13 - 06 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
HHM gaan niet akkoord met het verzoek van kapitein
Godtfriedt zur Muchlen om het loopgeld te krijgen voor zijn volk waarmee hij in hun
dienst is
aangenomen.
2
Henrick van Ast, koopman en woonachtig onder Deurne buiten Antwerpen in het
huis De Sprinchaen, verzoekt tegen betaling van 's lands belasting
vrij
te mogen handelen met de Republiek.
Voordat HHM hierover besluiten, vragen zij degene die dit rekest in behandeling neemt meer informatie over de bedoeling van de suppliant in te winnen.
3
Arent Smith, burger van Amsterdam, vraagt octrooi om 24 jaar
exclusief een door hem uitgevonden watermolen te mogen maken.
Voordat HHM hierover besluiten, laten zij de suppliant een model van deze uitvinding tonen.
4
Beaumont meldt dat de gezanten van HHM uit
Polen op
9
juni goed zijn aangekomen op
Texel. Samen met
Van den Hoonaert is hij zo
spoedig mogelijk hierheen gekomen.
Bicker moest echter om dringende zaken in
Amsterdam achterblijven en zou proberen hedenavond
ook
in 's-
Gravenhage te zijn. Hierom vraagt Beaumont
enige tijd voordat zij over hun handelingen berichten.
HHM vinden het goed de komst van Bicker af te wachten.
5
De binnengekomen
Maximiliaen, vrijheer van Batenburch, en dr.
Maerten
Vermeer dienen een remonstrantie in.1
Op last van de
Staten
en het
Hof van Gelderland
heeft de
momber de remonstrant voor het Hof gedaagd met het doel hem zijn
recht van appèl, hetgeen die van
Batenburg en de
bijbehorende dorpen gewoonlijk bij de Batenburgse
leenmannen
aan de [kasteel]brug hadden, en zijn recht van superioriteit over
Batenburg te laten aantonen. Anders zou hij deze rechten
moeten
opgeven en laten toekomen aan een onder het ambt van
Maas en
Waal gelegen en gehorig
gerecht genaamd
Bergharen. De remonstrant heeft
hiertegen aangevoerd als gehoorzaam aan het Duitse
Rijk
in
plaats van aan Gelderland niet
aan
de rechtspraak van het Gelderse Hof te zijn onderworpen. Daarom wil
hij
de zaak door een onpartijdige partij zoals Z.Exc. en HHM, de
keizer en zijn raad of andere
machthebbers laten beslissen. Het Hof heeft hierop echter geen
acht geslagen en de zaak voortgezet tot een vonnis. In 1624
heeft de
remonstrant bij HHM en Z.Exc. een rekest en remonstrantie
ingediend om het Hof de rechtspraak in deze zaak te ontzeggen en
deze
aan HHM te delegeren. Tevens hebben de Gelderse heren
het door zijn
vorsten gestichte klooster
Holtmeer met de
bijbehorende goederen van de remonstrant afgenomen en onder
contributie
gesteld. Hij heeft daartoe rechters van HHM verzocht voor wie hij
de
Gelderse heren kon laten komen om de zaak af te handelen. Deze
remonstrantie volgt uitgebreider in bijvoegsel A.
Hierop hebben HHM en Z.Exc. de naar de Gelderse Landdag te
Zutphen afgevaardigde
Beveren en
Schaffert het verzoek van de
remonstrant laten indienen bij de Gelderse Landschap en het Hof.
Deze moesten daarop antwoorden en een geschikte oplossing geven,
terwijl
de situatie intussen onveranderd zou blijven. De commissarissen
hebben dit
gedaan,
zoals blijkt uit de aantekeningen daarvan onder B.
Desondanks hebben de heren van Landschap en Hof zich hieraan niet gehouden, maar de zaak op 21 april voortgezet en in hun vonnis de genoemde exceptie van incompetentie en wraking verworpen. Daarmee zou het appèl van Batenburg blijven bestaan maar zou de remonstrant zijn recht op hoger beroep van de bijbehorende dorpen
Horssen en
Leur
[Etten-Leur] niet voldoende
hebben bewezen.
Dientengevolge worden de sinds maart 1618 lopende en toekomstige
appèlzaken voorgelegd aan het ordinaris hoofdgerecht van Maas en
Waal
te Bergharen met een vergoeding van alle kosten, zoals uitgebreider
is
gesteld in bijvoegsel C.
Hierdoor is de remonstrant beroofd van het recht van superioriteit van de heerlijkheid Batenburg ten aanzien van daaraan verbonden dorpen. Deze dorpen behoren echter vanaf het begin onder de investituur van Batenburg en zijn als een rijksleen en stende in het bezit geweest van hem en eerdere heren van Batenburg, ook voordat de graven, vorsten en het Hof van Gelderland zijn gekomen. Het appèlrecht van deze dorpen lag bij Batenburg, zoals de genoemde remonstrantie aantoont.
