18 - 08 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Schaffer bericht het gisteren gedane verzoek van
Lansloot
te hebben besproken met Z.Exc. Ook heeft hij een aan
Julius Dominicus Hottinga,
afgevaardigde te Emden, gerichte brief van
Mathias Gallas d.d. Berum 6 aug.
inzake de vrijlating van scheepskapitein
Reinier Salyns met Z.Exc.
besproken.
Daarin zegt Gallas niet op de vrijlating te kunnen ingaan voordat
hij
de mening van de
keizer erover
heeft
gehoord. Z.Exc. adviseert namens HHM aan Gallas te schrijven over
de vrijlating van de
kapitein
en aan de staatse officieren en soldaten
heimelijk opdracht te geven een aanzienlijke aanhanger van de
keizerlijken gevangen te nemen.
HHM geven deze kwestie aan de RvS. De Raad moet er na nader overleg met Z.Exc. over berichten.
2
Schaffer bericht de op het schip Thetis
d.d. 13 aug. geschreven brief van luitenant-admiraal
Dorp te hebben besproken met
Z.Exc.
Hierin staat onder meer dat een op 12 aug. bij
's
lands oorlogsschepen aanwezig geweeste Engelse kaper twee
Hollandse
schepen heeft veroverd. Toen hem werd gevraagd waarom hij dit had
gedaan, had de kaper dusdanig gedreigd dat de oorlogsschepen
hem
niet wilden aanvallen. In zijn brief vraagt Dorp wat hij voortaan
in
dergelijke gevallen moet doen. Schaffer meldt dat Z.Exc. erg
ontstemd
was
dat Dorp niet heeft geprobeerd de twee Hollandse schepen te
ontzetten.
HHM sturen Dorp nogmaals hun op 6 aug. vastgestelde besluit tegen Fransen en Engelsen die Nederlandse schepen beschadigen of veroveren. Ook zenden zij hem een afschrift van de resolutie met de opdracht deze strikt na te leven en niet toe te staan dat iemand Nederlandse schepen beschadigt, verovert of eenmaal gekaapt wegvoert.
3
HHM resumeren hun resolutie van 12 aug. over de vergoeding van
Louijs de Saulguere vanwege de ontdekking van het voorgenomen
verraad tegen
Bergen op Zoom.
Hoewel Z.Exc. heeft aangeraden om De Saulguere meer dan 1.000 gld. boven de onkosten in de herberg te vergoeden, houden HHM vast aan hun eerdere resolutie.
4
De
president bericht conform de gisteren genomen resolutie aan
ontvanger-generaal
Doublet te
hebben
gevraagd of de provincies conform het schrijven van 19 juli hun
quoten
hebben betaald in de 100.000 gld. Dit bedrag is bestemd voor de
soldijbetaling van de kapiteins en matrozen van de wachtschepen op
de
Waal en de
Maas en wordt
afgetrokken van het
tweede geconsenteerde miljoen voor het subsidie van de
Admiraliteit.
De
ontvanger heeft geantwoord dat de provincies dit hebben nagelaten,
met
uitzondering van een kwartier van
Gelderland
.
HHM zullen de provincies ernstig verzoeken hun quoten in de 100.000 gld. spoedig te betalen aan de speciaal hiertoe gezonden commiezen van de ontvanger, opdat de kapiteins en matrozen worden tevredengesteld. Zij vragen de heren van
Holland voorlopig hun quote aan de kapiteins en matrozen te laten
betalen. Dit weigeren deze echter totdat het geld van de andere
provincies er zal zijn.
5
Veltdriel bericht krachtens de resolutie van HHM het verzoek
van burgemeester
Camholt en
secretaris
Witfelt van Emden te hebben
besproken
[met Z.Exc.]. Frederik Hendrik zou het niet vreemd vinden wanneer
iemand
van
de regering de
commandant van Emden zou gelasten
met het staatse garnizoen namens
Emden
heimelijk de
soldaten in
dienst van deze stad te steunen tegen de vijandschap en voorgenomen
aanvallen
van
de keizerlijken.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
6
Een brief van
Ernst Casimir d.d. Emden 30 juli behoeft geen resolutie.
