25 - 08 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De gezanten in
Frankrijk schrijven d.d. Parijs 11 aug. de aan de
koning van Frankrijk en kardinaal
Richelieu gerichte brieven van
HHM d.d. 12 juli te hebben
gegeven aan
Bulluyon.
Hierin wordt gevraagd om vergoeding van de voor
La
Rochelle in
Het Kanaal gezonken
Nederlandse
schepen. In aanwezigheid van
Chateauneuf heeft Bulluyon vervolgens tegen hen
gezegd dat HHM wilden helpen La Rochelle onder volledig gezag
van de
koning te brengen. Bovendien zouden zij in het bondgenootschap met
Z.M.
toestaan niet zonder diens toestemming met hun vijanden
te mogen
onderhandelen. In dat geval zullen HHM spoedig merken
wat men
voor
hen wil doen.
HHM nemen hierover geen besluit.
2
De
koning van Groot-Brittannië schrijft d.d. Southwick 27 juli dat hij de voor hem op de
been
gebrachte cavalerie voorlopig nog niet uit hun huidige ligplaatsen
kan halen. De ruiters zullen echter spoedig betaald worden.
HHM nemen hierover geen besluit.
3
Jan de Mortainge verzoekt ordonnantie van een in mei vervallen jaar rente
ter
vergoeding van de in dienst van HHM gekochte roerende goederen.
Deze rente wordt gerekend tegen 4¼
procent
per jaar, conform
het
akkoord en de inventaris van deze goederen.
Op verzoek van de heren van
Holland geven HHM hun een kopie van dit rekest.
4
In een rekest meldt ontvanger-generaal
Pieter Houffijser dat de
solliciteurs die de
soldij en het kostgeld moeten innen voor de voor de kust van
Vlaanderen en het kruisen van
Het
Kanaal bestemde schepen proberen hun voorschotten uit te
stellen. Ook bericht hij over de overige schepen
en
andere benodigdheden voor de
Admiraliteit te Amsterdam
en de
betaling van het kantoor van de suppliant.
HHM laten het College de genoemde solliciteurs geen zaken meer voor hem afhandelen zonder eerst speciale toestemming van hen te hebben verkregen.
5
Het verzoek van
Arnout Rademaker, burger van Amsterdam, om in dienst van de
koning van Frankrijk
honderdtwintig masten
van
achttien palmen en kleiner te mogen uitvoeren, wordt geweigerd.
6
In een memorie verzoeken enkele
Palts-Neuburgse raden, secretarissen en schrijvers paspoort om van
Düsseldorf met enkele keizerlijke commissarissen
naar
Emmerik
[Emmerich] en terug te mogen
gaan.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
7
De afgevaardigden die het kwart van de konvooien en licenten hebben verpacht berichten dat
Court Danielsz. Backer uit Amsterdam verpachter is gebleven voor 449.000 gld.
Conform het twintigste artikel van de ordonnantie heeft hij onder
ede
beloofd geen schikkingen te zullen treffen.
8
De
pachter van een kwart van de konvooien en licenten verschijnt ter
vergadering met zijn borgen en deelgenoten. Hij verzoekt een
akte van admissie en autorisatie zodat hem wordt toegestaan de
pacht
voor HHM te innen. Daarnaast vraagt hij om de in 1627 door HHM ter
verzekering van het pachtgeld gestelde borgtocht ook voor de
huidige
pacht aan te nemen. In plaats daarvan zou de pachter als dit HHM
behaagt echter ook een andere borgtocht willen stellen.
HHM zullen de in 1627 gestelde borgtocht onderzoeken om daarna over dit verzoek te besluiten.
9
Naar aanleiding van het verzoek van
Dominicus van Weesel laten HHM
Huygens en
Bruninxs de demonstratie bijwonen
van zijn
in
Delft aanwezige uitvinding om havens, rivieren en
grachten uit te diepen. Zij moeten hierover berichten.
10
De
president bericht door Z.Exc. te zijn ingelicht over de klacht van
agent
Carlaton inzake drie
lasterlijke
boekjes of pamfletten met aantijgingen tegen de
hertog van Buckingham. Het betreft
Schryvens van de Rooms keyserlycke majesteits
Biechtvader en Copie van een translaet
van seeckere missive aen den vader van 't collegie van de Jesuyten
binnen Brussel geschreven
1, beide
gedrukt door
Aert Meuris, boekverkoper in de
Papenstraat te 's-
Gravenhage. Het derde werkje,
Satyra off spotversen over de reyse ende wedercompste
van
Bockingam2 is gedrukt door
Willem Jansz.
