17 - 10 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Naar aanleiding van het op 12 okt. opgestelde advies van de RvS over het rekest van ontvanger-generaal
Johan Doublet nemen HHM diens broer
Phillips
Doublet provisioneel aan als ontvanger-generaal. De
administratie van Johan moet dan wel volledig gescheiden blijven
van
die van zijn broer. Bovendien moet hij verantwoording
afleggen over zijn beheer tot en met 1628, alle reeds
gedepêcheerde
of
nog te depêcheren ordonnanties voor 1628 en eerdere jaren
betalen, van de provincies de consenten innen en ontvangen en met
deze een overzicht van hun betalingen opstellen. Binnen een jaar
moet de
suppliant alle rekeningen van zijn beheer inleveren bij de
Generaliteitsrekenkamer
. Daar
dienen
deze passend te worden gesloten, zodat HHM op de hoogte zijn van de
aan
het kantoor gedane betalingen van de provincies.
Op grond hiervan zal het beheer van Phillips Doublet na het stellen van een passende borg ingaan in 1629. Dit beheer blijft gescheiden van de vorige administratie, maar voor de rentedragende leningen op last van de Generaliteit moeten zijn obligaties indien nodig worden bekrachtigd met het krediet van zijn broer.
Voordat HHM commissie voor Phillips Doublet als ontvanger-generaal verlenen, hem de vereiste eed laten afleggen of het beheer laten doen, zullen HHM een nauwkeurige instructie opstellen, waaraan hij zich dient te houden. Hiertoe wijzen zij
Huigens,
Bas,
Beaumont,
Ploos,
Veltdriel,
Aelbertsz.,
Schaffer en thesaurier-generaal
Van Goch aan.
2
De
president vraagt de afgevaardigden of de provincies conform
het schrijven van HHM van 15 sept. gereed zijn hun consenten te
geven
voor het door
Holland
ingediende
plan aangaande de generale verantwoording van de vijf speciën. De
heren van
Utrecht en
Friesland
verklaren hierover een besluit van
hun
lastgevers te hebben, doch die van
Gelderland,
Zeeland,
Overijssel en
Groningen dragen hiertoe geen last.
HHM schrijven deze provincies nogmaals zo spoedig mogelijk hun resolutie door te geven en daartoe indien nodig een bijeenkomst te houden. Door langer uitstel kunnen immers de financiën afnemen. HHM verzoeken Z.Exc. om hun verzoek met aanbevelingsbrieven aan de achterblijvende provincies te ondersteunen.
3
Jan Claesz. Koenen, burgemeester te Waardhuizen in het Land van Altena,
verzoekt zijn koren, hooi en zuivel en andere goederen te mogen
vervoeren naar en verkopen in 's-
Hertogenbosch of
elders in
Brabant.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
4
HHM resumeren de op 28 mei aan ambassadeur
Oosterwijck geschreven brief. Zij onderzoeken wat hem verder gelast moet
worden aangaande de begunstiging van het beloofde subsidie.
Voorlopig laten HHM het hierbij. Men wacht op de door de ambassadeur te verrichten nadere inspanningen naar aanleiding van de brief.
5
Op verzoek van
Geertruijt Woesthuisen, weduwe van
Cornelis van
Hastenburch, voormalig kapitein over een compagnie
infanterie
in dienst van
Z.M. van Denemarken,
verlenen HHM haar voorschrijven aan de Deense koning of diens
stadhouder. Zij wil terugbetaling
van
het door haar man in dienst van Z.M. voorgeschoten geld.
6
Bericht wordt dat verschillende Nederlandse kooplieden en schippers door officieren en andere ondergeschikten van de
koning van Frankrijk ernstig schade hebben geleden, zowel door het tot zinken
brengen van hun schepen voor
La Rochelle als door
het
bij andere gelegenheden confisqueren van hun handelswaar.
HHM laten de zeesteden zo spoedig mogelijk een overzicht sturen van de omvang en aard van de door toedoen van de Fransen geleden schade van hun inwoners. Dit kan door de ambassadeurs in
Frankrijk of anderszins gebruikt worden in het voordeel van de inwoners
en de toestand van het land.
7
De
koning van Denemarken verzoekt d.d. Kopenhagen 29 aug. om ten behoeve van
administrator
Christian Wilhelm
7.000
rijksdaalder te verstrekken. Dit bedrag kan worden voorgeschoten
van het
door de
koning van Engeland
krachtens
een verdrag aan Z.M. beloofde subsidie.
HHM verklaren geen beheer te hebben over geld van de Engelse koning. Ook is de Republiek financieel niet in staat geld voor te schieten van deze subsidie.
8
Naar aanleiding van het verzoek van hofmeester
Jan de Mortangie gaan HHM ermee akkoord ordonnantie van 400 gld. voor hem te
depêcheren in aftrek van het defroyement van ambassadeur
Baugij.
9
In een memorie meldt commissaris
Hoogenhouck dat de door de provincies op te brengen twee maanden
subsidie voor de
koning van
Denemarken
niet geheel toereikend zullen zijn voor de betaling van de
wekelijkse
soldij voor
Glückstadt. De door
resident
Aissma in
Hamburg
getrokken 50.000 gld. is immers al uitgegeven. Er is nog wel een
aanzienlijke hoeveelheid van de door HHM naar Glückstadt gestuurde
levensmiddelen op voorraad. Vanwege de naderende ongunstige
omstandigheden van het winterseizoen zou het nodig zijn om de stad
voor
drie maanden van geld en vivres te voorzien.
