27 - 07 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Uit medelijden laten HHM kamerbewaarder
Herdersum de arme studenten
Petrus
Pretorius en
Christophorus
Fabricius ieder 6 gld. betalen.
2
De burgemeesters van
Brielle vragen om de betaling van 250 gld. voor transportkosten van
een pink. Conform de resolutie van 4 mei is de pink door die van
de
[Kleine] Visserij
uitgezonden
met
brieven aan kapitein
Maerten Cynen
en
Verbuch om hen onmiddellijk vanuit
Schotland te laten terugkeren naar de
Maas.
HHM depêcheren ordonnantie van het genoemde bedrag.
3
Conform de eergisteren genomen resolutie is nagekeken wat er is besloten aangaande het vertrek van ambassadeurs met geloofsbrieven van de
koning van Denemarken met wie HHM niet hebben onderhandeld.
HHM laten de
griffier ambassadeur
Pallen
Rosencrantz. hun antwoord van 25 juli op diens propositie
geven. Daarnaast moet hij de ambassadeur een gouden
keten
van 800 gld. geven, waarvan ordonnantie wordt
gedepêcheerd.
4
HHM lezen het verweer van de afgevaardigden van de Landschap
Drenthe op het op 22 juni ingediende rekest en het op 20 juli gegeven
antwoord van de
heer van Ruinen.
Zij
beweren dat HHM de eisen van de heer van Ruinen niet moeten
inwilligen, noch moeten toestaan dat hun tien jaar geleden met
kennis
van
zaken genomen resolutie opnieuw en onnodig in twijfel wordt
getrokken.
De afgevaardigden
zijn daartoe niet gelast en zijn ervan overtuigd dat hun
lastgevers
dit niet willen, noch zich over bijzonderheden van de
betreffende beroepszaak uit te laten. Indien de heer van Ruinen
meent
dat de drost op het gebied van de handhaving een overtreding zou
hebben
begaan, kan hij daarover bij het gewest klagen, zoals dat
hoort.
HHM zullen het verweer doorgeven aan de heer van Ruinen en het bij eerdere stukken betreffende een gelijksoortig onbeslist proces voor de RvS voegen. De Raad moet deze zaken eens en voor al afhandelen.
5
Op een brief van
Hillebrant Quast d.d. Enkhuizen 22 juli nemen HHM geen besluit.
6
De door de
Gecommitteerde Raden van Holland
aangestelde landmeter
Adriaen de Steur verzoekt ook instemming van HHM.
HHM verwijzen De Steur hiervoor naar de RvS.
7
HHM geven het reeds verschillende keren ingediende rekest van
Susanna Eems de Bloijere voor advies aan de RvS.
8
HHM lezen het rekest van de kinderen van wijlen
Aris Goossensz., voormalig predikant op Texel. Goossens was gehuwd met een
dochter van wijlen
Cornelis
Wynantsz. Deze grootvader van de supplianten had vanwege
in 1579 verstrekt geld conform een obligatie nog 2.240 pond
tegoed.
Zij verzoeken HHM om dit
bedrag met rente terug te betalen.
HHM geven dit rekest voor advies aan de RvS.
9
Thomas Uwens, koopman te Luik, verzoekt paspoort voor de schippers
Henri Gernea,
Symon Gernea,
Jacques
Gernea,
Harmen le Ralve
en
Jan le Neveu opdat zij zijn
goederen
met hun schepen van
Aken
[Aachen] naar
Wezet
en daarvandaan over de
Maas
naar
Maubeuge en
Boussois mogen
brengen.
HHM geven dit rekest voor advies aan de RvS.
10
Henricus Hondius toont HHM een in koper gesneden portret van prins
Philips van Oranje1.
HHM laten Hondius hun privilege op het portret zetten, conform het eerder aan hem verleende octrooi.