7
De uit
Rotterdam teruggekeerde afgevaardigden
Adrichem en
Aelbertsz. berichten conform de resolutie van 16
aug. met hulp van de
Admiraliteit te
Rotterdam
het eskader van vice-admiraal
Lieffhebber ter bescherming van de
visserij op zee te hebben gestuurd. De op de schepen
van
het eskader dienende matrozen hebben in aftrek van hun
achterstallige
betaling twee maanden gage ontvangen. Ook zou
Peckius, tijdelijk
plaatsvervanger
van
de gewonde kapitein
Cornelis
Engelen,
aan land blijven. De herstelde Engelen gaat nu weer met zijn schip
op zee.
Verder tonen Adrichem en Aelbertsz. een door het College aan hen gegeven memorie met de namen van verschillende schippers en lorrendraaiers. Deze zullen binnen enkele dagen van
Oostende naar
Noorwegen varen om daar masten en ander
houtmateriaal in te laden en naar
Spanje of
Vlaanderen te brengen.
HHM bedanken hun afgevaardigden voor de moeite. Zij laten de Admiraliteitscolleges te Rotterdam,
Amsterdam
en in het
Noorderkwartier
hun naar Noorwegen vertrekkende konvooiers gelasten naar de genoemde schippers en lorrendraaiers te informeren, waartoe zij een kopie van de memorie krijgen. De konvooiers moeten buiten de genoemde plaatsen hun lading veroveren en naar de Republiek brengen.
8
HHM depêcheren ordonnantie voor de door
Adrichem en
Albertsz. vanwege hun
commissie naar
Rotterdam gedeclareerde onkosten à
18
gld. 18 st.
9
Walta, raad ter Admiraliteit in het Noorderkwartier, compareert en
bericht conform de resolutie van 14 aug. naar
Den
Helder te zijn geweest. Daar wilde hij de voor de
bezetting
van
de kust van
Vlaanderen en het kruisen op de
Noordzee bestemde schepen van zijn
College
op zee laten gaan. Hij
trof
er echter geen van deze schepen aan. Ook meldt Walta dat
vice-admiraal
Quast op 12 aug. met zes schepen
zee
had gekozen.
Verder bericht Walta dat de bevoorrading voor de schepen van het College naar de kust is verzonden. Een met een jacht langs de kust dienende kapitein uit
Monnickendam had het College echter een door luitenant-admiraal
Dorp verleende akte van
autorisatie
laten zien om zijn schip in
Zeeland te mogen bevoorraden.
HHM bedanken Walta en laten Dorp vragen waarom hij de kapitein toestemming heeft gegeven om in Zeeland te bevoorraden. Dit is immers rechtstreeks in strijd met de eerdere resolutie en regeling inzake de bevoorrading van de voor de kust bestemde schepen.
10
Naar aanleiding van het verzoek van de
Bewindhebbers van de WIC
geven HHM hun het antwoord van burgemeester
Trompet op hun twee op 1 aug. met hem besproken brieven. Zij moeten
hierop binnen veertien dagen na aanzegging een weerwoord geven.
11
In een rekest meldt
Jan Gerridtsz. Wobma, chercher van de konvooien te Amsterdam, elf jaar als
chercher te hebben gediend. De
Admiraliteit
te
Amsterdam
heeft hem in 1626 100 Kar.gld. toegekend, in
1627 120 gld. en op 17 maart nogmaals 120 gld. conform de
ordonnantie
daarvan. Ontvanger
Houffyser
weigert echter de laatste 120 pond te
betalen aangezien de
Generaliteitsrekenkamer
de ordonnantie niet wil
passeren. Wobma verzoekt de ordonnantie van het College goed
te
keuren en ontvanger Houffijser deze te laten betalen.
Voordat HHM hierover beslissen, vragen zij het Amsterdamse College over het rekest te berichten.
12
HHM stellen een besluit uit over het verzoek van
Brant Rode, commies over Het Vlie, om verhoging van zijn gage van 400
naar 600 gld. per jaar. Dit is evenveel als zijn ambtgenoten
ontvangen.
13
HHM stellen een besluit uit over het verzoek van
Cornelis Both, controleur te Delfzijl. Both vraagt om verhoging van zijn
gage opdat hij bij het voortzetten van zijn trouwe dienst voor het
land
in eer en niet in armoede hoeft te leven.
