11/08/1628

 
English | Nederlands

11 - 08 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 In een rekest stelt Pieter Weltrincx, koopman uit Amsterdam, voor twintigduizend pond buskruit aan Hamburg of Glückstadt te leveren tegen met HHM overeen te komen prijs en voorwaarden. Hij vraagt wat zij hiervan vinden.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.

2 HHM nemen nog geen besluit over een brief van hun gezanten in Frankrijk d.d. Parijs 28 juli.

3 De gezanten in Engeland schrijven d.d. Londen 1 aug. dat de vrijlating van de drie in Portsmouth vastgehouden Oost-Indiëvaarders op hun in opdracht van HHM gegeven verklaring is toegestaan. De vrijlating is formeel toegezegd en zij wachten op de schriftelijke vastlegging ervan.

4 Een brief van Phillips Hartman d.d. Hamburg 25 juli behoeft geen resolutie.

5 Lambert Verhaer stuurt zijn tussen 23 feb. en 27 mei bijgehouden journaal op inzake de gebeurtenissen in Tunis. Hij klaagt over de slechte uitbetaling van zijn traktement en verzoekt uit Tunis te worden teruggehaald en te mogen thuiskomen.
HHM geven de brief en het journaal voor advies aan de Directeurs van de Levantse Handel . Deze moeten ook Verhaers traktement regelen.

6 Naar aanleiding van de verklaring van Châtillon dat de Franse troepen in staatse dienst sinds het overlijden van Neree geen predikant meer hebben, machtigen HHM hem om op de oude voet een tweede predikant aan te nemen.