Blaulaecken, inwoner van de Sint Jansstraat te
Amsterdam.
HHM laten het
Hof van Holland
over de eerste twee pamfletten en de magistraat van
Amsterdam over het derde informatie inwinnen. Zij moeten deze
publicaties laten vernietigen en de auteurs en drukkers ervan
vervolgen
conform de plakkaten van het land. HHM stellen hun gezanten in
Engeland op de hoogte van deze verrichtingen.
11
De
president meldt door Z.Exc. te zijn bericht over de door HHM
goedgekeurde voor wagens en paarden geschikte weg tussen
Hasselt en
Avereest. Deze zou
niet
op de afgesproken locatie en evenmin conform de bedoeling van HHM
worden aangelegd.
HHM verzoeken de RvS na overleg met Z.Exc. aan
Friesland
en
Groningen
te schrijven opdat de genoemde weg conform het eerste concept en op de opgedragen locatie wordt aangelegd.
12
De heren van
Overijssel berichten dat de magistraat van
Deventer hun
op 12 aug. een kopie van een aan hem gerichte brief van de
burgemeesters en raden van
Keulen d.d. 29 juli
heeft
gestuurd. Deze bevat een concept van een door de
koning van Spanje en de
Hanzesteden op
te
richten generale sociëteit met het doel de Nederlandse handel te
vernietigen en een kopie van namens de koning aan de sociëteit
verleende
wetten en privileges.
De heren van
Holland nemen deze stukken mee om te onderzoeken.
13
Secretaris
Huygens compareert en bericht namens de RvS dat de Raad dagelijks
wordt bezocht door en namens de aannemers van de
verdedigingswerken.
Deze willen hun achterstallige betalingen krijgen. Ook is namens de
aannemers een rekest ingediend, waarin wordt voorgesteld hun
ordonnanties te laten betalen met een
verlies van achttien procent in het voordeel van het land. Het
kantoor van de
ontvanger-generaal heeft echter
helemaal geen
geld. Huygens verzoekt HHM hiervoor een regeling te treffen.
HHM laten de Raad adviseren op welke voet men de genoemde supplianten kan tevredenstellen en waarvan deze regeling zou kunnen worden betaald.
14
In een memorie verzoekt
Johannes Schultetus HHM hem een van hun zegel voorziene attestatie te
verlenen dat hij krachtens de geloofsbrieven van de
koning van Denemarken d.d. 27 mei
als
diens wettige resident wordt erkend, audiëntie heeft gekregen en
met
hun afgevaardigden enkele belangrijke zaken heeft besproken.
HHM stemmen in met dit verzoek.
15
De uit
Rotterdam teruggekeerde
Bruninx bericht
met
Nobel krachtens de resolutie
van
21 aug. naar deze stad te zijn geweest. Daar hebben zij geregeld
dat het
gehele eskader van vice-admiraal
Lieffhebber gereed voor vertrek was. Eén
schip van het eskader hebben zij in het
Goereese
Gat
gelegd, drie voor
Brielle en het vijfde voor de
Maas, waar Lieffhebber zelf is opgevaren. Ook
bericht
Bruninx dat de kapiteins
Tou en
Roomer door de
Admiraliteit te Rotterdam
met
twee
konvooiers
zijn gelast om naar
Noorwegen te gaan en de
lorrendraaiers in een
van
de havens aldaar aan te vallen. Daartoe hebben zij op één van de
schepen
iemand aan boord gezet die de lorrendraaiers kent.
HHM bedanken Bruninxs en wachten het slagen af van de door de schepen te ondernemen actie.
16
De RvS adviseert d.d. 21 aug. over het verzoek van die van
Emden. Na overleg met Z.Exc. meent de Raad dat de
commandant door iemand
van
deze regering gelast zou mogen worden met het staatse garnizoen
namens Emden heimelijk de soldaten in dienst van deze stad te
steunen tegen
vijandelijke ondernemingen van de keizerlijken. Dit mag
echter alleen ter verdediging gebeuren.
Vanwege meningsverschillen tussen de provincies stellen HHM een besluit hierover uit.
17
Op verzoek van de op het kasteel
Loevestein gevangenzittende remonstrantse predikanten laten HHM de RvS
ordonnantie voor hen depêcheren voor drie maanden kostgeld à 8
st.
per dag, vervallen sinds 30 april. Ook gelasten zij de
ontvanger-generaal hun eerdere
ordonnantie te betalen.