11
Urban Barban en
Mathys Barban,
schippers, verzoeken paspoort om vrij en onbelemmerd met twee met
goederen beladen
vrachtschuiten tussen "Reiveille"
en
Luik de
Ourthe te bevaren.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
12
Lambert Meys, koopman te Luik, verzoekt een paspoort om via
Duinkerke,
Nieuwpoort of
Oostende een grote
hoeveelheid salpeter naar de Republiek te brengen.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
13
De RvS adviseert d.d. 19 juli over het op 14 juli ingediende rekest van de
weduwe en erfgenamen van kolonel
Lambert
Charles. De supplianten hebben vanwege de inname van
Goch geen vergoeding gekregen, behalve dat de
compagnie van de vader aan zijn zoon is gegeven. HHM moeten er
rekening
mee houden dat het verzoek van de supplianten verstrekkende
gevolgen
heeft voor andere bij de inname aanwezig geweest zijnde
kapiteins.
Ondanks dit advies geven HHM de supplianten 1.000 Kar.gld., mits daarmee al hun aanspraken vanwege Charles' diensten zijn beëindigd. Zij zullen ordonnantie van dit bedrag depêcheren.
14
Z.Exc. en de
RvS
compareren en
bespreken het gisteren gedane rapport van
Veltdriel.
Met advies van Z.Exc. en de Raad laten HHM de Raad in
Amsterdam namens de Generaliteit vier metalen stukken geschut kopen en
enkele ijzeren stukken uit 's lands magazijnen halen om op fort
Blauwgaren te plaatsen. De
Staten van Zeeland
moeten dan zorgen voor
brandstof voor de winter en de bouw van onderdak voor kapiteins,
officieren en soldaten
op het fort, mits dit wordt verminderd op hun consenten.
Inzake de volledige betaling van de in 1626 op Zeeland gerepartieerde zes en een halve compagnieën oude Fransen, van ritmeester
Hafften en van de twee en een halve compagnieën van het
regiment
Candale, zolang hun dienst
voortduurt, en de terugbetaling van de burgers van
Breda sturen HHM een bezending naar de Zeeuwse
Staten.
Zij zijn ervan overtuigd dat de provincie hiertoe kan worden
overgehaald. HHM machtigen de RvS om de
Gecommitteerde Raden van Zeeland
te verzoeken
hun lastgevers op een bepaalde datum te beschrijven. Intussen moet
de
Raad een instructie opstellen voor de afgevaardigden naar
Zeeland en hun een nauwkeurige specificatie geven
van
de door de burgers van Breda voorgeschoten bedragen. De heren van
Holland willen de bezending met hun
lastgevers
bespreken.
15
Met
Z.Exc. en de
RvS
onderzoeken HHM
de op 25 juli ontvangen brief van de
graaf
van
Oost-Friesland.
Met advies van Z.Exc. en de Raad geven HHM de graaf toestemming de voor zijn hofhouding benodigde levensmiddelen
Emden uit te voeren, mits daaronder niets anders wordt verborgen.
Over het vervoer van de in
Leerort aanwezige rogge
zal
de Raad schrijven aan de
commandant van het fort aldaar.
16
In aanwezigheid van
Z.Exc. en de
RvS
onderzoeken HHM
de gisteren ingediende verklaring2 van
de
secretaris van
Emden.
Tenminste sinds een half jaar zien de afgevaardigden van HHM in
Emden erop toe dat deze stad en de
Eems
afgesloten blijven voor keizerlijke soldaten, opdat deze door
tekorten
uiteindelijk worden verdreven. Die van Emden zijn HHM hiervoor
dankbaar, maar het afsluiten van Emden en de Eems werkt niet
naar behoren. HHM moeten de situatie van de keizerlijke troepen en
van
geheel
Oost-Friesland in aanmerking nemen. In het
Duitse Rijk, of de belangrijkste onderdelen
daarvan zoals
Westfalen en het graafschap
Oldenburg,
en uit
Hamburg,
Bremen en elders
kunnen de soldaten behoorlijke hoeveelheden munitie en
levensmiddelen
halen. Op het platteland en in de
grenssteden is er zelfs meer verkrijgbaar dan in Emden. Zoals
kooplieden
uit
Oost-Friesland en uit bijna alle andere plaatsen dagelijks
bemerken
is het onmogelijk de sluikhandel door algemene besluiten of bevelen
tegen te houden. Hierdoor is het afsluiten van Emden van weinig
nut,
behalve aangaande enigszins afgelegen plaatsen. In de stad heeft de
afsluiting
slechts
tot grote duurte en bezorgdheid geleid, aangezien een grote groep
vreemdelingen, soldaten en burgers zonder de gewoonlijke commercie
geen
inkomen meer heeft en eenvoudig kan worden aangezet tot
muiterij.
