13/03/1628

 
English | Nederlands

13 - 03 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Ontvanger Van Yck compareert in navolging van de uitnodiging van zaterdag. HHM berichten hem dat de Admiraliteit te Rotterdam tot nog toe geen opdracht heeft gegeven om conform hun besluit van 1 maart de verjaarde ordonnanties van Dirck Nisen om te zetten in obligaties.
HHM gelasten Van Yck dit conform eerdere resoluties te doen.

2 HHM zullen er bij de RvS op aandringen de uitdieping van de IJssel ter hand te nemen. Secretaris Huigens laat weten dat de RvS onmiddellijk Terestein zal aanschrijven.

3 De heren van Holland berichten dat hun lastgevers de heffing van de belasting op het witte zout en de 14 gld. van de zoutzieder voortzetten. De impost moet dan wel ook in Overijssel worden verpacht ten gunste van de Generaliteit. Bovendien moeten de provincies aannemen dat de belasting daar, in Zeeland en in Friesland wordt voldaan, anders kunnen zij niet toestaan dat alleen hun inwoners ermee worden bezwaard.
HHM schrijven de Staten van Overijssel ook daar de belasting uit naam van de Generaliteit te laten verpachten.

4 Het plakkaat tegen de uitvoer van schepen, dat HHM op 14 feb. hebben besloten te ontwerpen, wordt door de heren van Holland aan de orde gesteld. Zonder toestemming van HHM zouden buitenlanders geen schepen mogen uitvoeren, terwijl ingezetenen geen schepen boven de honderdvijftig last mogen uitvoeren zonder borg te stellen dat deze naar de Republiek worden teruggebracht.
De andere provincies lijkt het beter het plakkaat niet te beperken tot schepen vanaf honderdvijftig last, maar het voor alle schepen te laten gelden. Als het plakkaat is opgemaakt, kan het opnieuw worden besproken.

5 Generaal Tilly klaagt d.d. Buxtehude 29 feb. over belemmering van de handel door het leggen van oorlogsschepen op de Eems. Hij verzoekt deze weg te halen, omdat hun aanwezigheid in strijd is met de neutraliteit.
Feit en Julius Dominicus Hottinga schrijven d.d. Emden 7 maart het volgende:
Er zijn nu zeven schepen op de Eems. Eén daarvan heeft enkele in een marktschip richting Leer aangetroffen levensmiddelen aan boord genomen.
Anholt beklaagt zich bij de gouverneur van Emden over het garnizoen aldaar. Zogenaamd in dienst van de Deense koning staande soldaten zouden vijandelijkheden plegen en die van Emden zouden de komst van keizerlijke aanhangers of hun handel in hun stad weigeren.
Kolonel Gallas verzoekt wapens voorbij Leerort te mogen vervoeren.
Feit vraagt vanwege zijn zaken te mogen vertrekken.
HHM zullen deze punten morgen bespreken met Z.Exc. en de RvS.

6 Volgens de binnengekomen ritmeester Balfour is het niet zijn bedoeling uit dienst van HHM te treden. Hij verzoekt slechts drie of vier maanden verlof om zijn koning te vragen of hij hem wil houden of dat hem vergund wordt in de Republiek te blijven.
HHM zullen dit morgen bespreken.

7 Oosterwijck vraagt d.d. Venetië 19 feb. nadere last of hij opnieuw moet verzoeken om het door Venetië opgeschorte subsidie. Tevens vraagt hij welke houding hij moet aannemen tegenover de Franse ambassadeur die hem niet komt bezoeken.
HHM schorten een besluit hierover op.

8 Op verzoek van de Franse ambassadeur verlenen HHM gratis paspoort aan Guillaume Crupe om met zijn vrouw, dochter en knecht naar Frankrijk te gaan.