18
De
prins van Oranje vraagt d.d. 's-Gravenhage 23 aug. om afhandeling van het
verzoek van
Catherina van
Camphuisen,
inwoonster van
Doesburg. Zij wil genoegdoening van die van
Coesfeld voor het door hen veroorzaakte
overlijden en verbranden van haar onschuldige moeder.
HHM laten de RvS de suppliante zo goed mogelijk helpen opdat zij van die van Coesfeld volledige genoegdoening krijgt.
19
In een brief d.d. Enkhuizen 19 aug. bevelen de burgemeesters en raden van
Enkhuizen het rekest aan van
Claes
Maertensz. c.s., burgers van deze stad. De supplianten
vragen
om voorschrijven aan de
admiraal
van
de
koning van Denemarken op de
Elbe en de magistraat van
Glückstadt
opdat het schip van
Pieter Jansz.
Fael
wordt vrijgelaten. Dit schip is aangehouden onder voorwendsel dat
Fael
munitie en andere benodigdheden aan de keizerlijken zou willen
leveren.
HHM stemmen in met het verzochte voorschrijven.
20
Stanislaus de Olesko verzoekt d.d. Leuven 22 aug. teruggave van zijn door de
staatse soldaten afgenomen bagage, geld en goederen.
HHM geven de brief aan de RvS om erover te besluiten.
21
In een rekest klagen de inwoners van
Sint Albertpolder in
Vlaanderen dat ontvanger
Roussel te Sluis hun
contributie heeft verhoogd van de afgesproken 4 pond Vlaams naar
25
pond Vlaams per maand. Zij verzoeken HHM de ontvanger te
gelasten
hen slechts het eerstgenoemde bedrag van 4 pond Vlaams te laten
opbrengen, zoals zij momenteel aan de
koning
van
Spanje betalen.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.
22
Bruninxs brengt ter tafel dat de burgemeesters en raad van
Groningen de in hun stad gevangenzittende en in
het
verdrag van
de gevangenenruil van 3 aug. vermelde jezuïetenpater slechts
vrijlaten,
indien de in
Oost-Friesland verblijvende en nu te
Lingen gevangenzittende
Johan
Simons Vos eveneens wordt vrijgelaten.
HHM verzoeken de burgemeesters en raad van Goningen de genoemde jezuïetenpater
Johannes Alardi vrij te laten mits hij zijn eten en drinken betaalt,
aangezien er in het verdrag van de wederzijdse ruil van gevangenen
te
water speciaal om hem is gevraagd door de vijand. HHM
laten
Berckel via
Johan Kesselaer en op andere
manieren alles
in
het werk stellen om Vosch in vrijheid te stellen.
23
De ter vergadering verschenen afgevaardigden van de
Admiraliteit te Rotterdam
verzoeken HHM ontvanger-generaal
Doublet te gelasten hun assignatie te verstrekken van hun aandeel in
de
defecten van
Utrecht
en
Groningen
in de consenten voor
de
marine van 1622 tot en met
1627. Ook vragen zij HHM om eenmalig de beloofde 100.000 gld. op te
brengen voor de betaling van de op de wachtschepen op de rivieren
dienende
kapiteins en hun matrozen.
HHM gelasten Doublet aan de
ontvanger van het College de verzochte assignatie te verlenen. Inzake
het tweede punt verzoeken zij de afgevaardigden van de provincies
er
bij hun lastgevers op aan te dringen opdat de 100.000 gld. in
aftrek
van het tweede miljoen spoedig wordt opgebracht, zoals deze beloofd
hebben te zullen
doen.
24
Ambtman
Johan Diderick van der Aer compareert. Krachtens zijn eerdere geloofsbrief van de
Kleefse regering d.d. Emmerik [Emmerich] 14 juli
heeft hij op
20
juli mondeling een propositie gedaan, welke hij nu schriftelijk
indient.3
Zowel de
keurvorst van Brandenburg als diens regering hebben dikwijls uiteengezet tot
welke problemen de resoluties inzake de
keurvorstelijke contributies en de kwestie van de vrijheer van
Gent en diens dienaar
Johan Retzer zullen leiden. Toch
verwachten zij
dat
HHM hun nadelige besluiten uiteindelijk zullen intrekken, indien
deze
zoals volgt nader en juist worden beschouwd:
Het bondgenootschap met HHM is opgericht tot het behoud van de keurvorst, terwijl deze door de resolutie daarentegen in groot gevaar wordt gebracht. In het bondgenootschap is nadrukkelijk vastgesteld dat de contributies en andere voor de oorlog bestemde heffingen op uitvoerbare wijze bijeengebracht worden. Zoals eerder uitgebreid is aangevoerd is het huidige beleid van HHM daarmee in tegenspraak.
