24 - 06 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Een brief van
Tinco Oenema d.d. Leeuwarden 11/21 juni behoeft geen resolutie.
2
Commandant
Derick Mulert antwoordt d.d. Gennep 19 juni op de brief van 15 juni
waarin HHM hem gelasten bij het zien van de brief hierheen te
komen.
Met advies van Z.Exc. schrijven HHM Mulert nogmaals onmiddellijk naar 's-
Gravenhage te komen en de in het garnizoen van
Gennep
aanwezige kapitein
Besten te
machtigen tijdens
zijn afwezigheid het commando waar te nemen.
3
Naar aanleiding van het op 22 juni ingediende verzoek van kapitein
Sint Hillaire, commandant van Nijmegen, kijken HHM de retroacta na en
vragen zij erover advies aan de RvS.
4
Henrick van Munster tho Till, heer van Runen, verzoekt de door HHM op 22 juni gegeven
apostille op zijn
rekest te laten uitbreiden zodat de drost en
etten
van de Landschap
Drenthe en alle
andere betrokkenen
verboden wordt "pendente causa cognitione" direct of indirect iets
te
ondernemen tegen de privileges van de heerlijkheid
Ruinen.
HHM geven het rekest aan de afgevaardigden van Drenthe om daarop te reageren.
HHM lezen de remonstrantie van de afgevaardigden van de Landschap. Zij verzoeken HHM zonder hun kant van de zaak te horen niet te besluiten over de in het nadeel van de Landschap en tot vertraging van justitie ingediende rekesten van
Leffert Jansz. c.s. en de heer van Ruynen en hun medestanders. Bovendien
ontkrachten deze rekesten een op 20 aug. 1620 genomen
resolutie
aangaande de rechtspraak.
HHM geven deze remonstrantie aan Henrick van Munster en Leffert Jansz. c.s. om daarop te reageren.
5
De RvS adviseert d.d. 22 juni over de twee aan
Z.Exc. en aan
baron van Gent
gerichte brieven van
Jacob
Mangelman,
beide d.d. 12 juni, inzake de door de Spanjaarden
beraamde belegering van huis
Ravensberg, en het
advies over de
op 19 juni ontvangen dagvaarding van de
keizer voor
Ernst Casimir en diens brief van
13/3
juni. In samenspraak met Z.Exc. ziet de Raad geen mogelijkheid tot
onzet
van Ravensberg aangezien de plaats ver weg ligt en toch niet te
behouden is. Aangaande de dagvaarding adviseert de RvS Ernst
Casimir
te
schrijven de vastgestelde rechtsdag door een gemachtigde te laten
waarnemen en verdedigen. HHM moeten dit met
aanbevelingsbrieven ondersteunen. Hiertoe dient een goed ingewijd
en
bekwaam persoon naar 's-
Gravenhage te worden
gestuurd op wiens informatie de brieven gebaseerd
kunnen
worden.
HHM nemen dit advies over.
6
De RvS adviseert d.d. 9 juni over het op 22 april ingediende rekest en de documenten van
Willem Roels, raad en fiscaal van de Raad van Vlaanderen. De Raad meent
dat een betere regeling van de rechtsbedeling in
Vlaanderen noodzakelijk is. De fiscaal zou daarom
gelast moeten worden een instructie of ordonnantie op te
stellen voor de suppoosten van de
Raad van
Vlaanderen
aangaande de tijd waarop zij voor het Hof
dienen te verschijnen, hun salaris en andere zaken opdat men
goed
en spoedig recht krijgt. Daarnaast moet Roels een regeling treffen
ten aanzien van de talloze
momenteel ongestraft blijvende zware misdrijven. Inzake de betaling
van
de gerechtskosten, de gages van de fiscaal en de voor ondersteuning
van
het gerecht benodigde lagere officieren zou men het oude recht van
de
graven van Vlaanderen moeten nagaan. Daartoe kunnen de fiscaal en
enkele
raden van Vlaanderen worden gelast.
HHM nemen dit advies over.
7
HHM bespreken een brief d.d. 23 juni van de burgemeesters van
Rotterdam aan de
Gecommitteerde Raden
van Holland en West-Friesland
aangaande de
gevangenenruil met de vijand.
Bas en
Brouwer moeten deze
kwestie
bespreken met Z.Exc. en daarover berichten.