Daarnaast vraagt Hoogenhouck of het niet nuttig is als HHM iemand zouden machtigen om in noodgevallen voldoende geld voor het onderhoud van het garnizoen op hen te trekken.
HHM laten Hoogenhouck onmiddellijk naar Glückstadt afreizen. Daarvandaan moet hij hun berichten over de toestand in de stad. Intussen schrijven HHM de provincies binnen vier of maximaal vijf weken drie maanden subsidie voor de Deense koning op te brengen, waarvoor de RvS enkele dagen eerder de decharges heeft gegeven. Dit geld wordt tot behoud van Glückstadt aangewend.
10
Johanna Turck, weduwe van
Sir Henry
Leveston, verzoekt haar drie
zonen
Johan,
Jannes en
Alexander
Leveston aan te stellen in de voormalige compagnie van
hun
vader. Deze staat tegenwoordig onder bevel van
Patrich Murrey.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.
11
De baron van
Monschau verzoekt de commandanten van de staatse garnizoenen te
gelasten hun soldaten te verbieden om de inwoners van
Oijen en nabijgelegen huizen te plunderen. Ook
vraagt
hij de inwoners van Oijen het bezit van kleine schuiten toe te
staan
waarmee zij bij hoogwater op de dijken kunnen komen. Ten slotte
verzoekt Monschau om de inwoners onder borgstelling de voor
hun
bouwactiviteiten benodigde paarden vrij te laten invoeren.
HHM geven het rekest aan de RvS om erover te beslissen.
12
Naar aanleiding van de vraag naar de grondslag voor het onderzoeken en besluiten van de beroepszaak van
Rogier van Brouchoven tegen een groep ruiters uit
Bergen op Zoom
laten HHM hun afgevaardigden conform eerdere resolutie een status
questionis opstellen. Als alle provincies hiervan
een
afschrift hebben, kan er in de vergadering een passend besluit over
worden genomen.
13
HHM laten
Culenborch,
Noortwyck,
Beaumont,
Ploos,
Eysinga,
Haersolte en
Schaffer ambassadeur
Baugy verwelkomen.
14
Agent
Carlaton compareert en dient een propositie in.1
Op speciaal bevel van zijn
koning zal Carlaton HHM meer uitleg geven over de kwestie
Amboina
[Ambon]. Z.M. is via hun
ambassadeurs
verzocht getuigen te sturen die aan de slachting van hun
collega's en vrienden aldaar zijn ontsnapt en naar
Engeland zijn gevlucht. Zij leven nog en kunnen
worden
ondervraagd en onderzocht door de hier door HHM aangestelde
rechters.
Deze kunnen tevens de door de omgebrachte personen achtergelaten
originele documenten onderzoeken, evenals de verklaringen van hun
onschuld enkele uren voor hun dood.
Er is geen wet of praktijk tussen Engeland en de Republiek om in dergelijke zaken getuigen uit een ander rechtsgebied persoonlijk te laten verschijnen. De koning denkt dat de rechtmatig afgenomen getuigenissen moeten worden gebruikt om de getuigen te overtuigen naar Nederland te reizen. Om verschillende redenen kunnen de genoemde getuigen echter niet gedwongen worden om de gewenste reis te ondernemen. Zij kunnen vasthouden aan hun voorrechten. Z.M. heeft hen niet kunnen dwingen, omdat het niet conform de wetten en praktijk van de staat is wanneer een vorst zijn onderdanen zou dwingen vanwege dit soort zaken hun rechtsgebied te verlaten. Als HHM nog blijven aandringen op meer getuigenissen en verklaringen van de onderdanen van Z.M. dienen zij daartoe een of twee rechters naar Z.M. te sturen of commissarissen te machtigen om te helpen verklaringen af te nemen.
De documenten waarvan men het origineel heeft gevraagd, heeft Z.M. laten bezorgen aan de agent van de Engelse Compagnie om te worden getoond aan de genoemde rechters. Deze bevatten als bewijsmateriaal veel verklaringen en getuigenissen van mensen die de geëxecuteerden hebben gekend. Z.M. bewaart de authentieke kopieën van alle stukken voor het geval de op verzoek van HHM gestuurde originelen per ongeluk of toevallig verloren gaan.
Z.M. heeft Carlaton verder gelast te verklaren binnenkort een besluit van HHM te verwachten. Het is echter niet zijn bedoeling de zaak Amboina geheel aan het oordeel van de rechters van HHM voor te leggen. Hij wil zich het recht voorbehouden om zelf een beslissing te mogen maken. Dit blijkt uit de vele aanzeggingen die namens Z.M. aan ambassadeur
Joachimi, aan gezant
Catz en
dikwijls door
Dorchester aan HHM
zijn
gedaan.
15
HHM stemmen in met het mondelinge verzoek van agent
Carlaton om duizend pakken uit
Engeland afkomstige
kleding in
Amsterdam te mogen
lossen en invoeren, mits hij een kwart van het konvooi betaalt.
Vanwege
de verpachting van de konvooien zou kwijtschelding in het nadeel
van
het land zijn. De kleding is gedeeltelijk bestemd voor de troepen
van
Morgan en gedeeltelijk voor
transport
naar
Denemarken.