14
De vrienden van
Cornelis Jacobsz. Spanckaert, bij leven kapitein van de trekpaarden, verzoeken diens
overgebleven schuld aan het land à 4.000 gld. te verrekenen met
aanspraken op 8.000 gld. Dit bedrag zou Spanckaert tegoed hebben
vanwege in
het
Land van
Gulik
[Jülich] en
Kleef
verrichte diensten voor de
hertog van
Brandenburg.
HHM houden vast aan hun op 5 juli hierover genomen besluit.
15
Hans van Ysenach, adelborst in de compagnie van kapitein
Steenhuisen, wil worden
aangesteld in
een functie waarvoor hij geschikt is. Anders verzoekt Ysenach
een
maandelijks traktement waarvan hij met zijn vrouw en tien kinderen
zou
kunnen leven.
HHM geven de suppliant uit medelijden 60 gld.
161
Vanwege de afwezigheid van
Noortwyck en thesaurier-generaal
Van
Goch berichten
Bruininx en
Schaffer conform de resoluties van
24
en 29 juli mr.
Govert Brasser
namens
diens broer
Joost Brasser te
hebben
gehoord. Deze heeft hun een originele kwitantie d.d. 6 jan. laten
zien
van
Josias van Vosbergen ten
behoeve van Joost
Brasser ter waarde van 90.000 pond. Dit bedrag was afkomstig van
het subsidie van HHM voor
Z.M. van
Denemarken. Daarnaast heeft Govert Brasser gezegd dat
Vosbergen in ruil voor de generale kwitantie zijn eigen
ontvangstbewijzen
met
een evenredige waarde als het genoemde bedrag had opgevraagd. Ook
heeft
Vosbergen een renversaal van de 18.000 pond opgeëist voor de
door
Brasser nog aan hem te leveren wapens en lonten. Verder heeft mr.
Govert een originele kwitantie van Vosbergen getoond d.d. 6 jan.,
waarbij Joost Brasser 30.000 rijksdaalder werd kwijtgescholden. Dit
bedrag zou Brasser namens de Deense koning betalen in
Constantinopel
[Istanbul]. Daarnaast heeft
mr. Govert de
vertaling
overlegd van een geheim verleende akte en de ondertekening van Z.M.
d.d.
2/12
dec. 1627, waarin Z.M. instemt met de door Vosbergen en Brasser
overeengekomen 30.000 rijksdaalder. Ook heeft mr. Govert een in
Amsterdam gedane schriftelijke aanzegging getoond
namens Vosbergen aan Brasser d.d.
8 augustus. Volgens deze aanzegging heeft Vosbergen
Brasser
verboden wapens of lonten te leveren, noch om kwitanties,
rekeningen
of documenten aangaande de tussen hen overeengekomen zaken aan
iemand
anders te tonen dan aan hemzelf. Dit op straf van nietigheid en
schadevergoeding. Namens zijn broer heeft mr. Govert verklaard
dat
indien Vosbergen afstand zou doen van zijn protestatie en verbod,
Joost
Brasser bereid is de resolutie na te volgen inzake de 90.000 pond.
Secretaris
Gunter
moet
dan wel van zijn kant eveneens deze resolutie op dit punt
navolgen.
Verder heeft Govert Brasser verklaard dat zijn broer, indien deze met een goed koopman uit de Republiek van doen zou hebben, het besluit van HHM over de 30.000 rijksdaalder zou aannemen. Hij is echter bevreesd dit punt aan te nemen zoals het is, waarna hij erover met secretaris Gunter in nieuwe conflicten verzeild raakt. Niettemin is Brasser tevreden dat Gunter een akte van cautie wil opstellen. Als de borg is aangewezen en Brasser deze heeft gezien, dan zal hij er nader op toezien.
HHM nemen geen besluit hierover.
17
Bruninxs en
Schaffer berichten
conform de resolutie van 15 aug. de zichzelf als resident van de
koning van Denemarken beschouwende
Josias van Vosbergen te hebben
gehoord. Vosbergen heeft verschillende punten en artikelen bij hen
ingediend.2
Vosbergen heeft de afgevaardigden van HHM laten weten commissie te hebben van de
koning van Groot-Brittannië om de schepen van de
VOC
op een vreedzame, voordelige en onfeilbare
manier vrij te laten, mits de afgevaardigden daartoe worden
gemachtigd.