9 HHM lezen een groot memoriaal van de Franse ambassadeur.1
Nadat D'Espesses eergisteren bij HHM heeft aangedrongen op het dikwijls verzochte paspoort, heeft hij zijn memorie gezonden aan Oranje. Deze heeft beloofd een spoedige toekenning van het paspoort te regelen. Even later is de stadhouder in vergadering met HHM gegaan. 's Avonds heeft de griffier niettemin aan de secretaris van D'Espesses verteld dat er niets aan is gedaan omdat daarvoor te weinig heren op de vergadering waren. Na de rustdag onderneemt D'Espesses deze week een nieuwe poging. De goederen zijn ingeladen en hem is opgedragen deze op 16 maart Frankrijk in te voeren. Zonder de problemen rond het paspoort zou dit eenvoudig te doen zijn: de landwind was buitengewoon gunstig, hetgeen doorgaans zeldzaam is op deze kusten. De situatie doet zowel denken aan het verlies van Bahia de Todos os Santos en als aan de vertraging van de ambassadeurs van HHM.2Bovendien zijn HHM nog steeds rekenschap schuldig aan zijn koning over het schip van de heer De Thoirax dat is genomen bij Texel. De wind was goed toen met het paspoort werd ingestemd. Men stelde de expeditie echter uit totdat de wind keerde en alle Franse schepen bij Texel door de Engelsen werden verjaagd. D'Espesses zou het betreuren als men gelijksoortig uitstel zou gebruiken in het nadeel van de dienst van zijn koning. Hij zal druk blijven uitoefenen totdat HHM hierover een besluit nemen.
Intussen heeft de Krijgsraad zaterdag geprocedeerd tegen twee Fransen, onder wie de in zijn propositie van 17 feb. genoemde dienaar van D'Espesses. De dienaar heeft zijn plicht gedaan toen vijf staatse officieren nabij de vensters van de Staten-Generaal D'Espesses' koetsier trachtten te vermoorden. Sindsdien heeft hij zich ook rechtschapen gedragen bij een gelijksoortig incidenten in herberg De Helm. D'Espesses heeft de verklaring over deze zaak gezonden aan zijn koning en wacht diens last af, hetgeen HHM ook zouden moeten doen. D'Espesses vindt het merkwaardig dat men deze rechtszaak over openlijk in 's- Gravenhage gebeurde feiten na bemoeienis van het ordinaris Hof van justitie overlaat aan de Krijgsraad. Hij vraagt of HHM weten dat de in de Krijgsraad tot assessor gekozen heer De Fouilloux de meeste schuld droeg van de vijf personen die zijn koetsier verraderlijk hebben aangevallen. Toen D'Espesses in de Republiek aankwam heeft De Fouilloux zich hier gevestigd om zich te onttrekken aan een in Montpellier opgelegde veroordeling wegens een lafhartig uitgevoerde schaking. Door bemiddeling van D'Espesses heeft hij een compagnie gekregen. HHM weten wat hij waard is en hoeveel moeite het hem kostte zich vrij te pleiten voor het niet nakomen van zijn plicht toen zijn garnizoen in Sluis bijna was verrast.
De andere in de Krijgsraad gekozen personen hebben belang bij de zaak of zijn door afwezigen sluw bedrogen jongelui. De heer De Haulterive was afwezig in de Raad, evenals de heer D'Estiaux. De heer De Maleguet heeft D'Espesses na afloop van de Krijgsraad op het hart gedrukt dat er alleen is gesproken over een kwestie en dat er geen personen of omstandigheden zijn genoemd.
Indien men de twee soldaten uit D'Espesses' huis wil halen, behoren alle goede dienaren van de koning dit te voorkomen. Zolang hij ademt moet hij de hem gegeven rechten beschermen. Officier De Maison Neufue heeft gezien dat D'Espesses' koetsier in diens bijzijn werd geschonden, maar heeft niet zijn degen getrokken. Het officierscorps heeft D'Espesses verklaard niet te kunnen geloven dat men iets zou willen ondernemen tegen zijn huis. Alle eerlijke Fransen zullen liever met hem sterven dan dat er kwaad wordt gedaan aan de twee genoemde soldaten.
D'Espesses vraagt hoe HHM denken dat andere naties hierop zullen reageren. Tegelijkertijd wordt een minister van Engeland ondervraagd en wordt die van Zweden bedreigd omdat hij aan zijn koning de waarheid heeft geschreven. Dan zwijgt D'Espesses nog over wat de ambassadeur van Venetië is overkomen. Sinds enige tijd is er geen enkele christelijke ambassadeur of resident geweest die niet is geschoffeerd. HHM behandelen hen niet met respect maar als een mohammedaan. D'Espesses zal niet nalaten aan zijn koning of HHM de waarheid te zeggen.
HHM nemen de bespreking van dit memoriaal in overweging.

1 Het in het Frans gestelde memoriaal is geïnsereerd in S.G. 3187 en in vertaling gedrukt in: Aitzema, S. & O. kwarto II, 610-613/folio I, 768-770.
2 De ambassadeur verwijst hier naar de door slecht weer vertraagde vloot bij het ontzet van Bahia de Todos os Santos in 1624 en het uitstel van het buitengewone gezantschap naar Frankrijk.