7 Jodocus Frijtagh tot Loringhoffen, adellijk inwoner van het in het bisdom Keulen gelegen vest Recklinghausen, compareert en dient namens de keurvorst van Keulen krachtens diens geloofsbrieven d.d. Bonn 11 juli een propositie in.
1 Frijtagh bericht dat de keurvorst neutraal wil blijven tegenover HHM en de Nederlanders. Ter instandhouding van de neutraliteit en ter bescherming van Recklinghausen en zijn inwoners hebben HHM veel plakkaten en vrijgeleiden verstrekt en de gouverneurs en commandanten van hun garnizoenen gelast zich daaraan te houden. Zo zijn er in 1607, 1616 en 1626 plakkaten afgekondigd en heeft de prins van Oranje die van het vest in 1627 in bescherming genomen, zoals blijkt uit bijgevoegde kopieën. Desondanks en in strijd met de plakkaten hebben staatse soldaten vanuit de aangrenzende garnizoenen dagelijks in toenemende mate geplunderd, geroofd en gerantsoeneerd, zodat reizigers, kooplieden, edelen en boeren niet meer over de weg kunnen reizen. Op het platteland is zelfs niemand meer veilig in het eigen huis: men kan altijd van paarden, meubels en goederen worden beroofd en worden ontvoerd om onder druk van kneveling en tortuur voor enorme bedragen gerantsoeneerd te worden. Hiervan zijn dagelijks voorbeelden en klachten voorhanden.
Daarnaast zoeken grote of kleine groepen soldaten niet de vijand op, terwijl zij verlof van hun bevelhebbers hebben om de vijand aan te vallen of hun zaken te regelen. Vanuit verschillende garnizoenen komen grote aantallen heerlozen bijeen, aangezien in de pascedel nooit het aantal gelicentieerde soldaten, hun namen of de duur van hun verlof worden bijgehouden. De soldaten trekken van dorp naar dorp en nemen intrek waar zij willen. Met geweld dwingen zij grote bedragen af. Soms zijn arme lieden de kerk in gevlucht, waarna hun huizen worden opengebroken en hun meubelen gestolen. Andere dorpen worden gedwongen de inkwartiering af te kopen. Ook gaan de soldaten op pad om reizigers en inwoners van hun paarden, beesten, geld en goederen te beroven. Deze worden voor veel geld gerantsoeneerd of het vee wordt zelfs gedood.
Daarnaast worden goede ingezetenen met vermeende aanspraken bedreigd om meer geld te geven dan zij kunnen opbrengen. Als zij het afgeperste bedrag niet snel genoeg of onmiddellijk kunnen neertellen, krijgen zij een kerfstok en een betalingstermijn. Indien de boeren deze termijn overschrijden, wordt de betaling afgedwongen door roof of het in brand steken van hun huizen.
Wanneer men met toestemming van de overheid soldaten gevangenneemt die na afloop van hun verlof of anderszins rantsoeneren of openbare straatroverij hebben gepleegd, wordt men onder dreiging van militaire executies en represaillemaatregelen gedwongen hen vrij te laten. Zo is een boer uit Recklinghausen door soldaten naar Rees gesleept onder het voorwendsel dat in het vest eerder een op heterdaad betrapte soldaat eveneens langs de gebruikelijke juridische weg zou zijn geëxecuteerd, terwijl toentertijd soldaten van beide kanten wegens door hen gepleegde delicten op de plaats van het delict gestraft werden. De boer zit nu ruim twintig weken gevangen in Rees, waarover de keurvorst verschillende brieven aan HHM heeft geschreven. HHM hebben deze doorgestuurd naar de RvS, die via de gouverneur van Rees opdracht heeft gegeven om de gevangene vrij te laten of zich voor de Raad te verweren. Na twintig weken heeft de gouverneur eindelijk geantwoord. De langdurige gevangenschap had slechts ten doel de arme man een buitensporige compositie te laten betalen.
De wegens evidente misdaden gevangenzittende soldaten worden door een tamboer afgehaald, aan wie zij eenvoudig kunnen ontkomen. Als de soldaten in het garnizoen zijn gebracht en zij de doodstraf of een lijfstraf meer dan verdiend hebben, wordt er dikwijls geen recht tegen hen gedaan. Door deze straffeloosheid nemen de genoemde excessen toe tot een ondraaglijk peil. Enkele officieren eisen verschillende uit dienst getreden straatschenders terug als hun soldaten, hoewel zij alleen toezeggen in hun dienst te komen. Ook worden deze soldaten pro forma ingeschreven, terwijl zij feitelijk geen dienst doen maar opnieuw gaan roven. De Spaanse soldaten laten zich in het vest evenwel nauwelijks meer zien. Soms komen zij er een geheel jaar niet, daar de staatse soldaten zich continu in het vest bevinden en daar roven.
Frijtagh verzoekt de bijgevoegde en in 1607 uitgevaardigde plakkaten te herdrukken en hernieuwen, ook aangaande Recklinghausen, aangezien deze gezien de veelvuldige overtredingen in onbruik zijn geraakt. Ook moeten HHM hun gouverneurs en commandanten van Emmerik [Emmerich], Bredevoort, Zutphen, Lünen en andere nabijgelegen garnizoenssteden gelasten de opnieuw gepubliceerde plakkaten strikt en beter dan voorheen na te leven en door hun soldaten te laten naleven. Daarnaast moeten HHM de gouverneurs of commandanten te Rees bevelen de genoemde gevangene, Jorien genaamd, spoedig vrij te laten. Ook moeten zij gelasten dat voor misdaden gevangenzittende soldaten niet door een tamboer maar op nadrukkelijk bevel van HHM of Z.Exc. goed bewaakt bij hun kapitein worden opgehaald. Evenmin moeten zij naar ver weg gelegen garnizoenssteden worden gebracht, maar naar het nabijgelegen Lünen. Daar kan de overheid zonder veel gevaar in samenspraak met de krijgsoficieren de rechtsvervolging afhandelen, zodat de schuldigen hun verdiende straf kunnen krijgen.

8 In een rekest klaagt Joannes Angelius Werrenthagen, rechtsgeleerde en inwoner van Leiden, dat de hoofdofficier met zijn dienaren in Hamburg zijn huis heeft geplunderd. Ook heeft men geprobeerd hem onschuldig aan Tilly of Wallenstein uit te leveren.
HHM verlenen Werrentshagen voorschrijven aan de magistraat van Hamburg. Ook gelasten zij resident Aissma bij deze magistraat aan te dringen op genoegdoening voor de suppliant.

9 Conform het op 28 mei opgestelde advies van de Raad van Vlaanderen stemmen HHM in met het op 16 maart ingediende rekest van vrouwe Anna de Mol. De magistraat van het Vrije van Sluis krijgt commissie om de suppliante onder ede te laten verklaren dat zij uit noodzaak tot de verkoop van haar lenen moet overgaan.