Die van de VOC hebben hem immers verklaard dat HHM hiertoe volledig
bevoegd zijn.
Verder heeft Z.M. alle juwelen, waaronder het groot collier, en enkele miljoenen aan effecten in
Holland aan Vosbergen gegeven om daarmee te onderhandelen. Hiertoe
verzoekt Vosbergen twee
afgevaardigden. Dankzij deze bijdrage hoeven HHM een jaar lang geen
geld
te verstrekken en eventueel kan de
Elbe ervan
worden
beveiligd.
Ook heeft de Engelse koning met Vosbergen voordat hij als resident werd gehinderd onherroepelijk afspraken gemaakt over alle subsidies van Groot-Brittannië, HHM en andere partijen, krachtens zijn lang geleden getoonde volmacht. Deze overeenkomst maakt wet en Z.M. heeft met zijn handtekening en zegel d.d. 2 mei verboden dat iemand onder voorwendsel van een nieuwe commissie daarin iets zou veranderen. Wanneer de 18.000 gld. van
Brasser en het subsidiegeld van HHM voor andere doeleinden worden
gebruikt, zou de koning van Denemarken daardoor een miljoenenschade
lijden, nog afgezien van het verlies van het collier en de geheime
voordelen van Z.M. Vosbergen verzet zich tegen de dienaren van de
Deense koning en anderen die dit subsidiegeld wilden gebruiken. Dit
zou
zowel in het nadeel zijn van de belangen van de Engelse koning
als
van zijn eigen meester, op wiens volmacht hij gehandeld heeft en
die
Vosbergen in een brief d.d. 22 juni o.s. erkent als resident.
Omwille van de vrede en om HHM te verlossen van disputen kan de andere 18.000 gld. echter conform de genoemde regeling worden verkregen. Het maakt niet uit waar het geld vandaan komt, als het er maar komt. Indien de dienaren van Z.M. daar iets tegen hebben en liever de zaken van zijn koning compliceren dan deze samen uit te voeren, dan heeft zijn koning hiervoor een oplossing. Vosbergen zal dan zelf de wapens aan zijn meester sturen.
Vosbergen verzoekt HHM kopieën te verstrekken van alles wat zijn residentschap en zijn rekening betreft. Als alles hier is afgehandeld, zal hij deze aan Z.M. geven, die slechts van de geheime zaken op de hoogte is. Z.M. heeft Vosbergen hiertoe volledig opdracht gegeven. Ook heeft hij naast zijn functie als resident bevoegdheid over de subsidies en het genoemde geld. Slechts met onrechtvaardigheid kan Vosbergen daarbij worden dwarsgezeten, zoals de heren
Danup en
Boucholt hebben
geprobeerd in nov. 1627. Uit de brief d.d. 1 dec.
1627 moeten HHM hebben opgemaakt dat Z.M. in alles heeft voorzien
en Vosbergen opnieuw
is gemachtigd. HHM kunnen dus commissarissen met hem laten
spreken
wanneer personen weer de protesten van Boucholt aanvoeren, niet
weten
van zijn meesters zaken of kwaad in de zin hebben. Z.M. en zijn
dienaren zullen dit te allen tijde erkennen.
HHM zullen Vosbergen in hun vergadering horen, mits hij eerst de nieuwe brieven van zijn koning toont. Vervolgens zullen zij met hem spreken over de tussen secretaris
Gunter en Brasser gerezen onenigheid, zoals uitgebreid is besproken
in de resolutie van 24 juli.
18
De uit
Glückstadt teruggekomen commissaris
Hoogenhouck compareert en bericht over de
situatie in deze stad en in
Krempe. Er moet zo
spoedig
mogelijk meer geld naar deze
plaatsen
worden gestuurd of per
wisselbrief
worden overgemaakt. Ook meldt Hoogenhouck acht dagen geleden op
goed
krediet geld te hebben geleend voor de soldaten.
HHM laten Hoogenhouck zijn rapport schriftelijk indienen.