8
HHM lezen het op 22 juni door de RvS opgestelde advies over de brief van
Tilly d.d. Stade 29 mei aan de burgemeesters en raden van
Soest
[in Westfalen], de brief van de
Kleefse raden d.d. Emmerik [Emmerich] 29 mei aan
Nieuhoff, drost van Lünen,
en het
door Nieuhoff aan de gezamenlijke krijgsofficieren gedane
voorstel en
hun antwoord daarop aangaande de door Tilly en de Kleefse raden
beraamde
plannen tegen die van Soest. Z.Exc. en de RvS menen dat de
gezamenlijke krijgsofficieren goed hebben geantwoord op het
schriftelijke voorstel van drost Nieuhoff. Men kan hun schrijven
aan dat antwoord vast te houden. Verder kunnen HHM de Kleefse
regering
schrijven
hun voornemens vreemd en strijdig met het verdrag tussen
de
keurvorst en de Republiek te
vinden. HHM
kunnen
daarom vragen onmiddellijk enkele
afgevaardigden te sturen met last om hun daarover te informeren en
hen
tevreden te stellen.
HHM nemen dit advies over.
9
Adriaen Jacobsz., kapitein van de timmerlieden en inwoner van Leeuwarden,
verzoekt HHM ontvanger-generaal
Doublet
door
apostille in de marge van zijn
rekest opdracht te geven hem spoedig 2.600 pond te betalen. Dit
bedrag
hebben de suppliant en zijn timmerlieden in 1626 in het veld
verdiend.
HHM laten de RvS de suppliant spoedig zijn achterstallige betaling geven.
10
Nicolaes Croon, commies ter recherche en monstering van de
oorlogsschepen bij Texel, verzoekt HHM de
Generaliteitsrekenkamer
te gelasten ontvanger
Houffyser 250 gld. in rekening te
passeren. Met dit bedrag heeft de
Admiraliteit
te Amsterdam
het traktement van de suppliant per jaar
verhoogd.
HHM geven het rekest voor advies aan de Rekenkamer.
11
In een rekest bericht markies
De Verneuil, kapitein in staatse dienst, over het voor de RvS lopende
proces tussen hem en
Gooswyn
Meuskens.
De zaak betreft een door Meuskens bij de suppliant ingediende
rekening
van door diens compagnie van 20
jan.
1625 tot en met 31 dec. 1627 ontvangen en uitgegeven geld. Na het
proces te hebben verloren
verzoekt Verneuil commissarissen voor wie de
partijen
kunnen compareren en hun bezwaren kenbaar maken. HHM kunnen dan een
passend besluit in de zaak nemen.
HHM wijzen het verzoek af.
12
De
Admiraliteit te Rotterdam
stuurt d.d. 23 juni het verhoor van
Johan Carves, schipper van de door vice-admiraal
Lieffhebber veroverde boeier, met enkele
bijlagen.
HHM antwoorden het College zijn best te doen om de schipper te laten vertellen wie in de Republiek zijn bevrachters zijn. Tegen zijn persoon, schip en goederen dient hij conform de plakkaten te handelen.
13
Jan van Heerde schrijft d.d. Deventer 22/11 juni over de bouw van de nieuwe
fortificatiewerken langs de
Veluwezoom.
HHM antwoorden hem de werken goed in de gaten te houden en hun er regelmatig over te berichten.
14
Op verzoek van
Henderick Willemsz. en
Eduart Sommans,
kooplieden te Amsterdam, verlenen HHM hun aanbevelingsbrieven voor
de
graaf van Lysker, admiraal van
Schotland, en aan de admiraliteit van
Edinburgh
opdat
een door een Schotse vrijbuiter veroverd en daarheen gebracht schip
wordt vrijgelaten.
15
Op verzoek van
Pieter Jansz. van den Brouck verlenen HHM hem nogmaals aanbevelingsbrieven voor de
Admiraliteit te Rotterdam
om een
ambt te mogen bekleden waarvoor hij geschikt is.
16
De raden van State
Rovere en
Schotten compareren en
berichten conform het besluit van HHM drie forten rond
Bergen
op Zoom te hebben aanbesteed. Eén fort is
tweehonderd
roeden en de andere twee zijn ieder honderdvijftig roeden groot.
De totale
kosten
zijn
80.000 gld. Conform de resolutie van HHM wil Z.Exc. zo spoedig
mogelijk
38 compagnieën naar Bergen op Zoom sturen voor de
bescherming van
de
nieuwe werken. Er zal 12.000 gld. nodig zijn voor de betaling
van
hun huisvesting en andere zaken. De RvS verzoekt HHM deze zaken te
betalen.
HHM horen ontvanger
Doublet hierover, maar deze verklaart daarvoor geen stuiver te
kunnen vrijmaken.
HHM verzoeken de heren van
Holland
en
Zeeland
de genoemde 12.000 gld. voor te schieten op kosten van de
Generaliteit, conform het besluit aangaande de betaling van de nieuwe
fortificatiewerken.
17
Nieustadt, raad ter Admiraliteit te Rotterdam, compareert en dient het
rapport2
in over de door hem en raad
Van
Eck gehouden besprekingen naar aanleiding van de
resolutie
van 6 juni.
