14
De raden van State
De Rovere en
Van der Lingen verklaren
dat de voormalige
majoor van Breda
en
talloze andere burgers nog veel geld tegoed hebben van tijdens het
beleg
voor onderhoud van het garnizoen verstrekte voorschotten. De majoor
heeft
ernstig aangedrongen op terugbetaling van dit bedrag en van de
vervallen rente à 360 gld.
HHM verzoeken de RvS de schuld aan de majoor terug te betalen en de
Staten van Zeeland
te schrijven hun quote in het door de burgerij van
Breda aan het garnizoen voorgeschoten geld op te brengen. Hierop
verklaren de afgevaardigden van
Zeeland dat deze
moeite van de RvS geen gevolgen zal hebben, tenzij hun lastgevers
van
tevoren een overzicht krijgen van alle schulden van de burgerij
waarop het
door hun provincie betaalde aandeel is aangegeven. Tevens moeten
de schuldeisers worden aangewezen, opdat men kan onderzoeken hoe
zij
aan hun aanspraken zijn gekomen.
HHM antwoorden de heren van Zeeland dat de Raad hiervan een perfect overzicht heeft waarin zij altijd inzage hebben. Voorlopig is de kwestie hierbij gelaten.