26 - 08 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
HHM zullen conform het advies van de RvS antwoorden op de op 17 aug. ontvangen brief van graaf
Ulrich van Oost-Friesland.
2
Jacob Lucasz., ontvanger-generaal van de Admiraliteit in het
Noorderkwartier, verzoekt vergoeding van het makelaarsloon van
het door
hem ten laste van het land geleende geld vanaf het
begin
van de betaling ervan. Dit is in overeenstemming met wat de
ontvanger-generaal en de andere ontvangers van de
Admiraliteitscolleges
betaald krijgen.
HHM vragen hierover advies aan de
Generaliteitsrekenkamer.
3
HHM zullen de beroepszaak van
Rogier van Brouchoven c.s., eisers in de beroepszaak tegen de 35 ruiters van
Bergen op
Zoom, in de vergadering onderzoeken en erover besluiten.
Zij dragen deze dus niet over aan enkele heren of
rechtscolleges.
4
De
president bericht dat er uit de provincies geen geld is gekomen voor
de betaling van de twee maanden subsidie voor de
koning van Denemarken. In hun
brieven
van 17
juli en 2 en 22 aug. hebben HHM ernstig verzocht dit geld voor
het
onderhoud van het garnizoen in
Glückstadt aan te
wenden. Door het uitblijven van de betaling kan deze stad wellicht
in
grote problemen komen.
HHM machtigen resident
Aissma of commies
Hartman om in
Hamburg een wisselbrief te trekken van 10.000
rijksdaalder op een koopman uit
Amsterdam met wie
men dit kan
overeenkomen. Dit geld moeten zij voorlopig aan het onderhoud van
het
garnizoen
te Glückstadt besteden. De afgevaardigden van de provincies
beloven
op de vervaldag van deze wissel hun quote daarin te betalen.
Zeeland
verklaart echter zijn
lastgevers
hierover te
schrijven.
5
In een memorie vraagt
Morisset, secretaris van ambassadeur
D'Espesses, om tweehonderdvijftig in
Amsterdam in beslag genomen okshoofden wijn vrij
te
geven. De
koning heeft deze aan de
heer
De Toiras gegeven. De
goederen
zijn op het
Île de Ré geconfisqueerd van zijn
onderdanen die de kant van de Engelsen hadden gekozen.
HHM geven de memorie aan de burgemeesters en regeerders van Amsterdam om erover te berichten.
6
HHM lezen het rekest van de in het voordeel van de Portugezen
Caspar Febos en
Bernardo Cardoso en
Willem Bouwensz. Keert de Koe
door de
Admiraliteit te Rotterdam
veroordeelde
Baudewyn de Man. De
Man
verzoekt de winnende partij te gelasten de uitvoering van het
vonnis
op te schorten totdat het Admiraliteitscollege over de op 19
aug. door HHM gestuurde stukken van de supplianten heeft
bericht.
HHM geven dit rekest aan het College. Zij gelasten hem spoedig daarover en over de eerdere stukken te berichten of de klachten van de supplianten te verhelpen.
7
De RvS adviseert d.d. 25 aug. over de zaak van de gevangen
Symonides Ritz. Bij controle van de documenten inzake de
Gulik
[Jülich]se
contributies heeft de Raad in een met de letter 'A' aangeduide
rekening
geconstateerd dat het ambt
Grevenbroich, waaronder
Ritz
valt, is aangeslagen voor 2.340 rijksdaalder per jaar. Voor de
afgelopen zes jaar tussen juni 1622 en juni 1628 moet dus 14.040
rijksdaalder worden betaald.
Desondanks besluiten HHM Ritz uit de gevangenis te ontslaan indien hij 15.000 gld. en de gevangeniskosten betaalt. Deze bedragen worden afgetrokken van het aandeel van het ambt Grevenbroich in de Gulikse contributies.
8
De heren van
Gelderland stellen voor het plakkaat op de monstering nog aan te passen.
De monstercommissarissen zouden de militairen kunnen monsteren in
aanwezigheid van twee afgevaardigden van de magistraat van de
garnizoenssteden. Ook zouden de rollen van de compagnieën na de
monstering in aanwezigheid van deze afgevaardigden moeten worden
gesloten.
Voordat HHM hierover besluiten vragen zij advies aan de RvS.
9
De
Gedeputeerde Staten van het Kwartier Nijmegen
verzoeken d.d. Nijmegen 11 aug.
Johan van de Clooster, kapitein in garnizoen op de redoutes langs de Waal in de
Nederbetuwe, een geschikt onderdak op kosten van het land of
behoorlijke servitiën te geven.
HHM geven de brief aan de RvS om erover te besluiten.
10
De
Gedeputeerde Staten van het Kwartier Nijmegen
sturen d.d. 10 aug. een rekest van
Dirck van Brienen en
Jan Jacobsz. van Esch, bijgenaamd
Boer Jaep, kapiteins van de matrozen op de oorlogsschepen
langs de redoutes in de Overbetuwe. Van Brienen en Van Esch hebben
hun
ingelicht over de zorgwekkende situatie waarin zij zich met hun
matrozen
bevinden vanwege het slechte beleid van de
Admiraliteit te Rotterdam
inzake hun onderdak,
levensmiddelen en wapens.
HHM geven een kopie van de brief en het bijgevoegde rekest aan het College om erover te besluiten en een regeling te treffen.
