29 - 09 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
In een rekest meldt
Gillis Carpentier, koopman te Rotterdam, dat
Dirck
Gerridtsz. Wittepaert konvooi heeft moeten betalen
vanwege het
uitvoeren van ingeladen goederen waarmee hij van zee op de
Maas was gekomen. Hij heeft echter geen last
gebroken. Carpentier vraagt om hem het konvooigeld terug te betalen
of
dit te verrekenen met andere uitgaande goederen.
HHM geven het rekest aan de
Admiraliteit te Rotterdam
om erover te berichten.
2
In een rekest klagen de huidige pachters van het kwart dat de
Admiraliteit te Rotterdam
zich bij het vonnissen inzake de tien in
Zaltbommel aangehouden vatten met staal niet heeft gehouden aan het
zestiende artikel
van het plakkaat op de heffing van de konvooien en
licenten.
Zij verzoeken HHM het vonnis nietig te verklaren en de gedaagde
te
veroordelen tot inbeslagname van zijn staal en de boete van 300
gld.
HHM schrijven het College het vonnis in strijd te achten met het zestiende artikel van het plakkaat op grond waarvan de konvooien en licenten in aanwezigheid van zijn afgevaardigden zijn verpacht. Derhalve dienen de raden zo spoedig mogelijk de onderbouwing van hun vonnis in te dienen. HHM verklaren hierbij dat op deze manier de door de provincies geconsenteerde subsidie van de marine wordt benadeeld.
3
Het verzoek van koopman
Joost Willemsz. Nieukercken om drie- à vierhonderd schippond touw te mogen
uitvoeren mits hij daarover belasting betaalt, wijzen HHM van de
hand.
4
In een rekest meldt brugmeester
Jan Jansz. Gernou bij afrekening van zijn in 1627 verrichte diensten nog
90.000
Kar.gld. tegoed te hebben. Hij verzoekt HHM de betaling hiervan
te
regelen.
HHM geven het rekest aan de RvS met het verzoek de suppliant zo spoedig mogelijk tevreden te stellen.
5
HHM lezen een rekest van de
Directeurs van de Levantse Handel
. De in Tunis verblijvende consul
Verhaer heeft namens voormalig ambassadeur
Pynaecker een particuliere obligatie op zich
genomen van 1.300 realen van achten tegen een maandelijkse rente
van 2
½ procent. De Directeurs verzoeken dit bedrag met de
bijbehorende
rente te betalen van het geld dat Pynaecker nog tegoed heeft van
HHM.
HHM verzoeken
Van der Dusse en
Beaumont de
bespreking van de enige tijd geleden aan hen gegeven brief met
stukken
van de supplianten af te ronden. Te zijner tijd zullen zij dit
verzoek
in acht nemen.
6
Jan Willemsz. Verboogen verzoekt
Boudewyn de
Man te bevelen conform de
resolutie van 2 sept. zo spoedig mogelijk alsnog zijn belangen
aan te geven tegen zijn voorstel aangaande het maken van
salpeter.
HHM laten De Man c.s. hun redenen binnen acht dagen opgeven.
7
Op verzoek van
Sebastiaen Bolleman, oud-burgemeester van Schiedam, laten HHM de
Admiraliteit te Rotterdam
alsnog
berichten over diens op 14 sept. aan haar opgestuurde rekest.
8
Jan Adriaensz. van der Burch en
Symon Adriaensz. van
Groenewegen hebben conform de beschikking van 30 aug. hun
verzoek aan mr.
Vloswyck,
gemachtigde
van de kinderen en erfgenamen van
Maria de Coninxs, doen aanzeggen
door
Cornelis van de Hooch,
gerechtsbode van 's-Gravenhage, om daarop binnen zes dagen te
reageren.
De tegenpartij heeft echter geantwoord dat een deurwaarder van HHM
de
aanzegging zou moeten doen. Desondanks verzoeken de supplianten een
beschikking op hun rekest.
HHM laten de aanzegging conform de beschikking nogmaals door een deurwaarder van hen doen.
9
Op verzoek van
Herman Spies, ambtman te Honsberg in het Land van Gulik [Jülich], geven
HHM hem
toestemming om vier koetspaarden en een rijpaard naar
Honsberg te mogen vervoeren, mits hij daarover 's
lands belasting betaalt.
10
Een brief van agent
Brederode d.d. Bazel 15 sept. behoeft geen resolutie.
11
De burgemeesters, schepenen en raad van
Goch berichten d.d. Goch 23 sept. dat op 21 sept. tussen een en
twee uur 's nachts driehonderd keizerlijke soldaten in de omgeving
van
hun stad zijn gelegerd. Er werd bekendgemaakt dat acht
compagnieën onder bevel van de
graaf van
Cuculi in hun stad en nabijgelegen steden zullen worden
ingekwartierd. Uit de door de
Palts-Neuburgse aan
de
Kleefse raden geschreven brief blijkt dat dit
rechtstreeks in strijd is met de neutraliteit. Die van Goch
verzoeken
HHM te helpen bij het behouden van hun neutraliteit.