Op 19 en 24 april heeft de remonstrant het Hof geschreven vanwege de krachtens HHM door Beveren en Schaffert in het werk gestelde procedures het vonnis nietig te verklaren. Deze brief is onder bijvoegsel D te vinden.
Op 6 mei hebben de heren van de Landschap conform advies van het Hof de momber gelast inzake ongehoorzaamheid wegens de protestatie het recht van de Landschap tegen de remonstrant te handhaven. Dit blijkt ook uit het op 7 mei genomen besluit van de Landschap, te vinden onder bijvoegsel C.
Op 12 mei heeft de Landschap gelast dat de remonstrant het klooster Holtmeer en bijbehorende goederen niet meer zou terugkrijgen. Het beheer hiervan zou in handen blijven van de
Gedeputeerde Staten van het Kwartier Nijmegen
die tevens alle andere tot het kapittel van Batenburg
behorende goederen (waarvan het beheer tot nog toe aan de
remonstrant
is toegekomen) zouden beheren. Dit besluit is uitgebreider te
vinden
onder
bijvoegsel F.
Uit alles blijkt volgens de remonstrant dat de heren van Gelderland hem als heer van Batenburg, de keizer en het Duitse Rijk ernstig hebben geschaad. Zij hebben zijn
heerlijkheid, een baronie en rijksstende, tegen de rijkswetten in
de
facto onderworpen aan hun vorstendom. Het is algemeen bekend dat
rijksvorsten geen andere rijksstende, hetzij graaf of baron, onder
zich
mogen stellen of recht van superioriteit over hem mogen gebruiken.
Het
gaat HHM bijzonder aan dat vreemde onderdanen, met name tot het
Duitse
Rijk en direct onder de keizer behorende onderdanen, niet door de
provincies of kwartieren in hun recht mogen worden aangetast,
conform
het zestiende en zeventiende artikel van de Unie. De remonstrant
zal
zich in het uiterste geval ook bij de keizer en diens raad
beklagen.
Aangezien de genoemde vonissen en besluiten ook aanslagen zijn
tegen de
door de remonstrant voor HHM gebrachte en de door de afgevaardigden
Beveren en Schaffert aan de Gelderse heren aangezegde procedures,
verzoekt hij HHM het Hof en de heren van Gelderland de vonissen en
besluiten voorlopig te laten opschorten. Voor hun rechters zou de
remonstrant dan de herroeping of nietigheid daarvan kunnen
aanvoeren.
Tevens kunnen deze tot teruggave van de kloostergoederen en
afschaffing van de contributie besluiten, conform het in 1624 door
de
remonstrant gedane verzoek. Dit opdat hij de zaak anders
in
handen van het Duitse Rijk zou moeten stellen, waartoe hij bij eed
verplicht is.
HHM geven de remonstrantie met alle bijlagen voor onderzoek aan Willem van Beveren en Schaffer.
6
Op verzoek van
Pieter van Blanckeroort, geweldige-generaal van de voor de kust van Vlaanderen
bestemde oorlogsschepen, depêcheren HHM voor hem en zijn
dienaren
ordonnantie van vier maanden reeds lang vervallen gage.
7
Naar aanleiding van het voorstel van de heren van
Zeeland laten HHM de RvS de op hun
provincie
gerepartieerde vier en een halve
compagnie van de nieuwe lichting bewapenen. De heren moeten hiertoe
een
ontvangstbewijs tekenen en beloven gelijksoortige wapens aan 's
lands
magazijn terug te geven.
8
De afgevaardigde van de burgers en ingezetenen van
Bredevoort verzoekt nogmaals de burgers van
Lingen
sauvegarde te verlenen om met hun veestapel naar het platteland te
gaan. Als zij daarbij het gebied van de provincies
Friesland en
Groningen of de
Nederlandse steden betreden, mogen zij voor straf van rechtmatige
buit
verklaard worden.
HHM houden vast aan de op 9 juni naar aanleiding van het bericht van de suppliant genomen resolutie.
9
Christiaen Meynertsz. vraagt octrooi om voor
25 jaar exclusief een door hem nieuw uitgevonden molen te mogen
maken.
HHM nemen hierover geen besluit voordat de suppliant modellen van de molen heeft laten zien.
10
Sophia, hertogin van Stettin, verzoekt in een brief
d.d. Krakau 28 okt. 1627 vrij rijnwijn naar de Republiek te mogen
brengen en weer uit te voeren naar haar hof.
HHM wijzen dit verzoek af.
11
In een brief d.d. Neustettin [Szczecinek] 27 okt. 1627 verzoekt
Hedwig, hertogin van Pommeren, vrij enkele tolvoeder
rijnwijn vanaf de
Rijn te mogen invoeren en weer
uitvoeren.
HHM wijzen dit verzoek af.
