29 - 06 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Op brieven met bijlagen van
Cracou d.d. Elseneur [Helsingør] 31 mei, 7 juni en 14 juni nemen
HHM voorlopig
geen besluit.
2
HHM lezen het rekest van
Dirck Pietersz. Vrous uit Edam. In 1623 heeft hij op een onder de vlag van
admiraal
L'Erhmite uitgevaren
jacht
voor 28 pond per maand diensten verricht als timmerman. Nadien
heeft de
suppliant een salarisverhoging tot 40 gld. per maand bedongen
aangezien
hij in het
Goereese Gat ook nog de timmerman op
het
schip De Arent had opgevolgd. Deze was
met verlof en had de 40 gld. per maand bedongen. Op het verzoek van
de
suppliant om dit over te boeken, heeft men geantwoord dat dit
onnodig
zou zijn. Hij kon immers begrijpen als plaatsvervanger ook
het
bijbehorende loon te krijgen. Daarom verzoekt Vrous HHM de
Admiraliteit te Amsterdam
te
gelasten hem als oppertimmerman zijn maandloon van 40 pond te
betalen.
HHM geven het rekest aan het College om daarover te besluiten.
3
Jan Barentsz., woonachtig in Haarlem, vraagt octrooi aan om gedurende
veertig
jaar
exclusief met een nieuwe methode en uitvinding zout te mogen
zieden in de
Republiek. Hij stelt voor de uitvinding voor een redelijk bedrag
aan alle zoutzieders te openbaren zodat zij deze net als de
suppliant
kunnen gebruiken. Bij het produceren van zout kunnen zij dan
dezelfde hoeveelheid zout winnen uit een
derde deel van het zeewater.
HHM laten
Bruininxs en
Stavenis het rekest
onderzoeken, de suppliant horen en daarover berichten.
4
Roeloff Verheyden, burger van Nijmegen, verzoekt paspoort om voor zaken
gedurende zes
maanden met bagage van en naar
's-
Hertogenbosch en andere vijandelijke en
neutrale
steden te reizen.
HHM wijzen dit verzoek af.
5
HHM lezen het rekest van
Andries Gevel uit Hamburg, inwoner van Rotterdam. Tegen hoge
kosten heeft hij een uitvinding gedaan waarmee metalen en ijzeren
stukken geschut met uitgebrande of anderszins beschadigde
laadgaten (behalve gebarsten stukken) binnen 24 uur met gegoten
koper
en ijzer kunnen worden hersteld en goed blijven. De suppliant
verzoekt
HHM voor deze uitvinding gedurende 25 jaar octrooi te verlenen. Op
namaken hiervan door inwoners van de Republiek zou een hoge straf
moeten staan.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.
6
HHM geven het op 16 juni door
Maertyn Nuijts ingediende rekest aan de tijdens de
afwezigheid van de
heer van Dyden
bevelhebbende kapitein
Wolff
Misluch.
Binnen acht dagen na deze aanzegging moet hij HHM berichten over
deze zaak.
7
HHM lezen het rekest van
Adriaen Jacobsz., kapitein van de Friese timmerlieden. Ondanks de op zijn
bericht door HHM gegeven apostille van 24 juni heeft de suppliant
nog
niet de door hem en zijn timmerlieden in 1626 verdiende 2.600
pond van de
ontvanger-generaal
gekregen. Hij verzoekt nogmaals een
spoedige betaling te regelen.
Daarnaast lezen HHM het rekest van
Jan Tjarck, kapitein van de timmerlieden. Wegens in 1626 door hem en
zijn
timmerlieden te velde geleverde diensten heeft hij 4.500 gld.
tegoed
van het land. Tjarck verzoekt HHM de ontvanger-generaal opdracht te
geven dit bedrag spoedig aan hem te betalen opdat hij zijn
timmerlieden
kan tevredenstellen.
Ten slotte lezen HHM het rekest van
Gysbrecht Jansz. van Werchoven, woonachtig in Utrecht,
Ruth
Cornelisz. uit Culemborg en
Janneken
Fredericx uit Culemborg, zowel voor zichzelf als namens
enkele voerlieden aldaar. Vanwege in 1625 en 1626
aan het leger verrichte diensten hebben zij aanzienlijke bedragen
tegoed. Zij verzoeken HHM spoedig de
betaling hiervan te regelen.
HHM achten het voor het land nodig de genoemde supplianten spoedig door de RvS te laten betalen van direct beschikbaar geld. Wanneer de Raad daar anders over denkt, vragen HHM hem voor te stellen waarvan de supplianten dan zo spoedig mogelijk betaald kunnen worden.
8
Joris Fortsz., commies-generaal, verblijft
gewoonlijk in
Zeeland, maar is voor deze zomer
overgeplaatst naar
Rotterdam. Hij verzoekt ter
ondersteuning een dienaar te mogen aannemen met evenveel gage als
andere knechten van de gecommitteerde heren krijgen.
HHM wijzen het verzoek af.
9
HHM lezen het rekest van de afgevaardigden van
Drenthe. Zij melden reeds enkele dagen in
's-
Gravenhage te zijn geweest om conform de
resolutie
van HHM de declaraties van de Landschap van 1622 tot en met 1626 in
te
dienen en hun quoten vanaf 1599 te verrekenen. De afgevaardigden
vragen
of zij hiervoor naar de RvS of naar de
Generaliteitsrekenkamer
moeten gaan.