HHM geven de brief aan de RvS. De Raad moet deze bespreken met Z.Exc. en adviseren wat er verder aan kan worden gedaan.
12
De binnengekomen secretaris
Huigens meldt namens de RvS dat deze de in zijn handen gekregen
brief van de burgemeesters en raad van
Tiel van
15
sept. heeft onderzocht. De Raad meent dat
Willem
Stevensz. Beenhacker zou mogen worden vrijgelaten,
aangezien
hij zich eerder op fort
Crèvecoeur heeft gemeld bij
Cassiopijn, een officier van het
land.
HHM nemen dit advies over. Zij verzoeken de RvS dit aan de magistraat van Tiel te antwoorden en verder al het noodzakelijke te doen.
13
In een rekest meldt
Rodolff van Marteloch, burger van Nijmegen, dat de
keurvorst van Trier hem tegenwerkt bij het
verwerven van de investituur van door hem geërfde leengoederen op
de weide bij
Koblenz in het keurvorstendom
Trier en het ontvangen van negen jaar pachtgeld.
Hij
vraagt HHM om hem een represaillebrief te verlenen op enkele in
de
Overbetuwe gelegen goederen en het
karthuizerklooster
bij Koblenz of te gelasten dat de nu in
Emmerik
[Emmerich]
aanwezige afgevaardigden van Trier worden aangehouden en
vastgehouden totdat zij bij de
keurvorst de investituur voor de suppliant hebben geregeld.
HHM laten de in
Huissen met de afgevaardigden van Trier in vergadering zijnde
kanselier van Gelderland dit
rekest met hen bespreken. De afgevaardigden
moeten door bemiddeling met de keurvorst regelen dat de suppliant
wordt tevredengesteld. Als dit is gebeurd, zullen HHM andere
benodigde
voorschrijvingsbrieven overwegen.
14
Een brief van kapitein
Beringen d.d. Groenlo 16/26 sept. behoeft geen resolutie.
15
HHM lezen het rekest van de door de inwoners van een deel van
Fivelingo gemachtigde hoofdeling
Bernert
Schaffer. In de uitspraak van HHM tussen
Groningen en
Ommelanden van 17
juni
wordt gesteld dat de landen tot de
algemene maat zouden worden teruggebracht. Namens de inwoners van
de genoemde Ommelanden verzoekt de suppliant de
maat van deze gebieden tot vijftien voet per roede en 240 roede
per gras
te mogen terugbrengen.
HHM verwijzen de suppliant naar de
stadhouder van de provincie, die zij verzoeken deze zaak af te
handelen.
16
HHM lezen het door de afgevaardigde van de stad
Groningen ingediende uittreksel van de over de uitvoering van hun
uitspraak van 17 juni gerezen conflicten tussen stad en
Ommelanden.1
Voordat HHM hierover besluiten, geven zij een kopie aan de afgevaardigden van Ommelanden.
17
HHM bespreken het op 22 sept. door de afgevaardigden van de
Ommelanden ingediende tegenvoorstel. Daarin wordt ter begunstiging van
de verponding van de huizen in
de Ommelanden verzocht
commissarissen hierbij te laten helpen, aangezien zij geen
overeenstemming
kunnen bereiken met de stad
Groningen
over de voet en inning van deze verponding.
Essen,
Noortwyck,
Beaumont,
Hertevelt,
Eysinga en
Marienburch moeten beide partijen horen en
overeenstemming tussen hen bereiken of de geschillen anderszins
oplossen.
18
De heren van
Holland berichten dat hun
Gecommitteerde
Raden
tweeduizend stukken ijzeren kogels van 28 pond
per
stuk uit het magazijn van Holland hebben gehaald. Deze hebben zij
verkocht aan
Elias Trip, aangezien de kogels
een
ander kaliber hebben dan 's lands kanonnen. Bij de koop heeft Trip
bedongen dat hij de kogels naar neutraal gebied mag uitvoeren.
Daartoe
verzoeken de heren van Holland consent en paspoort voor
hem.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
19
Jan Jansz., boekverkoper te Amsterdam, toont de goedkeuring van de
theologische universiteit
Franeker inzake de door
de
daaraan verbonden professor
Amesy
geschreven boeken.
HHM zullen het op 29 aug. aan Jansz. toegekende octrooi opmaken opdat hij deze boeken gedurende acht jaar exclusief mag uitgeven.
20
Een brief van de gezanten in
Frankrijk d.d. Parijs 15 sept. behoeft geen resolutie.
21
Carpentier, voormalig gouverneur van Oost-Indië, compareert in
aanwezigheid van enkele bewindhebbers van de
VOC
. Krachtens de resolutie van 14 juni dient
hij zijn rapport in over de toestand in
Oost-Indië
ten tijde van zijn vertrek. De bewindhebbers verzoeken het rapport
in het voordeel van het land en de Compagnie aan te wenden. Ook
vragen
zij HHM een datum af te spreken waarop de aan beide kanten
openstaande
posten onderling kunnen worden afgerekend.
HHM antwoorden de bewindhebbers daartoe reeds commissarissen te hebben aangewezen. Deze zullen de rekening onderzoeken en geschikte maatregelen nemen.