HHM doen alsof alles tot behoud van de keurvorst gebeurt, maar het is merkwaardig - en tussen bondgenoten ongehoord - dat zij in zijn nadeel niet in overleg met hem willen voortgaan maar deze veranderingen met geweld doorvoeren. Zowel het herstel van de ruiterij van de keurvorst als de inning van de overgebleven contributies behoeven geen grote haast, zodat deze tegen een bondgenoot gerichte resoluties niet zo spoedig zouden moeten worden uitgevoerd.
Door de gevaarlijke keizerlijke processen tegen de keurvorst is deze genoodzaakt uitstel te vragen. Daartoe heeft hij meer reden dan HHM, die eerder zelf inzake het vorstendom
Gulik
[Jülich] en onlangs na het verzoek van de keurvorst genoegzaam hebben
vertraagd.
Indien nodig wil de regering namens de keurvorst in overleg met HHM een controleur over de contributies aanstellen. Deze zou HHM voldoende genoegdoening moeten geven. Meer kunnen HHM als bondgenoten niet van de keurvorst vragen. De Kleefse regering vraagt hun om hun resoluties aan te passen die in strijd zijn met de alliantie en nadelig voor de keurvorst. Tevens moeten zij het verzoek van de keurvorst aangaande de heer van Gent en anderszins inwilligen en de zaak uitstellen totdat de keurvorst de keizerlijke processen heeft afgehandeld. Ten slotte vragen zij om Johan Retzer niet langer de keurvorst en zijn landen te laten schaden en om hun aanbod aan te nemen.
HHM geven de propositie met enkele kopieën van eerdere brieven voor advies aan de RvS.
25
In een memorie verzoekt secretaris
Gunter
Joost Brasser namens HHM
ernstig te gelasten zonder verdere uitvluchten de volgende
documenten aan hem
te
verstrekken:
I Een kopie van het tussen Brasser en
Vosbergen gesloten contract inzake de 90.000 gld.
II Een specificatie van de door Brasser met dat bedrag betaalde posten en bij hem berustende kopieën en kwitanties.
III Een kopie van het met Brasser gesloten contract inzake de wapens.
IV Een kopie van Brassers verdrag met Vosbergen inzake het terugbetalen van de 30.000 rijksdaalder.
V Een speciale beschrijving van de conform dit verdrag betaalde posten met kopieën van de kwitanties. Indien Vosbergen deze afzonderlijke kwitanties heeft ontvangen en daarvoor een generale kwitantie aan Brasser heeft gegeven, verzoekt Gunter een authentiek uittreksel uit het door Brasser of diens dienaar bijgehouden boek of register inzake de genoemde betalingen met aanduiding van de datum en de begunstigden.
Indien HHM Joost Brasser er niet toe kunnen aanzetten in plaats van wapens de herhaaldelijk verzochte 18.000 pond te betalen, vraagt Gunter hun dit bedrag op te brengen opdat de toegezegde 50.000 pond volledig is betaald.
HHM gelasten Joost Brasser uitdrukkelijk binnen acht dagen na insinuatie de verzochte kopieën aan hen te geven. Het laatste verzoek van Gunter nemen zij vooralsnog in overweging.
26
Naar aanleiding van het op 19 aug. door
Bruninx,
Schaffer en
Schotte ingediende verbaal
schrijven
HHM hun afgevaardigden ter inspectie van de werken ter verbetering
en
uitdieping van de
Rijn en
IJssel.
Deze moeten zo spoedig mogelijk het achter de krib gelegen gat
naast het
Kleefse Spui laten dichten en de
krib
aan de dijk van het
Kleefse land herstellen zoals
deze voor de
breuk is
geweest. Ook moeten de afgevaardigden de Vosselsche
krib
[de nieuwe leikrib in het
Vossegat] boven de 105
vastgestelde
roeden met tien tot twaalf roeden
laten verlengen,
behalve als zij redenen hebben dit niet te doen. In dat geval
moeten
de afgevaardigden daarover zo spoedig mogelijk berichten.