Afgezien van de afsluiting is er weinig rogge in de stad voorradig.
Ook de soldaten van
Mansfeld
zouden niet zijn verdreven door het afsluiten van Emden als
Westfalen
en andere gebieden nog toegankelijk zouden zijn gebleven.
De secretaris vraagt HHM hun oorlogsschepen terug te roepen, omdat hun aanwezigheid veel problemen oplevert maar nooit de keizerlijke troepen uit het land zal verdrijven. Zijn lastgevers zijn er van overtuigd dat HHM hen in ieder geval vrij laten handeldrijven over de Eems met
Münster en andere Westfaalse gebieden, aangezien daar geen
keizerlijke troepen gelegerd zijn.
HHM stellen een besluit hierover uit totdat hun afgevaardigden in Emden conform hun laatste schrijven naar 's-
Gravenhage zijn gekomen. Desondanks zullen de eerder door de
Admiraliteitscolleges voor bewaking van de Eems gestuurde grote
oorlogsschepen worden teruggeroepen. De heren van
Holland schorten een besluit hierover echter op om
dit met hun
lastgevers
te
bespreken.
HHM stemmen
hiermee
in.
17
De
Generaliteitsrekenkamer
schrijft d.d. 's-Gravenhage 14 juli dat in de meegestuurde declaraties van de Landschap
Drenthe enkele posten zijn opgenomen betreffende aanspraken op de in
okt. 1623 door verschillende kerspels geleden schade. Deze werd
veroorzaakt door de
inlegering van 34 vanen ruiterij van
Christian
van Brunswijk. De Landschap verzoekt deze kosten te
betalen, aangezien de RvS in een soortgelijk geval heeft ingestemd
met
een declaratie van
Overijssel
.
Ook meent de Landschap aanspraak te maken op een jaarlijks bedrag
van
21.000 pond over 1622 tot en met 1626, krachtens de resolutie van
24
juli 1622. De Raad heeft de provincies
Gelderland
en Overijssel dit bedrag eveneens in
mindering laten brengen op hun quoten. De Rekenkamer vraagt HHM om
een
nadere
resolutie hierover.
HHM geven de brief met de declaratie voor advies aan de RvS.
18
HHM lezen het rekest van
Aert Leupes, poorter van Amsterdam. Hij is genoodzaakt een beroepszaak
tegen ene
Steven Kael de Jonge en
diens crediteuren te voeren, welke gedeeltelijk beslist en
gedeeltelijk onbeslist loopt voor het keurvorstelijke gerecht te
Kleef. Hij verzoekt voorschrijven aan dit
gerecht om een spoedige en goede rechtsgang te krijgen.
HHM stemmen hiermee in.
19
HHM lezen het rekest van
Wijbrant Grauw en
Gerridt Jansz. Slyper,
burgers van Enkhuizen en reders en eigenaren van het schip
Het Vliegent Hert, waarop
Claes Oetersz. schipper is. Zij
verzoeken
voorschrijven aan de op de
Elbe
commanderende
officieren van de
koning van
Denemarken of voor commissaris
Hoogenhouck, opdat het genoemde en door de
officieren opgebrachte schip zonder kosten of schade aan hen wordt
teruggegeven. Ook moeten de schipper en zijn bemanning worden
vrijgelaten.
20
Jan Joosten Roy en
Roelandt Taijller,
voormalige raden en rechters op Amboina en in Oost-Indië
gehuwd,
verzoeken met de eerstvolgende vloot van de
VOC
naar hun vrouw en kinderen te mogen reizen.
Ondanks hun vertrek zullen zij zich houden aan het oordeel dat de
op
last van HHM gedelegeerde rechters zullen vellen over hen en de
andere
rechters.
HHM willen de supplianten niet bij hun vrouw en kinderen vandaan houden. Zij geven beiden toestemming zich gereed te maken voor hun vertrek.