10 Clant bericht over een brief waarin de Bewindhebbers van de WIC d.d. Amsterdam 8 aug. schrijven dat het jacht De Bruinvisch met in beslag genomen suiker en drie andere door het schip De Maecht van Enchuisen achtergelaten prijzen in Falmouth zijn aangekomen. De schepen wachten op konvooi.
Na overleg met Z.Exc. antwoorden HHM de Bewindhebbers dat deze de officieren van de genoemde schepen schrijven naar Portsmouth te gaan. Zij kunnen dan in aanwezigheid van de daar gelegen Nederlandse oorlogsschepen hierheen komen. Voor alle zekerheid moet men echter luitenant-admiraal Dorp gelasten na de komende springvloed twee van zijn schepen daarheen te sturen. Indien zij kunnen worden gemist moeten deze schepen de genoemde prijzen en het jacht veilig konvooieren.

11 In een rekest meldt kapitein Jean Fincham door de vijand te zijn aangesteld om het bevel te voeren over de driehonderd soldaten die deze wilde inzetten op de voor een aanval op de Nederlandse Moskoviëvaarders bestemde schepen. Hans Wyderhuijsen, de ontdekker van dit plan, heeft Fincham overreed over te lopen naar de Republiek.
HHM geven de suppliant naast de eerder ontvangen 50 pond 100 pond van 40 groten, mits hij hen niet meer lastigvalt.

12 Op verzoek van Jacob van Haeften, burger van Nijmegen, stemmen HHM in met de verlenging van zijn paspoort om overal op het platteland en naar vijandelijke steden te mogen reizen en terugkeren.

13 HHM nemen geen besluit over een vanuit de Admiraliteit te Amsterdam op 10 aug. geschreven brief van fiscaal Gerridt Storm en het overzicht van de op de onder het ressort van dat College vallende kantoren ontvangen inkomsten over april, mei en juni.

14 Hinloopen en Trompet, extraordinaris gedeputeerden van Holland, melden dat hun lastgevers zijn bericht over de koop en voorgenomen uitvoer van een aanzienlijke partij grof zout door enkele Franse kooplieden. Grof zout is echter zo schaars in de Republiek, dat er nauwelijks voldoende voorhanden is voor de haringvaart en de zoutziederij.
HHM verbieden de uitvoer van het grof zout en berichten de Admiraliteitscolleges hierover. Deze worden gelast kooplieden die reeds grof zout hebben ingeladen te bevelen het zout in hun pakhuizen op te slaan en aan wal te laten.
Stavenis verklaart namens Zeeland zich in deze kwestie zonder toestemming van zijn principalen niet aan te sluiten bij de andere provincies.
HHM verzoeken de Staten van Zeeland zich bij de andere provincies aan te sluiten en daarover zo spoedig mogelijk te berichten.

15 Hottinga en Huninga compareren namens hun respectievelijke lastgevers Friesland en Groningen . Conform hun commissie als afgevaardigden te Emden moesten zij eerst de magistraat van deze stad verzoeken de met HHM gesloten contracten te willen laten bestaan en toezeggen goede buren en vrienden te blijven. Ten tweede moesten de afgevaardigden beletten dat de keizerlijke troepen over land of over water levensmiddelen of andere goederen zouden kunnen invoeren. Het laatstgenoemde streven is mislukt, maar is ook onmogelijk wanneer de schepen vrij langs en door de Wadden mogen varen. Daarvandaan worden immers de keizerlijke troepen bevoorraad.
Hottinga en Huninga stellen verder voor nader te berichten over alle gebeurtenissen in Emden tijdens hun verblijf aldaar, zo dikwijls en uitgebreid als gewenst is.
HHM bedanken de afgevaardigden voor hun inspanningen en rapport. Ook laten zij de extraordinaris voor de afsluiting van de Eems afgezonden oorlogsschepen terugroepen en gelasten zij de commandanten van Emden en Leerort het uitvaren en binnenkomen van goederen in hun plaatsen toe te staan zoals dat voor de afsluiting gebruikelijk was.

16 HHM lezen het advies van de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges over het op 3 aug. ingediende rekest van Cornelis Both. Both zou de 50 gld., waarmee de Admiraliteit te Dokkum zijn jaartraktement heeft verhoogd, betaald moeten krijgen.
Ondanks dit advies wijzen HHM de verhoging van de hand, omdat deze in strijd is met het reglement.

1 De propositie is geïnsereerd in S.G. 3187 en gedrukt in: Aitzema, S. & O. kwarto II, 673-676/folio I, 795-796.