Pauwels van der Nieustadt en Arent van Eck zijn conform de genoemde resolutie aangesteld de kapiteins en matrozen van vier op de
Waal patrouillerende oorlogsschepen te betalen en vervolgens met
hulp van de afgevaardigden van de RvS de op 1 mei genomen resolutie
van
de Raad en het Admiraliteitscollege uit te voeren. Daartoe moeten
zij
het volk van de schepen overbrengen naar de voor de beveiliging van
de
Waal gemaakte redoutes. Nieustadt en Van Eck zijn hiertoe naar
Nijmegen gereisd en vandaar naar het voor
Kekerdom gelegen oorlogsschip. Na
het nemen van informatie hebben zij het volgende ondervonden:
De redoute te Kekerdom is bezet door negen of tien soldaten en heel klein van omvang. Er kunnen geen voorzieningen worden getroffen om bederf van proviand te voorkomen. Verder ligt de redoute erg ongelegen om de sloepen in veiligheid te houden. Aangezien de aangrenzende kil tot in de Waal droog staat en nog dagelijks verder verzandt, ligt de sloep momenteel te ver van de redoute om bij een noodsituatie van dienst te zijn.
Redoute De Vogelesanck, stroomafwaarts gelegen op ongeveer twee musketschoten afstand, is hetzelfde bemand en in eenzelfde staat als de bovengenoemde. De redoute ligt dicht tegen de Waaloever aan, terwijl de rivier daar diep genoeg is om veilig sloepen te kunnen leggen. Deze situatie is onderzocht door de eveneens aanwezige
ambtman van Nederbetuwe, afgevaardigde van de RvS. Hij stelt voor de redoute van
Kekerdom gereed te maken en te bezetten met de soldaten en de op De
Vogelsanck aanwezige matrozen.
De overige redoutes vanaf de
Lotwaard bij
Oosterhout onder Nijmegen tot en met
één van de twee boven
Tiel gelegen redoutes zijn allemaal in dezelfde
vorm
gebouwd.
Na de troepen van kapitein jonkheer
Brienen te hebben betaald, vonden de raden 21 man geschikt om op de
redoutes te dienen, onder wie de kapitein en luitenant. Hierdoor
heeft
hij twaalf man nodig. Deze zijn hier niet te vinden dus zullen
in
de steden in het zuiden moeten worden aangenomen.
Het volk van de eveneens betaalde kapitein
Aelbert van Velsen bestaat uit 21 man en deze kunnen op de redoutes worden
gebruikt. Ter aanvulling moeten er nog zeven mannen worden
aangenomen.
Aangaande het scheepsvolk van kapitein
Broer Jaep en de schipper
Henrick Coenen de
Gruys
kan nog niets worden vastgesteld, aangezien de raden hun schepen
niet
hebben bezocht. Wel hebben de raden vernomen dat zij vrezen dat een
groot
aantal mannen zal afvallen omdat zij ongeschikt zijn of omdat het
tegen de
regel is hen in dienst te houden.
Verder hebben de raden gehoord van de door kapitein Brienen geopperde moeilijkheid inzake de levensmiddelen voor het volk op de redoute te Kekerdom, gelegen op ongeveer vijf uur afstand stroomopwaarts van
Slijk-Ewijk. Daar is hij bevolen te verblijven. De raden stellen voor
het volk van redoute De Vogelsanck na het gereedmaken hiervan onder
de
luitenant van kapitein Brienen te plaatsen. Tevens zal hij de kost
van
de voor deze redoute bestemde matrozen verzorgen.
Wanneer alles conform de genomen en nog te nemen resolutie zou gebeuren, zou het op de redoutes te leggen volk twee derde delen vuurroers en een derde deel springstokken moeten krijgen in plaats van de momenteel op schepen gebruikte en op de sloepen totaal ongeschikte musketten. Anders zouden de sloepen en het volk geen dienst kunnen doen.
HHM geven het rapport aan de RvS om het met de raden van de
Admiraliteit te Rotterdam
te bespreken.
18
De binnengekomen secretaris
Volbergen verklaart namens de
Generaliteitsrekenkamer
dat de afgevaardigden
van
Drenthe
gewoonlijk hun
declaratie bij de Rekenkamer indienen. Commies
Schade heeft echter gelast dit bij
de RvS te
doen.
HHM houden vast aan de hierover genomen resolutie. Zij zullen Schade ondervragen over de toedracht van deze kwestie.
19
Ter sprake is gebracht dat de gecultiveerde landen in
Vlaanderen niet zijn belast met verpondingen of andere belastingen.
Tevens zouden
die van
Drenthe
een hogere quote
moeten betalen aangezien de algemene uitgaven zijn gestegen sinds
het
verdrag over de bijdragen met hen is gesloten.
HHM laten
Eck,
Noortwyck,
Stavenis,
Ploos,
Eysinga,
Aelbertsz. en
Schaffer deze twee kwesties bespreken en
erover berichten.