Aangezien de Landschap bij de algemene contributies door de provincies wordt vervangen, laten HHM de afgevaardigden de vierjarige rekening indienen bij de Generaliteitsrekenkamer. Daar zal deze worden afgehandeld.
10
Op verzoek van hun bode en posten en naar aanleiding van enkele klachten1 laten HHM de binnengekomen
ontvanger-generaal regelen dat de boden en
posten op zijn kantoor regelmatig hun loon uitbetaald krijgen.
Tevens
dienen de personen op zijn kantoor de boden en posten beleefd
te behandelen. Indien dit niet verbetert, zullen HHM daarvoor een
regeling
treffen.
Doublet zegt dit te zullen doen. Hij verzoekt de heren van
Holland
het volgens de staat van
oorlog op hun gerepartieerde bodenloon te betalen.
11
In een remonstrantie meldt de
heer van Dyden, commandant van Emmerik, dat ontvanger
Onckel de compagnie van
Soppenbrouck niet heeft betaald.
Onckel
ontvangt echter wel dagelijks een groot bedrag uit de maandelijkse
contributies van
het Land van
Kleef en
Ravenstein, waarop de compagnie mede is
aangewezen.
HHM laten Dyden er bij de Kleefse raden en ontvanger Onckel te
Emmerik
[Emmerich] op
aandringen de betaling te doen. Indien zij in gebreke blijven,
stellen zij Dyden aan om in naam van de
keurvorst van Brandenburg de contributies van
de genoemde landen te innen voor het onderhoud en de uitbreiding
van de
compagnie tot het oude aantal. De ontvangen contributies mogen
nergens anders voor worden aangewend.
12
De
Admiraliteit in het Noorderkwartier
antwoordt d.d. Hoorn 22 juni op de brief van HHM van 8 juni. Zij bericht dat het door de
Grote Visserij
in
Enkhuizen gekochte schip is geschat op 42.650 pond 17 st. 12 d. en de
maandelijkse huur is begroot op 2.300 pond, mits het land het
risico van
verovering of vernietiging door de vijand op zich neemt.
HHM laten het schip op deze begroting aannemen voor vijf maanden en op kosten van het land, conform hun resoluties van 23 mei en 8 juni. Tevens zullen zij zich aan de gemaakte taxatie houden bij verovering of vernietiging van het schip door de vijand.
13
De binnengekomen raden van State
De Rovere en
Van der Lingen stellen
voor een vrij leger uit te zenden naar de omgeving van
Bergen op
Zoom. Dan zouden de 38 compagnieën (ter bescherming van
de
aldaar en rond
Steenbergen beraamde nieuwe werken)
daarheen marcherende soldaten, tussen vijf- en zesduizend man,
beter
kunnen worden voorzien van levensmiddelen en andere
benodigdheden.
HHM stellen een besluit hierover om verschillende redenen uit.
14
De raden van State
De Rovere en
Van der Lingen verklaren
dat de voormalige
majoor van Breda
en
talloze andere burgers nog veel geld tegoed hebben van tijdens het
beleg
voor onderhoud van het garnizoen verstrekte voorschotten. De majoor
heeft
ernstig aangedrongen op terugbetaling van dit bedrag en van de
vervallen rente à 360 gld.
HHM verzoeken de RvS de schuld aan de majoor terug te betalen en de
Staten van Zeeland
te schrijven hun quote in het door de burgerij van
Breda aan het garnizoen voorgeschoten geld op te brengen. Hierop
verklaren de afgevaardigden van
Zeeland dat deze
moeite van de RvS geen gevolgen zal hebben, tenzij hun lastgevers
van
tevoren een overzicht krijgen van alle schulden van de burgerij
waarop het
door hun provincie betaalde aandeel is aangegeven. Tevens moeten
de schuldeisers worden aangewezen, opdat men kan onderzoeken hoe
zij
aan hun aanspraken zijn gekomen.
HHM antwoorden de heren van Zeeland dat de Raad hiervan een perfect overzicht heeft waarin zij altijd inzage hebben. Voorlopig is de kwestie hierbij gelaten.
15
De raden van State
De Rovere en
Van der Lingen tonen de
op 27 juni door HHM gegeven apostille op het rekest van solliciteur
De Bruin. Ontvanger-generaal
Doublet is daarbij gelast 18.000
Kar.gld. af te lossen aan De Bruin vanwege onbetaalde soldij
waarvoor de ontvanger obligaties had verleend. De Rovere en Van der
Lingen vragen HHM te
verklaren of dit bedrag op kosten van de Generaliteit of van de
verschillende provincies komt. Laatstgenoemden zijn het schuldig
via
hun consenten aan de ongerepartieerde ruiters en knechten. Daarbij
geven zij in overweging of er geen nauwkeurige voet moet worden
vastgesteld waarnaar gelijksoortige obligaties kunnen worden
geregeld, aangezien deze op 1 juli allemaal zullen vervallen.
HHM laten de RvS met de ontvanger-generaal bespreken om De Bruin wat geld in aftrek van zijn tegoed te geven en de rest op rente te blijven houden. Tevens zal de RvS de achterstallige provincies aanschrijven hun consenten voor de ongerepartieerde ruiters, het regiment
Candale en de vier compagnieën van kolonel
Hauterive te zuiveren. HHM zijn bereid dit met
brieven te ondersteunen.
16
HHM geven de brief met bijlagen van orateur
Haga d.d. Constantinopel [Istanbul] 1 april aan
Bruninxs. Hij moet deze onderzoeken
en
erover
berichten.