12
HHM lezen het op 7 juni opgestelde advies van de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges aangaande het rekest van
Elias Trip. Hoewel de uitvoer van koper tezamen met andere goederen bij
het laatste plakkaat is verboden, kan het zonder veel nadeel voor
het
land worden uitgevoerd naar neutrale gebieden, mits er 's lands
belasting over wordt betaald. Bovendien moet de suppliant cautie
stellen
voortdurend zoveel koper in het land te zullen houden als HHM
nodig achten. HHM moeten er altijd op toezien dat de handel
wordt begunstigd opdat deze niet naar andere plaatsen
wordt verplaatst.
HHM nemen dit advies over.
13
HHM lezen het op 7 juni opgestelde advies van de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges aangaande het rekest van koopman
Cornelis Maertensz.. Hoewel de uitvoer van zwavel tezamen met andere goederen
bij het laatste plakkaat is verboden, kan het zonder veel nadeel
voor
het land worden uitgevoerd naar neutrale gebieden, mits er 's lands
belasting over wordt betaald. Bovendien moet de suppliant cautie
stellen
voortdurend zoveel koper in het land te zullen houden als HHM nodig
achten. HHM moeten er altijd op toezien dat de handel
wordt begunstigd opdat deze niet naar andere plaatsen
verdwijnt.
HHM nemen dit advies over.
14
Nicolaes van Varick, erfburggraaf van Brussel, markgraaf van Antwerpen,
verzoekt
een paspoort voor hem en zijn vier dienaren om voor zes maanden met
een
karos met vier paarden en een gezadeld paard naar het platteland te
gaan.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
15
De inwoners van
Appeldorn,
Kalkar,
Kleef,
Uedem en omgeving verzoeken HHM de commandanten
van
Emmerik en
Rees te gelasten de gouverneurs van
Wezel,
Rijnberk
[Rheinberg] en
Geldern
bekend te maken dat deze de supplianten ongestoord hun koren in
Emmerik
[Emmerich] en
Rees op de
markt moeten laten brengen. Indien hun dit wordt geweigerd, zouden
de
commandanten moeten worden gemachtigd op eenzelfde manier de
inwoners van vijandelijke plaatsen hun toevoer daarheen te
verbieden en te beletten.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
16
De afgevaardigden van de
Admiraliteit te Rotterdam
compareren en verzoeken nogmaals subsidie om de op hun gerepartieerde en onder de vlag van admiraal
L'Ermijthe uitgevaren matrozen te betalen.
HHM kunnen hierover geen besluit nemen, omdat de heren van
Holland de kwestie opschorten.
17
HHM zullen morgen de stukken over de liquidatie van de
VOC
behandelen opdat zij kunnen achterhalen wat het land tegoed heeft voor het konvooi van haar goederen en hoeveel de Compagnie meent dat daarvoor betaald moet worden.
18
HHM lezen het rekest van
George Henleij,
Willem Baylie,
John Parker,
Henrick Androes en
Warwick Fones, Engelse kooplieden
en
inwoners
van Londen, en een brief van agent
Carlaton d.d. 's-Gravenhage 10 juni. Zij
berichten dat vijf kamertapijten, vijftig beddetijken, 96
halve stukken Gents lijnwaad, vier pakken linnen, een ton garen,
een
halve baal zijde met vier stukken weerschijnend armozijn, een baal
zijde en andere aan Engelse kooplieden toebehorende goederen in
Duinkerke zijn ingeladen in een Hamburgse
boeier.
Dit schip is op zee door kapitein
Engelbrecht
Pietersz. veroverd en naar
Rotterdam
overgebracht. De supplianten verzoeken daarom de lading voor vrije
goederen te verklaren of tenminste de door
Admiraliteit te
Rotterdam
beraamde verkoop ervan uit te stellen
totdat zij door HHM zijn gehoord.
HHM verwijzen de supplianten naar de Admiraliteit te Rotterdam om daar de gebruikelijke rechtsgang te volgen.
19
HHM geven het rekest van
Jan Gerridtsz. Wobma voor advies aan de
Generaliteitsrekenkamer
.
20
HHM verlenen
Willem Colwal, hofmeester van de ambassadeur van Engeland, voorschrijven
aan de magistraat van
Hamburg en
resident
Aissema.
21
HHM geven de memorie van
Frederick Gunter, secretaris van de koning van Denemarken, voor onderzoek aan
Schaffer. Schaffer moet erover
berichten en ondertussen
Joost
Brasser
bevelen het in
zijn
bezit zijnde geld van de
Deense
koning
niet aan
Josias van Vosbergen te
betalen.
HHM maken bezwaar tegen het aanwenden van het beloofde subsidiegeld voor het onderhoud van de uit
Stade afkomstige Schotse regimenten.
Zij hebben reeds maatregelen getroffen de regimenten af te
danken.