11
De RvS bericht over een brief van de
Gedeputeerde Staten van Friesland
d.d. Leeuwarden 7 augustus. Op advies van de
stadhouder hebben zij toegezegd voorlopig enkele onder kolonel
Balfour in dienst van de
koning van Groot-Brittannië
gelichte
compagnieën ruiters in hun provincie in te kwartieren. De
Gedeputeerden verzoeken ingelicht te worden op welke voet de
servitiën voor de ruiters, kurassiers en haakbusschutters is
gesteld
en met name hoeveel aan deze ruiters moet worden betaald aan
servitiën en
veevoer.
HHM laten de RvS een nauwkeurig overzicht aan de Gedeputeerden sturen van de voor het land gebruikelijke servitiën aan de ruiters. Daarbij moet de Raad verklaren dat inzake het veevoer geen regeling bestaat en dat de Gedeputeerden zich voor de verzekering van de betaling van de servitiën, het veevoer en anderszins moeten wenden tot
Philippe Calandrini of iemand anders namens Z.M. HHM zullen zich hiermee immers
niet inlaten.
12
HHM vragen de binnengekomen ontvanger-generaal
Doublet alles in het werk te stellen om de op
Zeeland
gerepartieerde compagnieën van het
regiment van
Candale conform hun
resolutie van 22 aug. nog drie keer soldij voor te schieten.
Doublet
belooft hiervoor zijn uiterste best te doen.
13
De
Gedeputeerde Staten van Utrecht
schrijven d.d. Utrecht 14 aug. hun aandeel in het tweede miljoen te hebben betaald.
HHM geven de brief aan de
ontvanger-generaal om erover te berichten.
14
Het verzoek van
Judith en
Johanna Agileus om het
door wijlen hun broer ontvangen traktement van 10 gld. per maand
aan
hen te verlenen, geven HHM voor advies aan de RvS.
15
Anna Meijrincx, weduwe van luitenant-overste
Valckenburch, verzoekt vergoeding
van de door haar man
bedrag uitgegeven 1.895 gld. 10 st. aan het werven van een
compagnie
infanterie in dienst van het land onder het regiment van overste
Hatzvelt. Hiervan kan de reeds
ontvangen 500 gld.
worden afgetrokken.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.
16
HHM depêcheren ordonnantie op de declaratie van kamerbewaarder
Jan van Herdersum inzake zijn tussen 27 juli en 21 aug. voorgeschoten 79 pond
7
st., waaronder 42 pond aan brandhout.
17
HHM depêcheren ordonnantie op de declaratie van de bij de verpachting van het kwart uitgegeven onkosten en vacaties à 33 gld. 8 st.
18
HHM achten de door de pachter en zijn deelgenoten in 1627 gestelde borg voor de betaling van het kwart van de konvooien en licenten onvoldoende, noch van toepassing op de huidige verpachting. Zij gelasten de pachter en zijn deelgenoten binnen een maand een toereikende borg van 100.000 gld. te stellen, gestaafd door de magistraten van hun verblijfplaatsen. Zij mogen slechts aanspraak maken op het gewoonlijke voorschot van 40.000 gld. voor hun onkosten en de betaling van hun officieren, wanneer de genoemde borg op deze manier is gesteld. Wel mogen zij hun pacht uitvoeren, waartoe hun een akte wordt verleend.
19
HHM lezen het rekest van
Henderick Joppen en zijn reders, woonachtig te Gouda. Joppen is met zijn
schip en goederen in
Calais door de Fransen
opgebracht. Om de confiscatie van zijn schip en goederen op te
heffen verzoekt hij een repressaillemaatregel te treffen
tegen de Franse goederen.
HHM kunnen nog geen represailles treffen. Wel laten zij hun gezanten in
Frankrijk er bij de raad van de
koning en elders ernstig op aandringen het
schip en de goederen aan de supplianten terug te geven en
maatregelen
treffen tegen deze en dergelijke gewelddadigheden.
20
Burgemeester
Berckel, gecommitteerd tot de wederzijdse gevangenenruil,
compareert. Hij vertelt dat
Willem
Worchmans, burgemeester te Geldern, en
Ambrosius Faes, burger van
Geldern, op
18 juni
1627 door enkele soldaten van de garnizoenen te
Grave,
Emmerik
[Emmerich] en
Rees in het bos bij
Meurs zijn gevangengenomen en in Grave zijn
gevangengezet. Op bevel van HHM zijn zij onder borgstelling
ontslagen.
Uiteindelijk heeft de RvS in een vonnis d.d. 31 dec. 1627 Worchmans
en Faes en hun
goederen in 's-
Gravenhage, waar hun zaak heeft
gediend, als rechtmatige buit beschouwd. Zij zijn
veroordeeld
tot de betaling van 2.000 gld. en de kosten, waartoe hun borg in
Nijmegen is ingevorderd. Aangezien Worchmans en
Faes
kennelijk
zijn inbegrepen in het op 3 juli 1627 te
Roosendaal
gesloten verdrag van de wederszijdse gevangenenruil, verzoekt
Berckel
HHM te regelen dat zij de genoemde 2.000 gld. terugkrijgen.
HHM geven de zaak in handen van de RvS. De Raad moet berichten hoe men deze kan herstellen of verdedigen.