen, die met het afnemen van de handel en de schulden van de
Admiraliteit
reeds zeer zijn belast, extra worden lastiggevallen. Hoewel de provincie in de petitie van 1627 weinig tekort is geschoten, terwijl meer dan de helft van het gehele inkomen is gedaald, is het ondenkbaar dat zij bij verhoging van middelen het tekort zou kunnen aanvullen. Verder heeft Zeeland de quote sinds 1616 telkens voor een jaar en onder protest aangenomen vanwege de teloorgang van de handel en de veranderingen in de rivieren, en ook vanwege de groeiende lasten van de oorlogvoering. Omdat de lasten van 1621 in vergelijking met de quote van 1616 enorm waren toegenomen is namens Zeeland door ordinaris en extraordinaris afgevaardigden en in de consenten telkens verzocht om vermindering van de quote en de lasten. De in feb. 1626 in Zeeland aanwezige heren
Beveren en
Schaffer zijn op hun
verzoek gedetailleerd van deze situatie op de hoogte gebracht. Men
wilde het aanzien tot de winter, zodat Zeeland in december 1626 en
januari
1627 gedeputeerden heeft gestuurd. Hun is echter verzocht hun
propositie uit te stellen tot de zomer. De aldus uitgestelde
kwestie is
in mei in de vergadering van de Staten van Holland gebracht en daar
vervolgens doorverwezen naar de Staten-Generaal. Al deze inspanningen
van Zeeland om
te worden gehoord stuiten nu op de onverwachte
oppositie van de Staten van Holland, die nu eerst zelf willen
worden gehoord. De Staten van Zeeland kunnen
dit
slechts moeilijk accepteren en verzoeken daarom nogmaals hun
voorstel
te overwegen.
De zaak is tot morgen uitgesteld omdat de leden van de Unie in discussie zijn geraakt over het gevaar van dergelijke twisten in de huidige situatie.
30/06/1627, 6
1
De resolutie is door een klerk
ingeschreven in S.G. 52.